Beethoven: Cellosonate nr. 1 in F, op. 5 nr. 1 – nr. 2 in g, op. 5 nr. 2 – nr. 3 in A, op. 69 – nr. 4 in C, op. 102 nr. 1 – nr. 5 in D, op. 102 nr. 2 – Twaalf variaties in G over ‘See the conqu’ring hero comes’ uit Händels Judas Maccabeus, WoO 45 – Twaalf variaties in F over ‘Ein Mädchen oder Weibchen’ uit Mozarts Die Zauberflöte, op. 66 –
Zeven variaties op ‘Bei Männern, welche Liebe fühlen’ uit Mozarts Die Zauberflöte, WoO 46 Wat in deze uitvoeringen vooral opvalt is het communicatieve karakter ervan, het gemak waarmee dit duo fraseert, articuleert en nuanceert, enerzijds dynamisch en krachtig, anderzijds intiem en lyrisch. De lange melodielijnen worden subliem uitgewerkt, maar ook de krachtige sforzati en syncopen zijn bij deze twee topmusici in de beste handen. Geen wonder dus dat ik al snel I werd meegezogen in die zo contrastrijke parcours, van Beethovens eerste serieuze verkenningen op dit gebied (de beide sonates op. 5) tot de laatste met hun onpeilbare roerselen (de beide sonates op. 102). Het is een lange weg geweest, van de drie door Bach gecomponeerde sonates voor gamba en klavecimbel BWV 1027-1029, de eerste volwaardige werken in het genre, naar Beethovens groots aangelegde cellosonates, die zich – het ligt voor de hand – op een discografisch reservoir van inmiddels uitbundige proporties mogen verheugen. Beethoven schreef slechts een beperkt aantal stukken voor cello en piano: niet meer dan vijf sonates (daarentegen tien vioolsonates) en drie variatiewerken plus een bewerking voor cello en piano van de Hoornsonate op. 17. Maar ze reiken wel vanaf Beethovens creatief vroege tot zijn late jaren: op. 5 ontstond in 1796 (hij had zich vier jaar eerder definitief in Wenen gevestigd), op. 102 bijna drie decennia later, in 1815. De Cellosonate in A, op. 69, voltooid in 1808 en opgedragen aan ‘Freiherr’ Ignaz von Gleichenstein, bevat zoveel melodische rijkdom, expressieve intensiteit en verrassende harmonische wendingen dat het voor ieder duo een ware staalkaart vormt van waar het wel of juist niet toe in staat is. Overigens: hoe zou deze sonate in 1809, hebben geklonken, tijdens de première door de cellist Nikolaus Kraft en de pianiste Dorothea von Ertmann (een talentvolle leerlinge van de componist, aan wie hij de Pianosonate nr. 28 op. 101 opdroeg)? Het eerste werk dat ik op dit dubbelalbum beluisterde was dus op. 69, waarin de Franse cellist Michel Strauss en de Belgische pianist Jean Claude Vanden Eynden zoveel flair, charme, virtuositeit en passie aan de dag leggen dat ik de ‘repeat’-toets op de cd-speler maar heb ingedrukt om met de partituur op schoot het gehele vertolkingsproces een aantal keren achtereen te volgen, waarbij ik steeds weer werd getroffen door het temperamentvolle karakter van deze uitvoering, de technische beheersing en het structurele inzicht dat dit duo aan de dag legt. Waarna een tweede ‘proeve van bekwaamheid’, eigenlijk veel meer dan dat, volgde: het Adagio con molto sentimento d’affetto van op. 102/2, voor mij eveneens een toetssteen ten aanzien van uitdrukkingskracht. Opnieuw werd ik getroffen door de expressieve diepgang die de beide musici hier weten te bereiken, wat mij prompt deed herinneren aan die bekende uitspraak van de componist dat muziek een hogere openbaring is dan alle wijsheid en filosofie. Maar ook dat musiceren zonder passie onvergeeflijk is, een ‘zonde’ die dit formidabele duo zeker niet kan worden aangerekend! Ook de drie variatiewerken (veel meer dan slechts een aanvulling op de vijf sonates) zijn volmaakt qua toonvorming, ritmische pregnantie en precisie, afwisselend flamboyant en intiem. Daan van Aalst legde deze productie, die tot stand kwam in samenwerking met het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, in de Amare Studio 2 vlekkeloos vast. Kortom, aan werkelijk alles is voldaan om voor dit dubbelalbum warm te lopen. Al doet Et’cetera in dit geval ook zichzelf concurrentie aan, want op het zelfde label verscheen ruim een decennium geleden maar nog steeds verkrijgbaar dit oeuvre uitgevoerd door de celliste France Springuel en de pianist Jan Vermeulen (zij het op fortepiano); en dan ook nog met als niet te versmaden ‘toetje’ de door Beethoven zelf voor cello en piano bewerkte Hoornsonate in F, op. 17 (de gehele set heb ik hier besproken). Die wat mij betreft zeker een plaatsje op dit nieuwe album had verdiend.