Op zondag 17 augustus 2025 stroomde het warme zomerlicht door de gotische gewelven van de Herderkirche, alsof het getuige wilde zijn van wat zich daar zou voltrekken. In het kader van het Albert Schweitzer-jaar bracht de Weimarer Orgelsommer een muzikaal moment van verstilling, bezieling en herinnering. Organist Matthias Roth nam plaats aan het klavier van het imposante Sauer-orgel en presenteerde een verrassend, gelaagd programma.
Herderkirche – een sacrale ruimte die ademt
Wie de Herderkirche binnenstapt, betreedt geen museum van geloof, maar een levende ruimte die de eeuwen in zich draagt. De laatgotische hallenkerk, voltooid rond 1500, werd in 1525 een Lutherse stadskerk en ademt sindsdien de geest van Reformatie, cultuur en devotie. Grote namen vonden hier hun echo: hoforganist Johann Gottfried Walther gaf er vanaf 1704 de toon aan, en Johann Sebastian Bach was er geen zeldzame gast. Hij speelde, begeleidde, doopte zijn kinderen (o.a. Carl Philipp Emanuel) – en schreef wellicht in Weimar muziek die ons tot op vandaag stil krijgt.
Boven het altaar trekt het retabel de blik omhoog: een drieluik van Lucas Cranach de Oude, waarin geloof en renaissancekunst elkaar treffen in verstilde dramatiek. Niet alleen beeldt het altaar de gekruisigde Christus af, te midden van Luther, de gemeente en tijdgenoten – het toont hoe het goddelijke zich in het menselijke incarneert. Rechts staat Johannes de Doper, wijzend naar het Lam Gods – een beeld dat raakt aan Schweitzers theologische visie: geen moreel superioriteitsgevoel, maar een oproep tot medeverantwoordelijkheid en dienstbaarheid. Hier krijgt de muziek vanzelf een tweede adem: elke toon, hoe zacht ook, vindt weerklank in hout, steen en stilte.
Het Sauer-orgel, traditie en toekomst in één adem
Het huidige orgel, een meesterwerk van Wilhelm Sauer uit 2000, is een instrument met een ziel. Het verenigt verleden en heden in één klanklichaam: met pijpwerk van Walcker (1907), het neoklassieke front van Trampeli (1812) en een moderne technische aanleg, biedt het een rijk palet aan kleuren dat zich leent voor zowel barok als laatromantiek.
Met 53 registers, verdeeld over drie manualen en pedaal, bezit het de kracht om te jubelen, maar ook om fluisterzacht te versmelten met de stilte. De visie achter dit orgel is helder: geen reconstructie van het verleden, maar een levend instrument dat spreekt in de geest van Bach, maar met een klank die ademt in het heden.
Schweitzer als stille gids, Herder als cultureel fundament
Sinds 1953 klinkt in Weimar elke zomer een cyclus van orgelconcerten die deel is geworden van de ziel van de stad. Wat begon als de Stunde der Orgelmusik, opgezet door Johannes Ernst Köhler, groeide uit tot de Weimarer Orgelsommer: een reeks waarin het orgel niet enkel kunst voortbrengt, maar ook liturgie, meditatie en engagement.
In 2025 staat de cyclus in het teken van Albert Schweitzer (1875-1965) – arts, theoloog, denker en vooral: organist die Bach niet slechts uitvoerde, maar doorleefde. Voor Schweitzer was muziek dienst, geen vertoon. Precies dat ethos klonk door in het concert van Matthias Roth.
De thematiek sluit naadloos aan bij de figuur naar wie de kerk genoemd werd: Johann Gottfried Herder (1744-1803), filosoof, theoloog, vriend van Goethe en grondlegger van een vroeg-romantisch cultuurbegrip waarin volk, taal, religie en kunst uitingen zijn van menselijke waardigheid. Herder schreef: “Wie ein Mensch von einem anderen lernt, so soll auch ein Volk von und mit den anderen Völkern lernen, bis alle die schwere Lektion erfasst haben, dass kein Volk ein von Gott einzig auserwähltes Volk ist.” (“Wat een mens van een ander leert, zo moet ook een volk van en met andere volken leren, totdat allen de zware les hebben begrepen dat geen volk een door God uitsluitend uitverkoren volk is.”) Die gedachte van intermenselijke en interculturele leerbaarheid klinkt vandaag des te urgenter in een wereld die nog steeds worstelt met uitsluiting, superioriteitsdenken en nationalisme.
