Ernst Krenek was nog zo jong als de eeuw toen zijn Serenade op. 4 op 31 juli 1921 werd uitgevoerd op het pas opgerichte Donaueschingen Chamber Music Performances for the Promotion of Contemporary Music. In latere jaren was Krenek ook af en toe vertegenwoordigd op dit nieuwe muziekfestival, dat al snel kortweg de “Donaueschinger Musiktage” werd genoemd en nu een van de oudste speciale festivals ter wereld is, zij het met werken waarvan nauwelijks te horen is dat ze door een en dezelfde componist zijn geschreven. Krenek was zich bewust van zijn bijna kameleonachtige transformaties en was bereid te accepteren dat hij “er slecht afkwam in vergelijking met de grote meesters uit het verleden, wiens werk zich aan ons presenteert als een goed afgeronde, logisch georganiseerde eenheid.” Iets van de verwarrende stilistische diversiteit is al duidelijk in de Serenade, gecomponeerd in 1919, hoewel het op het eerste gezicht in de sfeer van zijn leraar Franz Schreker en de Weense laatromantiek lijkt te blijven. Een vage zweem van Hugo Wolfs Italiaanse Serenade wuift binnen op……. …. Hans Gál, Hans Gál – een Jood in Duitsland en vanaf 1938 ook direct bedreigd in zijn geboorteland Oostenrijk – vond zijn toevlucht in Engeland, aanvankelijk als geïnterneerde, zoals zijn boek Musik hinter Stacheldraht levendig beschrijft. Hans Gál bleef geworteld in de Weense traditie van de ‘lange’ 19e eeuw. Zijn Serenade uit 1935 is een elegant en melodieus werk dat nooit de grenzen van de tonaliteit schendt. Het is geen toeval dat de stilistische houding en het meesterlijke vakmanschap doen denken aan Johannes Brahms en zijn favoriet van weleer, …. Krzysztof Penderecki’s Klarinetkwartet, dat ook bestaat als Sinfonietta Nr. 2 in een versie met strijkorkest, werd gecomponeerd in 1993, dicht bij de Metamorfosen (2e Vioolconcert). Het is een atmosferisch vrij rustig werk, dat bijna Schubertiaanse sferen raakt, dat zich ontwikkelt uit een delicate dialoog tussen klarinet en altviool (Notturno)