Sommige concerten klinken. Andere gebeuren. Sommige raken het oor, andere openen de ziel. Wat Maxim Emelyanychev, het Scottish Chamber Orchestra en slagwerker Colin Currie op donderdag 25 september in BOZAR brachten, was meer dan een uitvoering. Het was een ritueel – een muzikale ademhaling tussen schepping en bevrijding, een tocht van klank naar openbaring, met Ludwig van Beethoven (1770-1827) en James MacMillan (°1959) als gidsen.
Prometheus ontwaakt – muziek als wording
Geen traditionele ouverture opende de avond, maar een scheppingsmoment. Beethoven stond niet op het podium als verheven held, maar als oerkracht. Die Geschöpfe des Prometheus klonk alsof het ter plekke werd gevormd. Emelyanychev dirigeerde niet vanuit controle, maar vanuit verbeelding. Zijn gebaren – licht, tastend, beeldhouwend – leken de muziek uit de stilte te bevrijden. Accenten groeiden vanzelf, frasen dansten. In de drie dansfragmenten (nrs. 9, 10 en 16) ontstond een subtiele dramaturgie: van weifelende elegantie naar broeiende spanning, tot de belofte van extase. Prometheus werd hier niet gestraft, maar hervormd – niet als held, maar als mens. La Tempesta, het korte intermezzo, bracht geen donder, maar reflectie. Regen werd verlangen, wind een vage herinnering. Het orkest ademde als één lichaam. De storm voltrok zich niet buiten ons, maar binnenin – als een hartslag die samenviel met de onze.
Veni, Veni, Emmanuel – een bezwerend klankritueel
Na de verstilde storm daalde het programma af naar iets fundamenteels: de spirituele onderlaag van ons mens-zijn. James MacMillans Veni, Veni, Emmanuel is officieel een percussieconcerto, maar functioneert als klankritueel – geen bravoure, geen spektakel, maar intens geladen ernst. Het werk, diep geworteld in de adventsgedachte, zindert van een wachten dat niet stil is, maar gespannen. Centraal op het podium: Colin Currie. Geen solist in de traditionele zin, maar een klankmedium – een bemiddelaar tussen aarde en transcendentie. Zijn instrumentarium – van marimba en vibrafoon tot gongs en klokken – produceerde geen lawaai, maar betekenis. Currie bespeelde niet, hij sprak. Elke slag – hoe klein ook – had richting en gewicht. De marimba fluisterde, de vibrafoon glinsterde, de drums ontketenden iets archaïsch. Ritme werd trance.
Persoonlijk raakte dit werk een snaar. Jaren geleden hoorde ik het voor het eerst op cd. Maar de live-ervaring, hier in BOZAR, was van een andere orde. Wat abstract bleef in opname, kreeg nu lichaam en adem. Veni, Veni, Emmanuel live beleven is geen auditieve gebeurtenis, maar een onderdompeling. MacMillans gebruik van het gregoriaanse Veni, veni Emmanuel-thema is subtiel: zelden expliciet hoorbaar doordrenkt het elk moment. De structuur is levend: erupties volgen op verstilling, verwachting bouwt zich op in golven. In de finale kwam dat thema langzaam aan de oppervlakte. Currie liet de grote klokken zingen, het orkest luidde kleine bellen. Het slot was geen climax in traditionele zin, maar een poort: een opening naar stilte, een kier naar het onzegbare.
