Het Chœur de Chambre de Namur en het barokorkest Les Ambassadeurs-La Grande Ecurie waren te gast in de Singel voor een bijzondere uitvoering van Zoroastre, tragédie lyrique van Jean-Philippe Rameau (1683-1764), de belangrijkste Franse operacomponist van de achttiende eeuw.
Bijzonder, want de opera’s van Rameau komen niet zo vaak voor in onze concertzalen of operahuizen. De hoge eisen gesteld aan de uitvoerders voor dit repertoire is daarvoor zeker een belangrijke factor. Daar werd tijdens dit concert ongetwijfeld aan voldaan, zowel wat orkest, koor en solisten betreft.
Als operacomponist zouden we Rameau een laatbloeier kunnen noemen. Hij is veelal bekend van zijn stukken voor klavecimbel. Hij trad tijdens zijn leven aanvankelijk vooral op als klavecinist en organist en in die eerste periode bestaat zijn oeuvre dan ook vooral uit klavecimbelmuziek en religieuze muziek (motetten en cantates). Hij was al vijftig jaar oud als zijn eerste opera Hippolyte et Aricie werd opgevoerd. Van dan af produceerde hij een hele reeks opéra-ballets, tragédies lyriques en pastorales. Zijn opera’s betekenen een stap vooruit in de evolutie van de opera doordat hij meer aandacht heeft voor de innerlijke karakterisering van zijn karakters, niet alleen voor de dramatische actie. Hij kan overweg met het komische aspect – denken we maar aan Platée, waarvan de Vlaamse Opera zowat twintig jaar geleden een hilarische uitvoering bracht in regie van Laurent Pelly en onder leiding van Marc Minkowski. Het opéra-ballet genre kwam terug tot leven dank zij de inzet van een monument voor het barokgenre als William Christie.
Zoroastre is de vierde tragédie lyrique die Jean-Philippe Rameau schreef. Het libretto is van Louis de Cahusac, een man die niet alleen tot de hogere kringen behoorde in Clermont, maar ook grootmeester was van “La Grande Loge de France”. De opeenvolging van felle confrontaties tussen het Goed en het Kwaad, verpersoonlijkt door Zoroastre en Abramane kan terug te brengen zijn op de vrijmetselaarsconnotatie. Hij zou ook een van de enige medewerkers van Rameau zijn geweest, die het moeilijke karakter van de componist aankon.
Het hoofdpersonage Zoroaster (of Zarathoustra) is een Perzische religieuze hervormer uit de zevende eeuw voor Christus. De kern van zijn leer is de dualiteit tussen goed en kwaad. In het libretto wordt die strijd uiteraard uitgewerkt binnen het kader van een liefdesaffaire, al komt het verhaal daardoor nogal geforceerd over. Zoroastre is de vertegenwoordiger van Oromasès, het Opperwezen en de god van het Licht. Zijn tegenspeler is de tovenaar Abramane, dienaar van Arimane, de Geest van de Duisternis. Het werk kende nauwelijks succes bij de creatie in 1749, wat Rameau ertoe leidde in 1756 een tweede versie voor te stellen. Er werden personages geschrapt en toegevoegd, maar vooral kregen de liefdesperikelen meer aandacht. De strijd om de macht tussen Zoroastre en Abramane gaat gepaard met hun rivaliteit in de liefde voor Amélite. De kansen op succes in de liefde, worden gedwarsboomd door kwade – of beveiligd door goede geesten. Een sleutelfiguur in de conflicten is Erinice, die ook verliefd is op Amélite. Er zijn ook allegorische partijen die de Wraak, de Woede, de Haat, de Wanhoop verpersoonlijken. Uiteindelijk wint Zoroastre. Als Abramane dreigt Amélite te doden, roept hij de hemel aan en Abramane en zijn gezelschap worden door de bliksem getroffen. In de tempel van het Licht, worden Zoroastre en Amélite verenigd. Hun overwinning wordt uitbundig gevierd.
In deze concertante uitvoering kregen we de nog uitzonderlijk uitgevoerde originele versie van 1749.
