Het Europese klassieke muzieklandschap ligt tijdens de zomermaanden bezaaid met festivals, met veel bekende namen. Maar ken je ook het Zuid Tiroolsefestival in het kuuroord Merano? De ene helft van de inwoners spreekt er Duits, de andere helft Italiaans. Het ligt op een snijpunt van culturen dus, dank zij of te wijten aan de 19e-eeuwse Oostenrijkse-Hongaarse dubbelmonarchie. Twee maanden lang, augustus en september, loopt er het Südtirol Festival Merano.Meran. Muziekreis organisatie Cimarosa had het op zijn programma staan. We reisden mee (26/8 – 2/9) en genoten niet enkel van de prachtige omgeving maar uiteraard ook van een aantal uitstekende concerten.
Trevor Pinnock meets Maurice Ravel.
Een eerste concert was er een met een door leeftijd getekende Trevor Pinnock. Gezwind komt hij het podium op van het kursaal van Merano. Hij is gastdirigent op het Südtirol festival en leidt vanavond het Kammerorchester Basel. Met weidse gebaren houdt hij dat kamerensemble – maar er zitten minsten 40 muzikanten op scène – in goede banen. Ze spelen Maurice Ravels le Tombeau de Couperin. Je zou Trevor Pinnock niet onmiddellijk verbinden met Ravel. Is hij niet de man die jarenlang pionierde met oude muziek en het met zijn English Consort ook uitvoerde? Nu aan het werk met een componist uit een nabijer verleden! Een werk dat Ravel schreef om vrienden en kennissen te herdenken die sneuvelden in de eerste wereldoorlog. Toch klinkt die muziek bijna vrolijk. Maar ja, het is natuurlijk gebaseerd op die Franse suites uit de tijd van François Couperin, dansante stukken zijn het, hier in de kamermuziek versie uiterst melodieus en aangenaam georkestreerd, hét waarmerk van Ravel, en gedreven en gedegen uitgevoerd door dit ensemble.
Vervolgens komt, kort geknipt en grijs, (ze is van 1944) de Portugese sterpianiste Marie João Pires op scène en speelt prima en wellicht voor de zoveelste keer dat mooie 23e pianoconcerto van Mozart. En ze doet dat met speelse eenvoud, zoals dat bij die Mozart hoort. Misschien niet meer zo delicaat als ze dat vroeger deed maar met dat prachtig adagio kan ze iedereen verleiden voor een daverend applaus, ook al klonk het orkest bijwijlen hard en scherp. Maar zo’n Kurhaus zaal is nu ook weer niet de ideale klankkast. Mooi gerenoveerd, dat wel.
Trevor Pinnock dirigeert – met strijkstok dit keer – nog een Gounod, en wel zijn tweede symfonie. Dat hij een pak opera’s, schreef, met Faust als de bekendste, dat weten we, maar symfonieën? Reisleider en musicoloog Pieter Bergé gaf op de reis voorafgaand aan elk concert toelichting voor zijn medereizigers. Hij is weliswaar een professor, maar wel één die weet hoe je wetenschap – i.c. musicologie- toegankelijk moet communiceren. Hij had ons gewaarschuwd. Het zou klinken als een vroege Beethoven. En inderdaad, zo klonk het en Charles Gounod wist dat hij daarmee bij zijn publiek zou scoren. Voor symfonische muziek was er in het muziekleven in het Parijs van die jaren weinig animo. Het leefde toen volop in de ban van de opera en had geen oor voor nieuwe symfonische muziek. Gounod oogstte succes, ook in Merano, samen met het Kammerorchester Basel. De Kurhaus gasten dwongen het tot nog een extraatje. En dat was een geestig toetje: de kakelende La gallina (de hen) uit de suite Gli ucelli ( de vogels) van Ottorino Respighi.
Liturgische muziek
Op vijf kilometer van Merano ligt het dorpje Lana. Het is in de parochiekerk van Lana dat op die volgende concertavond de stilte bleef stilstaan. Die indruk kreeg je in elk geval bij het beluisteren van zes motetten van Anton Bruckner. Hij schreef er wel twintig. Het was aan het koor van de Letse Radio om ze zo zuiver als ze geschreven zijn ook uit te voeren, opgesteld vóór het indrukwekkende gotische retabel van de kerk. Liturgische gezangen met die typische en voorspelbare eindakkoorden. Perfect gebracht maar vaak te luid voor zo’n kleine dorpskerk, gelukkig zonder nagalm. Bij een toch ingetogen Ave Maria kwam er een m.i. een al te hard crescendo die de pijn over “de vrucht van haar schoot” moest accentueren.