Beethoven danst – aan de rand van het licht
Na MacMillans spirituele intensiteit volgde geen rust, maar hergeboorte. Beethoven, vaak gepresenteerd als granieten icoon, kreeg onder Emelyanychevs leiding een ander gezicht: levend, ritmisch, aards. Zijn Zevende symfonie in A groot, op. 92, werd omschreven door Wagner als “de apotheose van de dans”. Maar dit is geen sierlijke dans – het is ritme als noodzaak, als bestaansgrond. Vanaf de eerste maten van het Poco sostenuto voelde je het: Beethoven ademt. Emelyanychev liet de inleiding groeien uit stilte, niet als formele opening, maar als klank die zichzelf vindt. De overgang naar het Vivace was geen versnelling, maar bevrijding: een energie die niet explosief werd, maar bleef stromen. Emelyanychev gaf die beweging adem – geen triomf, maar vervoering. Opvallend was de ritmische helderheid. Emelyanychev zag ritme niet als metronoom, maar als levend organisme. Het orkest volgde moeiteloos. Syncopen sidderden, fraseringen klonken als spiersamentrekkingen van een lichaam in beweging.
Het beroemde tweede deel, Allegretto, werd geen treurmars, maar een herinnering. Laag gestreken akkoorden vormden een ritmisch fundament. De melodie die daaruit groeide, was verstild, zonder pathetiek, gedragen door weemoed. De klankbalans was indrukwekkend: donkere strijkers hielden hun gewicht zonder te verzwaren, terwijl de houtblazers ragfijne lichtdraden door het weefsel trokken. Het Scherzo bracht grillige vitaliteit: ritmes sprongen, pulsen stuwden. Hier sprak de dionysische Beethoven – de componist als impuls, als lijf, als ongetemde energie. De opstelling met contrabassen bovenaan creëerde een dreigende basis – een klankgrond die niet enkel ondersteunde, maar duwde. Het pastorale Trio werd een moment van loslaten: adem tussen de erupties. De finale, Allegro con brio, klonk als ritueel. Geen heroïsche apotheose, maar een trance in beweging. Emelyanychev hield het tempo strak, maar bezield. De energie bouwde zich laag voor laag op – als een vuur dat brandde zonder te verteren.
De textuur bleef transparant: geen laag verdween, alles klonk. Syncopische baslijnen duwden vooruit, hoge stemmen dansten als vlammen. Fluiten klonken in deze uitvoering zeldzaam helder. Deze Zevende bewoog op het scherp van de snede – tussen instinct en vorm, tussen bezieling en beheersing. Wat overbleef na het slot was geen victorie, maar adem. Een fysieke catharsis. Geen Beethoven in brons, maar als levend wezen – dansend aan de rand van het licht.
Luisterend orkest, bezielende leiding
Het Scottish Chamber Orchestra speelde als één organisme: beweeglijk, transparant, in voortdurende dialoog. Virtuositeit was aanwezig, maar nooit zelfgenoegzaam. Alles stond in dienst van expressie. Ook het bisnummer – een arrangement van Schotse volksliederen – was doordacht, fris en geestig. Een welkome ontlading na de intensiteit van de avond. Emelyanychev dirigeerde niet met gezag, maar met aanwezigheid. Zijn gebaren waren suggesties, geen bevelen. Hij blies Beethoven geen leven in, maar onthulde hem – als stem van vandaag. En Colin Currie? Die bleef nazinderen. Als fluisterend licht in het geheugen.
Epiloog – Muziek als ontmoeting
Sommige avonden zijn meer dan een concert. Ze zijn een ontmoeting: tussen klank, ruimte, tijd – en datgene wat daar stil tussen ligt. Ze vragen geen verslag, maar aanwezigheid. Wat op 25 september in BOZAR gebeurde, was precies dat. Geen uitvoering van klassieke werken, maar een ritueel van muziek en adem. Een ontmoeting tussen het hoorbare en het onzegbare. Beethoven stond niet als monument te glanzen, maar ademde. MacMillan sprak niet in noten, maar opende een innerlijke reis. En Prometheus? Die stal het vuur niet. Hij gaf het door – van hand tot hand, van ziel tot ziel. Deze avond herinnerde ons eraan waarom muziek blijft raken. Niet omwille van traditie of techniek, maar omdat ze spreekt in een taal die het hart verstaat. Een taal van stilte, storm, adem en belofte.