In het historische hart van Goslar — een stad die met haar middeleeuwse grandeur en de imposante Kaiserpfalz al eeuwenlang getuige is van menselijke geschiedenis — vond op dinsdag 12 augustus een muzikale ontmoeting van zeldzame intensiteit plaats. In de barokke Stephanikirche, waar akoestiek en sfeer elkaar versterken, vulden cellist Sung-Won Yang en pianist Enrico Pace de ruimte met muziek die verder ging dan louter uitvoering: het werd een ervaring van verstilling, emotie en een haast onzichtbare muzikale eenheid. Een moment dat zich niet alleen liet horen, maar ook voelen — en dat bleef resoneren, lang na de laatste noot.
Het recital maakte deel uit van het Internationale Musikfest Goslar-Harz, dat sinds 1993 topmusici samenbrengt op historisch beladen locaties. Met het thema Reflections richt het festival zich dit jaar op stemmen die door afkomst, geloof of gender vaak onderbelicht zijn gebleven. Daarmee is het festival meer dan een reeks concerten; het vormt een klankbord voor verhalen, herinneringen en menselijke emotie — een plek waar muziek fungeert als spiegel van ons bestaan.
Binnen die betekenisvolle context brachten Yang en Pace een recital dat zich onderscheidde door een uitzonderlijke combinatie van technische beheersing en diepgevoelde expressie. Sung-Won Yang, geroemd om zijn warme, lyrische toon en natuurlijke muzikaliteit, laat zijn techniek volledig ten dienste staan van de muziek. Virtuositeit is voor hem geen doel, maar een middel tot essentie. Enrico Pace, een veelgevraagd pianist met een indrukwekkend kamermuziekrepertoire, speelt met een zeldzame balans tussen precisie en bezieling. Samen vormen zij geen duo, maar één stem — een gezamenlijk klanklichaam dat zich richt op het doorgronden van het verhaal achter de noten.
Een fluistering die de ziel raakt
Het eerste deel van het concert bestond uit werken van Franz Liszt (1811-1886) — niet de gebruikelijke virtuoze bravoure, maar juist intieme, in zichzelf gekeerde stukken die een andere, meer contemplatieve kant van de componist lieten horen. Het recital opende met de Élégie Nr. 1, een mijmering over vergankelijkheid. Yangs cello klonk als een ademhaling: warm, broos, tastbaar. Paces toucher was fluweelzacht en behoedzaam, met een natuurlijke vloeiendheid die elke noot gewicht en richting gaf. Vanaf het eerste moment ademde het programma een diepe verstilling. De stilte tussen de noten werd deel van de muziek zelf. Tussen de werken werd niet geapplaudisseerd, waardoor de spanningsboog ononderbroken kon groeien — een zeldzame ervaring die het recital tot een meditatieve luisterreis maakte.
De daaropvolgende Consolations Nr. 1 en 4 klonken als verstilde miniaturen: teder en hoopvol, als een innerlijke dialoog tussen melancholie en vertrouwen. In Romance oubliée wist Yang met subtiele kleuringen een sfeer op te roepen van liefdevolle herinnering en stille weemoed, zorgvuldig ondersteund door Paces ingetogen spel. Geen effectbejag, geen overdrijving — enkel toewijding aan de essentie van de muziek. Een enkele blik tussen de musici volstond om een muzikaal moment van wonderlijke cohesie te realiseren.
Met Consolation Nr. 6 en het aangrijpende La lugubre gondola doken ze dieper de schaduw in. De cello gleed als een rouwstoet door een somber muzikaal landschap, terwijl de piano klotste als water onder een langzaam bewegende gondel. In deze momenten leek de tijd stil te staan. De sfeer keerde met Consolation Nr. 3 en Die Zelle in Nonnenwerth terug naar reflectie. De cello klonk als een bedachtzame stem, de piano bood ademruimte met spaarzame frasen. Samen riep het de sfeer op van een kloosterlied, een fluisterend gebed tussen twee zielsverwanten.
Het Liszt-gedeelte eindigde in een vurige ontlading met Cantique d’Amour, een muzikale liefdesverklaring die zich ontwikkelde van tedere fluistering naar hartstochtelijke eruptie. Opvallend was de afwisseling in de volgorde van de stukken vergeleken met hun cd-opname. Deze bewuste herordening werkte wonderwel, wat de musici na afloop ook bevestigden. De spanningsboog werd door het ontbreken van tussentijds applaus optimaal opgebouwd. Sommige werken waren bewerkingen voor cello en piano, maar deden niets af aan Liszts originelen. Integendeel: ze legden de innerlijke wereld van de componist wellicht nog rauwer en eerlijker bloot dan hij zelf had durven toelaten.