Die “forte” was er ook vaak bij het andere religieus werk dat dirigent Sigvards Klavza uitvoerde met zijn koor: Peter Tsjaikovski’s Johannes Chrysostomus liturgie. Krachtig, te krachtig in zo’n kleine kerk, die liturgie smeekt eigenlijk om een grote en donkere Byzantijnse basilica. Een uitstekend koor, soms te luid, maar nooit te scherp. Telkens ingeleid met de voorzang voor een diepe donkere stem, die van “pope” en beantwoord door die immer heldere koorzang. Indrukwekkend. Met staande ovatie besloten, brachten die Letlanders nog hulde aan Oekraïne met het “Gebed voor Oekraïne” van de nu bijna 84-jarige Oekraïense componist Valentyn Silvestrov.
Budapest Festival Orchestra met Wagner, Beethoven en Haydn
Een avond met Iván Fischer en zijn Budapest Festival Orchestra, wie zou dat willen missen? Het stond dan ook meteen op het programma van de Cimarosa reis naar het Südtirol Festival in Merano. In het Kurhaus van de stad speelden ze eerst de Siegfried Idylle. Professor Pieter Bergé, die als prima lesgever elk concert voor zijn reisgezellen inleidde, toonde ons een ‘zeer kort filmpje’ over de eerste uitvoering van die idylle. Je zag een “re-enactment” van hoe in 1870, op de trappenhal voor de slaapkamer van Cosima in Wagners Villa Tribschen in Luzern, hij zijn vrouw met deze symfonische verjaardaggroet wou verrassen. Hij schreef die idylle voor maar 13 muzikanten, Iván Fischer bracht er een pak meer op ‘t podium. De strijkers nemen je meteen mee op sleeptouw, terwijl de andere instrumenten zacht invallen: de fluit met het zgn. Siegfried motief én de houtblazers die vooraan rond de dirigent geschaard zaten. Ongewone opstelling maar zij dragen tenslotte het werk. En in welke versie ook gebracht, met het Budapest Festival Orchestra zit je goed, beter nog: best!
Ook voor een cello concerto zit je goed bij hen. Het is er een van Joseph Haydn, het eerste, verloren gewaand maar in 1961 teruggevonden. Cellist is niemand minder dan Nicolas Altstaedt. En je hoort onmiddellijk dat het een aparte persoonlijkheid is die dit werk van papa Haydn onder handen neemt. Een cellist van een nieuwe generatie, immer optredend op kousenvoeten. De manier waarop hij omgaat met zijn instrument en met de noten van de partituur dwingt je te kijken naar zijn bijna duivels spel. Het gaat om een volkomen eigentijdse en eigenzinnige interpretatie. Orkest en dirigent volgen gewillig zijn vliegensvlugge virtuoze uitvoering. Elke cellist van het orkest die zijn instrument zou behandelen zoals deze solist doet, zou ‘s anderendaags aan de deur staan. Niet deze Nicolas Altstaedter. Hij heeft niet alleen sterallures maar bovenal ook inhoud en klasse. Dan kan veel, zo niet alles.
Een volleerd dirigent (Iván Fischer is tenslotte 71) en een volleerd orkest (het bestaat sinds 1983) brengen tot slot een kaskraker. De Eroica van Beethoven. Daar valt alleen maar goeds over te vertellen. De revolutionaire componist wou zijn symfonie opdragen aan die revolutionaire generaal Bonaparte. Maar toen die zich tot keizer kroonde, vond Beethoven hem een eendere machtswellusteling als al die andere keizers en schrapte Napoleons naam op de titelpagina van de partituur. Het is een lange en uitgesponnen symfonie geworden. Vijftig minuten lang word je genadeloos overgeleverd aan Beethoveniaanse inventiviteit en Fischeriaanse gedrevenheid. Een allesbehalve vervelende avond.
Een recital met Magdalena Kozená
Het festival brengt ons ook een liedavond. Voor een grote naam als die van mezzosopraan Magdalena Kozená is de grote zaal van het Kurhaus maar half gevuld. Nochtans aangekondigd als een prachtavond van de liedkunst. De mezzosopraan zet het recital in met een selectie liederen van Johannes Brahms. Romantiek op en top, verder ontwikkelend wat zijn grote voorgangers in het genre gedaan hebben, Robert Schumann en de onvolprezen Schubert. Jammer genoeg waren er geen tekst boekjes voorhanden. Ook voor een hoofdzakelijk Duitstalig publiek moet dat niet makkelijk zijn. Onwillekeurig luister je dan meer naar de inventieve pianobegeleiding dan naar de erg expressieve stem van Kozená. Voor die pianobegeleiding heeft Brahms overigens meer noten nodig dan zijn illustere en soberder voorgangers.
