Zoek
Sluit dit zoekvak.

Onze website is vernieuwd, geef zelf je evenementen in. Heb je een fout gezien. Mail ons!

De jonge Antonio Cocomazzi (°1973) kreeg in 1998 op 25-jarige leeftijd de opdracht om een requiem mis te componeren ter ere van Padre Pio, pater in het klooster van San Giovanni Rotondo. De oorspronkelijke versie was voor vier vocale solisten, koor en symfonisch orkest. In 2021 herwerkte Cocomazzi de instrumentale partijen tot een versie met orgel. Deze nieuwe versie presenteren Coro Kemonia onder leiding van Salvatore Scinaldi op hun nieuwste cd.

muziek in de kapel partner van Klassiek Centraal

© Paolo Cardone Fotografo

Voor deze herwerking vond Cocomazzi inspiratie in het oeuvre van zijn Franse collega Maurice Duruflé (1902-1986). Ook Duruflé componeerde zijn Requiem op. 9 (1947) oorspronkelijk voor solisten, orkest, orgel en koor maar herwerkte het tot een versie voor stem en orgel. Cocomazzi transformeerde zijn requiem op gelijkaardige manier. Ontzag en bewondering voor de Goddelijke kracht staan centraal. Deze dramatische passages worden afgewisseld met getemperde momenten van troost. Dit komt opmerkelijk goed tot uiting in de verschillende sequentia. Het “Dies irae”  [track 03] is gejaagd en angstaanjagend terwijl het daaropvolgende “Tuba mirum” [track 04] hemels en sereen klinkt.

In de voorlaatste sequentia “Confutatis” [track 07] is dit contrast minder geslaagd. Dit deel bestaat uit twee strofes waarin het eerste de macht van God weerspiegelt en de tweede de nederigheid van de mens verklankt. Afgaande op wat we tot dan toe gehoord hebben, ligt de muzikale zetting van de tweede strofe in de lijn van ons verwachtingspatroon. De eerste strofe is echter niet angstaanjagend zoals het “Domine, Jesu Christe” [track 09] maar heeft in de plaats daarvan een bijna positieve ondertoon. Een doorbreking van het verwachtingspatroon kan intrigeren maar dit voelt aan als een vreemde keuze vanwege de tekst.

Confutatis maledictis
Flammis acribus addictis,
Voca me cum benedictis.

Oro supplex et acclinis,
Cor contritum quasi cinis,
Gere curam mei finis.

Wanneer de beschaamde verdoemden
aan intense vlammen worden overgeleverd,
roep mij dan bij de gezegenden.

Ik bid, smekend en knielend,
mijn hart vermorzeld als as:
wil toch voor mijn einde zorgen.

Naast Duruflé putte Cocomazzi ook inspiratie uit werken van andere componisten. Een van deze componisten is Igor Stravinsky (1882-1971). De multimetrums waar Le Sacre zo voor gekend is en waarbij vrijwel elke maat van de muziek een andere maatsoort kent, komen ook bij Cocomazzi terug. Bijzonder in het “Kyrie” [track 02] en in de derde sequentia “Rex tremendae” [track 05] is deze techniek veelvoudig gebruikt. De kunst voor de uitvoerders is om deze veeleisende en complexe ritmes te vertolken als een organisch geheel dat moeiteloos te beluisteren is. De solisten en het Coro Kemonia geven de impressie dat dit kinderspel is. Met ritmische precisie en gepaste intensiteit brengen ze deze delen.

Met deze technische uitdagingen laten de uitvoerders zien waartoe ze instaat zijn. Maar ook in de lyrische delen zoals het “Benedictus” [track 12] en het “Lux aeterna” [track 14] weten ze een gelijkaardige intensiteit te integreren. Hun verfijnde en genuanceerde vertolking houdt de aandacht van begin tot einde.



4/5

https://www.youtube.com/watch?v=KzJEkRBiDAA

© Klassiek Centraal – build & hosted door Kyzoe.be

Join Us

Subscribe Our Newsletter

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.Consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo. ex ullamcorper bibendum. Vestibulum in mattis nisl.