Janáček zegde in zijn autobiografische brieven over Káta Kabanovά dat deze opera zijn meest gevoelige en tederste zou worden, want hij is uiteraard een hommage aan zijn geliefde Kamilla Stösslova.
Janáček schrijft zelf het libretto, gebaseerd op het stuk De Storm van Alexander Ostrowsky. Hij concentreert zich vooral op het hoofdpersonage Káta. Het is haar psychologie binnen de context van de verstikkende omgeving die hem interesseert. Voor de vrije geest van Janáček vertegenwoordigt Káta het recht op liefde, maar de maatschappelijke en religieuze conventies zijn allesoverheersend zodat ze die liefde enkel met een schuldgevoel kan ervaren. Janáček voelt deze situatie scherp aan vanuit zijn eigen ervaringen.
Samengevat
De brutale koopman Dikoj en de Kabanicha, de schoonmoeder van Káta, vertegenwoordigen het donkere rijk van de autocratische bekrompen gemeenschap en teugelloze hebzucht. Káta ondergaat haar huwelijk met de slappeling Tichon en droomt van haar passie voor de cynische Boris, een passie waaraan ze uiteindelijk toegeeft maar tijdens een onweer – dat ze beschouwt als een straf van de hemel – bekent ze haar “schuld”. Haar eigen slecht geweten en de bestraffende gemeenschap drijven haar naar de dood door verdrinking in de Wolga, voor haar de enige uitweg naar bevrijding.
Beknotting van de vrijheid
Een diep-tragisch verhaal dat ook in een tijd waarin de maatschappelijke conventies niet meer zo strikt zijn, nog heel aangrijpend is. Regisseur Aurore Fattier geeft de verscheurdheid van Káta uitstekend weer. Het decor suggereert onmiddellijk het landelijke dorp aan de Wolga, waar de hopeloze strijd plaats heeft tussen vrijheid en verdrukking.
De openingsscène is prachtig met de mistige blik op de Volga, waarboven mysterieus de vogels zweven, steeds groter en talrijker, als boodschappers van de vrijheid waarvan Káta alleen maar kan dromen. Het beeld vat bijna de hele opera samen: de Volga waar Káta de dood vindt, waarbij de vrijheid van de vogels enkel een illusie was. In haar duet met Varvara in het eerste bedrijf vertelt ze immers dat ze er soms van droomt als een vogel te kunnen vliegen.
Suggestieve scène
De scène is zowat de hele opera door duister en somber, maar tegelijk van een onverbiddelijke poëzie, totaal in overeenkomst met het tragische drama. Er wordt op een spaarzame maar zinvolle manier gebruik gemaakt van videobeeld. Vaak geven ze een close up van een gelaat wat het gevoel versterkt, soms beklemtoont het een aspect van het verhaal, zoals de sleutel die groot in beeld komt als het middel dat voor Káta de poort kan openen naar liefde. Of natuurlijk de woeste storm, niet zomaar een natuurfenomeen, maar symbool voor de emotionele storm in het gemoed van Káta.
Het decor is voor het overige arm aan accessoires, zodat de scènewisselingen vlot verlopen. Waarom de mooie scène tussen Varvara en Káta waarin ze de afspraak met Boris bespreken, op een bed moet plaatshebben, komt me wat vreemd over – behalve dat het nadien wel de Kabanicha en haar minnaar Dikoj van pas komt. De personages zijn hedendaags gekleed, maar kunnen thuishoren in de landelijke streek en de tijd waarin Janáček zijn verhaal situeert. Enkel de Kabanicha, valt mijn inziens uit de toon, in haar outfit als sexy modepop. Al is ze een gefrustreerde vrouw, ze is toch vooral de oerconservatieve en strenge matriarchale schoonmoeder. Ook bij de blindheid van Kudrjάš kan je vragen stellen, al beklemtoont het zijn afhankelijkheid van de omgeving.
Muzikaal topensemble
Elk personage, ook de kleinere rollen zoals Kudrjάš en Glaša zijn mooi bezet (Alexey Dolgov en Anne-Lise Polchlopek). Ook Varvara is pittig en sympathiek weergegeven door Jana Kurucovά. Nino Surguladze stelt een onverbiddelijke, schijnheilige Kabanicha op de scène met een al even hautaine stem en overtuigingskracht. Anush Hovhannisyan is een Armeense sopraan die zowel de zachtheid als de ontreddering van haar verlangen uitdrukt. Ze verpersoonlijkt de existentiële angst van Káta. In het programmaboekje noemt ze de muziek van Janáček “slavisch verismo”. Ze maakt op de scène deze opinie duidelijk. Tichon, de weinig karaktervolle echtgenoot van Káta wordt vertolkt door tenor Magnus Vigilius (onlangs nog met krachtiger viriliteit te beleven als Siegfried op de scène van de Muntschouwburg). Anton Rositskiy zingt met zachte verliefdheid haar geliefde Boris.
Het Orchestre de l’Opéra Royal de Wallonie wordt met precisie door Michael Güttler doorheen de partituur geleid. Van bij het voorspel klinkt het expressief scherp. Hij laat de violen bij de zachtere passages soms belcantesk vloeien, de blazers articuleren krachtig, en er is natuurlijk het motief van Káta dat geregeld lijdend in de pauken klinkt. Een orkest dat met grote bogen het hele verhaal meebeleeft.
Een opera van Janáček, die in al zijn post-romantische inhoud nog steeds hartverscheurend is in een hedendaagse context.