Een totaal ander repertoire kwam er met liedjes van Modest Mussorgsky. Inderdaad, zo kan je die zes miniatuurtjes wel noemen. Ze komen uit de cyclus “De Kinderopvang”. De teksten schreef Mussorgsky zelf, komend uit een kindermond, in dialoog met de oppas. Stem en begeleiding vertolken vol klanknabootsingen grappige gebeurtenissen uit de kinderkamer. “Hop, paardje hop” is één van die miniatuurtjes. Magdalena Kozená is hier op haar best, met gepaste expressie en zonder te veel vibratie. Ook haar begeleider, de Russisch-Israëlisch-Amerikaanse pianist Yefim Bronfman, kon zich hier naar hartenlust uitleven.
Anders en ernstiger gaat het dan weer bij de Satires. Vijf Romances voor piano en sopraan van Dmitri Sjostakovitsj. In satire verpakte kritiek op het regime. Op situaties uit het Russische verleden maar evengoed nog geldend op situaties ten tijde van de componist. Die liederen passen Kozená stukken beter dan die uit de Romantiek. En met liederen van Béla Bartók komen we zeker bij een repertoire dat haar op het lijf geschreven staat. Béla Bartok registreert – letterlijk – scènes uit het dorpsleven om die dan op muziek te zetten en stopt daar natuurlijk tal van die folklore elementen in. Vergeet niet dat hij naast componist ook muziek etnoloog was. Het was zijn passie en hij slaagt volkomen in zijn opzet om van volksmuziek ook kunstmuziek te maken. Getuige deze topstukken in zijn lied productie waarmee Kozená echt kon schitteren. Nog dichter bij haar roots kwam ze met twee sprankelende toegiften uit het werk van haar twee Tsjechische landgenoten: Leoš Janáček en Bohuslav Martinů.
Bachs Brandenburgse concerto’s
Ons laatste concert was niet in de grote zaal van het Kursaal maar in het kleinere “Pavillon des Fleurs. Andere zaal, andere muziek. Veel werk van Bach is populair, en de Brandenburgse concerto’s zijn daar zeker bij. We krijgen de nummers 3,4,5 en 6 te horen door het Cordia Ensemble. Ze spelen een thuismatch want komen uit het Zuid Tiroolse Bruneck, waar Duitse en Italiaanse cultuur mekaar ontmoeten. Concerto’s volgen vaak vaste schema’s maar grote componisten als Bach springen daar losjes mee om. Komt daar nog die barokke swing bij en je krijgt een ensemble waarbij solisten en tutti mekaar met plezier opjagen. We zijn ondertussen zo gewend en verwend door perfect uitgebalanceerde Cd-opnames dat we verrast worden door de toch wat aparte dynamiek bij een live uitvoering, op historische instrumenten nog wel. Bij tragere passages hoor je nog beter die typische klankkleur ervan. De Britse gastvioliste Rachel Podger speelt op een instrument uit 1739. Ook de leider van het Ensemble Cordia, Stefano Veggetti, speelt op een historisch instrument en was lange tijd eerste cellist bij Anima Aeterna van Jos Van Immerseel. Wonderlijk mooi was natuurlijk dat 5e concerto met een glansrol voor klavecinist Takashi Watanabe en met een schitterende partituur voor de fluwelen traverso klank van Jana Semerádová. Echt dansante muziek voor solisten én tutti. Dialogeren en samenspel was er in overvloed bij deze artiesten.
Zo eindigt een hele week Südtirol festival in Merano met een orgelpunt. Ook al staan nog tal van grote namen op het programma tot eind september. Een weinig bekende stad met een te weinig bekend festival in wat ooit een druk bezocht 19e -eeuws kuuroord was. Je wil een naam? Sissi was hier kind aan huis, koosnaampje van sprookjeskeizerin Elisabeth van Oostenrijk en koningin van Hongarije….
© Damian Pertoll © Damian Pertoll
WAT: Südtirol Festival Merano.Meran
WAAR: Merano, Italië
WANNEER: 26 augustus – 2 september 2022
WIE: Kammerorchester Basel o.l.v. Trevor Pinnock en met Maria João Pires [piano]
Latvian Radio Choir o.l.v. Sigvards Klava
Budapest Festival Orchestra o.l.v. Iván Fischer en met Nicolas Altstaedt [cello]
Magdalena Kozená [mezzosopraan] en Yefim Bronfman [piano]
Ensemble Cordia o.l.v. Stefano Veggetti
MUZIEKORGANISATIE: www.cimarosa.be