Virtuositeit alom
Van bij de ouverture valt onmiddellijk de kleurenrijkdom van het orkest op. De warme klank van de fagotten – die een grote rol spelen doorheen de partituur als klank van het duistere – de briljante strijkers. Aangezien we de 1749-versie horen, zijn het de hobo’s die met hun preciese tonen voor de tedere passages instaan. En natuurlijk de traverso (Anna Besson), die gewoonweg een wonderlijke prestatie neerzet en in het eerste deel van de avond een overwegende rol speelt, heel vaak als instrumentale partner van Amélite. Het continuo-aandeel wordt ook subliem vertolkt door drie cellisten, contrabas en klavecimbel. Ze maken bovendien de overgangen van recitatief naar aria of koorpassage rimpelloos vloeiend. Kan het libretto niet helemaal van enige langdradigheid vrijgepleit worden, de orkestratie vangt dit bezwaar zo goed als helemaal op. Dirigent Alexis Kossenko speelt daar een belangrijke rol in dank zij zijn beheersing van het wisselend palet tussen zeer dramatische bladzijden en subliem-contemplatieve passages. Zinderende strijkers, snel dalende en stijgende toonladders in de houtblazers, wisselende dynamiek, voortdurend zet het orkest de tegenstelling tussen goed en kwaad contrastrijk in de verf. Het is een echt klankbord van tederheid en melancholie tegenover passages van gewelddadige uitbarstingen van woede, haat en wraak. De dame aan het slagwerk (Marie-Ange Petit) verdient zeker een aparte vermelding. Met haar zeer diverse instrumenten verrast ze met de meest bizarre klanken, niet alleen om de “krachten van de duisternis”, maar ook allerlei emotionele en letterlijke stormen weer te geven.
Maakt het orkest een verpletterende indruk, het koor is al even indrukwekkend. De koorpassages (acht sopranen, de rest contratenor, tenor en bas) leggen theatraal de verbindingen tussen de optredens van de solisten en zorgen als een Grieks koor voor commentaar.
Bij de solisten spant Reinoud van Mechelen de kroon. Na zijn optreden in Opera Vlaanderen als Ferrando in Mozarts Cosí fan tutte, blijkt hier dat zijn stem ideaal is voor dit Franse barokrepertoire, waarin hij als haute-contre het hele gamma van de vocale partij moeiteloos bespeelt en bovendien een perfecte dictie heeft. Hoe hoog de noten ook zijn, het timbre blijft zacht en aangenaam (vb begin 2de bedrijf “A mes tristes regards” om maar één voorbeeldje aan te halen). Hij krijgt mooi repliek van zijn geliefde Amélite, gezongen door Jodie Devos. Ook zij heeft geen enkele moeite met de vereiste hoge noten en ze slaagt erin door eenvoudige gestiek en vooral vocale kleur haar personage tot leven te brengen. Haar toon is nasaler en minder strelend dan in haar Mignon-vertolking onlangs in de Opéra Royal de Wallonie, maar past uitstekend bij de elegische stijl van deze Rameau-partituur. Als de negatieve factor in het spel grijpt Véronique Gens ons bij de keel. De manier waarop ze het podium opkomt, doet als vanzelfsprekend haar hatelijke rol in het spel aanvoelen. Haar prachtige volle sopraanstem met intelligente frasering en waar gepast enkele kribbige borstklanken, vult de karaktertekening aan. De vierde grote rol is toebedeeld aan de echte “slechterik”, de bariton Tassis Christoyannis die – zij het met soms wat te doffe stem – maar met dreigende autoriteit de agressor Abramane gestalte geeft. De kleinere partijen (soms solisten uit het koor) passen homogeen bij het geheel.
Om de ervaring van de (lange) avond in twee woorden samen te vatten, wil ik graag professor Ignace Bossuyt citeren: een “fascinerend luisteravontuur”
WAT : Zoroastre (1749), Jean-Philippe Rameau
WIE : Véronique Gens, Jodie Devos, Reinoud Van Mechelen, Tassis Christoyannis, Gwendoline Blondeel, Marine Lafdal-Fran, Mathias Vidal, David Witczak, Choeur de Chambre de Namur en Les Ambassadeurs-La Grande Ecurie o.l.v. Alexis Kossenko
WAAR : De Singel
WANNEER : 28-4-2022