De muziek van Walter Braunfels stierf twee keer: ten eerste toen de Nazi’s haar tot “ontaarde kunst” verklaarden en ten tweede toen het naoorlogse Duitsland weinig op had met de verschillende scholen van tonale muziek. Dit was de tijd waarin de scheidsrechters van de smaak elke vorm van romantische muziek – en dus praktisch de hele vooroorlogse esthetiek – als corrupt beschouwden. Het tiende deel van de Braunfels editie van Capriccio presenteert nu een van zijn populairste opera’s. Wat Jeanne d’Arc zo’n ongelooflijk effectief muziekdrama maakt, is niet alleen de vaak weelderige, postromantische muzikale taal, maar ook het libretto dat Braunfels zelf schreef. De rode draad in het verhaal van Jeanne d’Arc is bekend: haar visioen, haar bijdrage aan de bevrijding van Orléans en de kroning van de kroonprins, haar daaropvolgende arrestatie, haar proces en haar verbranding op de brandstapel. Braunfels is erin geslaagd om een libretto samen te stellen uit de originele Franse en Latijnse documenten over het proces van Jeanne d’Arc uit de 15e eeuw, een fragment uit George Bernard Shaw’s toneelstuk St Joan en zijn eigen teksten die dit verhaal en zijn personages – die in veel opzichten zo ver afstaan van de gevoelens en ervaringen van een modern publiek – begrijpelijk maken voor de luisteraars van vandaag.