Ook Albert Schweitzer stond in die geesteslijn, zoals de tijdelijke tentoonstelling in de kerk ons toonde: “Ich bekenne mich zu der Überzeugung, dass wir das Problem des Friedens nur dann lösen werden, wenn wir den Krieg aus einem ethischen Grunde verwerfen, nämlich weil er uns der Unmenschlichkeit schuldig werden lässt.“ (“Ik beken dat ik de overtuiging deel dat we het probleem van vrede alleen kunnen oplossen wanneer we oorlog om ethische redenen verwerpen, namelijk omdat het ons schuldig maakt aan onmenselijkheid.”) Hij zag in muziek en cultuur een universele roeping tot ethiek: “Wahre Kultur ist etwas Geistiges und Ethisches, nämlich die edelste und tiefste Menschlichkeit.“ (“Ware cultuur is iets geestelijks en ethisch, namelijk de edelste en diepste menselijkheid.”) Weimar, dat floreerde onder het humanisme van de klassieken en later tragisch werd bezoedeld onder het nazisme, is een plek waar deze dialoog nog voelbaar is. De band tussen Schweitzer en Weimar was er één van geestverwantschap – hij correspondeerde met Köhler, volgde het orgelleven in Thüringen, en zag in Bach het morele klankgeheugen van Europa: “Wer möchte jemals ergründen, wie es möglich ist, dass diese Musik unsere Seelen so friedvoll und stille macht … Aber erfahren wird es jeder, der sie nicht nur mit dem Ohr, sondern auch mit der Seele hört, dass er hier auf heiligem Boden wandelt und in Bach einen Freund und Troster besitzt, den Weg der Stille und des Friedens zu finden.“ (“Wie zou ooit willen doorgronden hoe het mogelijk is dat deze muziek onze zielen zo vredig en stil maakt… Maar ervaren zal het iedereen die haar niet alleen met het oor, maar ook met de ziel hoort, dat hij hier op heilige grond wandelt en in Bach een vriend en trooster heeft die de weg van stilte en vrede vindt.”)
Matthias Roth, een organist gedreven door innerlijk vuur
Matthias Roth is geen man van uiterlijk vertoon. Hij is een dienaar van de klank, een luisteraar naar wat tussen de noten zindert. Zijn spel getuigde van een diepe liturgische verbondenheid en een stille overtuiging in de kracht van muziek die meer zegt dan woorden ooit kunnen.
Roth studeerde aan de Musikhochschule München en werd gevormd door leermeesters als Helmut Lehrndorfer, Edgar Krapp, Roderick Kreile, Wolfram Menschik en Michael Gläser. Sinds 1999 is hij cantor en organist van de Evangelische Stadtkirche in Bad Reichenhall, en daarnaast actief als gastdocent, improvisator en concertorganist in binnen- en buitenland. Zijn benadering van muziek draait om de dialoog tussen traditie en expressie, liturgie en kunst.
Divers programma
Het programma was een reis door diverse muzikale werelden en toonde het volledige spectrum van het Sauer-orgel. De feestelijke “Fanfare” van Franz Lehrndorfer (1928-2013) opende het concert met jubelende klanken en een kleurenrijkdom die de ruimte vulde. Een opgewekte en krachtige start.
Daarop volgde de “Sonate in D-Dur” (Wq 70/5) van Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788). Roth bracht het werk met verfijnde, bijna speelse toon en liet subtiel de vele nuances van het instrument horen. De wisseling tussen lichte en dramatische passages werd met grote muzikaliteit uitgevoerd. In de daaropvolgende “Fuga in d” (Wq 119/2) toonde hij zijn virtuositeit: de complexe lijnen klonken helder en levendig, met perfecte balans tussen tempo en diepte.
Het programma verschoof daarna naar een meer contemplatieve sfeer, met “Wir glauben all’ an einen Gott, Vater” (BWV 740) van Johann Sebastian Bach (1685-1750). Roths vertolking was ingetogen en meditatief, als een gebed dat de ruimte met serene klanken vulde. Elke registerwisseling kreeg betekenis, elke noot klonk doorleefd. De daaropvolgende “Toccata in E-Dur” (BWV 566) vormde een krachtig contrast: een wervelwind van energie en virtuositeit, waarbij Roth het orgel tot zijn grenzen bracht. De diepe registers ondersteunden het krachtige spel op meeslepende wijze.
Afgesloten werd met “Passacaglia in a-moll” (op. 40) van Gerard Bunk (1888-1958) – een zelden gehoorde maar indrukwekkende compositie. De passacaglia begint in een duistere sfeer, met herhalingen die ontroeren als een zoektocht naar het onzegbare. Roth benaderde het werk met geduld en toewijding: elke herhaling van het thema voelde als een adem die zich telkens opnieuw ontvouwde. De finale bracht een moment van pure intensiteit. Hier bewees Roth dat ook in de schaduw van de grote meesters een unieke stem kan klinken – als je maar luistert.
Epiloog – klank als spiegel van het hogere
De muziek vervaagt, maar wat ze beroerde blijft. Zo’n concert is geen vertoon, maar een ontmoeting: tussen speler en ruimte, werk en luisteraar – en iets dat daarbovenuit stijgt.
De Weimarer Orgelsommer bewees opnieuw zijn waarde – niet door te imponeren, maar door te raken. In de Herderkirche, waar de geschiedenis met elke steen spreekt, klonk de muziek als een levende stem, gedragen door een orgel dat verleden en toekomst verbindt.
En boven dit alles zweefde de geest van Albert Schweitzer – als stille gids, als innerlijk kompas. Zoals hij zelf zei: “Das Schönste, was wir erleben können, ist das Mysteriöse.” (“Het mooiste wat we kunnen ervaren is het mysterie.”) Dat mysterie klonk, die namiddag, in elke noot.