Na de pauze: uitbarsting van gevoel
Na de pauze voltrok zich een duidelijke wending in toon en expressie. Waar het eerste deel in introspectie baadde, werd nu een rijker palet aan emoties aangesproken. De intensiteit groeide, maar bleef steeds beheerst. Yang en Pace gaven zich over aan de passionele zeggingskracht van Frédéric Chopin (1810-1849) met een diep doorvoelde, maar nooit theatrale benadering. Centraal stond Chopins Cellosonate in g-klein, Op. 65 — een werk waarin dreiging, lyriek, speelsheid en existentiële ernst elkaar afwisselen. Het Allegro moderato klonk geladen en gespannen, het Scherzo was grillig en sprankelend tegelijk. In het Largo viel alles stil: een moment van bijna heilige rust, gedragen door eenvoud en intensiteit. Het slotdeel tenslotte — briljant en meeslepend — bracht alle voorafgaande gevoelens samen in een muzikale roes van overgave. Dit was geen loutere uitvoering — hier werd muziek daadwerkelijk doorleefd.
Als afsluiting van het officiële programma volgde Introduction et Polonaise brillante, Op. 3. Hier brak de zon definitief door: lichtheid, virtuositeit en dansende energie voerden de boventoon. De polonaise was elegant én uitbundig — met zichtbaar plezier gespeeld, maar nooit oppervlakkig. Deze uitbundige finale voelde als een bevrijdende ontlading na de diepgravende intensiteit van het voorafgaande.
Tot rust komen in dankbaarheid
Als bisnummer keerden Yang en Pace terug naar Liszt, met Consolation Nr. 5. Een weldadige rust daalde neer over de Stephanikirche. Dit tedere slotakkoord bood precies wat het publiek nodig had: een moment van stilte en reflectie — als een ademhaling na een intens gesprek.
Een ruimte die met de muziek ademt
De locatie — de barokke Stephanikirche in Goslar — was een verborgen schat. De akoestiek was uitzonderlijk: rijk, helder, en tegelijkertijd intiem. Zelfs de fijnste pizzicato’s van de cello bereikten moeiteloos de achterste rijen. De ruimte was niet slechts decor, maar een resonant lichaam waarin de muziek vrij kon ademen. Zelfs op een warme zomerdag van dertig graden bleef het binnen koel en sereen — een cocon waarin muziek en stilte elkaar versterkten.
Meer dan een concert
Wat Sung-Won Yang en Enrico Pace in Goslar brachten, was meer dan een concert. Het was een poëtische reis door de menselijke ziel — een spiegel van liefde en melancholie, van troost en loslaten. Geen overdaad, geen show — enkel pure, diepgevoelde muziek, gebracht met een vanzelfsprekende eenheid van geest. Ze traden niet op als twee individuen, maar als één muzikaal wezen: één adem, één intentie. Muziek als dialoog, niet als vertoon. In de context van het Musikfest Goslar-Harz belichaamde dit recital op indrukwekkende wijze het festivalthema Reflections. De muziek maakte hoorbaar wat vaak onuitgesproken blijft — en liet het publiek achter met een gevoel van verbondenheid: met de muziek, met elkaar, en met zichzelf.
Een wens die uitkwam
Voor mij persoonlijk betekende dit concert de vervulling van een langgekoesterde droom. Al jarenlang draag ik de cd’s waarop deze twee begenadigde musici samen te horen zijn met me mee — muziek die me telkens weer raakt. Maar hen samen live te zien en te horen was iets wat ik nog nooit had meegemaakt. Toen ik hun namen op de affiche van Goslar zag, wist ik het meteen: daar móét ik bij zijn. En het werd alles wat ik had gehoopt — en meer.
Goslar als klankkast voor de ziel
Goslar, met haar middeleeuwse pracht en culturele rijkdom, bleek de ideale voedingsbodem voor deze muzikale ervaring. In deze historische stad, binnen de akoestische omhelzing van de Stephanikirche, voltrok zich iets zeldzaams: een muzikale ademhaling die nog lang blijft hangen — in het geheugen, in de ruimte, en vooral: in het hart.