Tijdens deze week van de Belgische muziek (31/01 – 06/02) worden componisten uit eigen rangen in de spotlights geplaatst.
We gaan met Maestro Dirk Brossé in gesprek, die heeft zijn plaats in het kunstzinnige milieu en behoort tot een uniek intellectueel cenakel. Onlangs werd hij 60 jaar en vierde hij ook zijn 40-jarige muziekcarrière die een hoge vlucht kende. In de voortrazende tijd blijft hij ongemeen actief. Zijn leven voltrekt zich in het spagaat van componeren en dirigeren. Muziek is universeel. Hij is uit de Belgische cocon gebroken en verdeelt zijn tijd tussen zijn thuisadres en werkplek in Destelbergen en Philadelphia waar hij sedert 2009 muziekdirecteur is van The Chamber Orchestra of Philadelphia, een toporkest. Daarnaast is hij Music Director van Ghent Film Festival én professor conducting & composition aan de School of Arts in Gent. Tussen die verantwoordelijkheden door treedt hij op als gastdirigent bij de meest vermaarde orkesten van het moment. Een wereldburger. Overal ter wereld is hij een graag geziene gast omdat hij vertrekt vanuit respect en ethiek en dit met zijn enorme technische vaardigheden omzet in prachtige, beklijvende concerten.
In zijn composities legt Brossé een enorme veelzijdigheid aan de dag. Met elementen uit de klassieke muziek, de volksmuziek, de jazz, de pop en de musical heeft hij een multidisciplinair oeuvre uitgebouwd. Zijn passievolle, erotisch-dramatische muziek getuigt daarenboven van een ongezien compositorisch kunnen. Hij schreef gigantisch veel en de creativiteit blijft onstuitbaar stromen. Opgeslorpt door de muziek heeft hij uiterst zeldzame vrije momenten. Voor Klassiek Centraal maakt hij toch tijd. We peilen naar zijn persoonlijkheid en proberen vier decennia muziek te vatten in vraag en antwoord in een trip down memory lane, het heden en een blik op de toekomst.
-U groeide op in een middenstandsgezin waar weinig voeling was met kunst en cultuur. Hoe is de vonk voor muziek ontstaan?
Van kinds af aan was ik gefascineerd door instrumenten, de aparte klank ervan. Ik ben opgegroeid in een dorp met weinig contacten. We moesten onszelf bezighouden. Aan Sinterklaas vroeg ik steevast een muziekinstrument: ik had een accordeon, melodica… Rond mijn acht jaar keken we op televisie naar een Nederlands programma Jonge mensen op weg naar het concertpodium. Daar was een jongetje van mijn leeftijd die op zijn trompet “Il Silenzio” kwam spelen. Er was meteen de reactie: dat wil ik ook doen.
-Begonnen als instrumentalist. Was het meteen duidelijk dat u wou doorgroeien naar componist?
Toen ik acht/negen was ben ik naar de muziekschool gegaan. Heel snel ben ik in de plaatselijke harmonie opgenomen. Onze dirigent was een beroepsmusicus, hij speelde dwarsfluit. Daar had ik de eerste bewuste gedachte dat ik de creativiteit in mij had om zelf dingen te componeren. Mijn eerste composities stammen uit de periode toen ik twaalf/dertien jaar was. Uiteraard waren dat zeer eenvoudige dingen. De ambitie om ooit zelf een orkest te leiden was toen onderhuids ook al aanwezig.
-Een van uw grote voorbeelden was de Amerikaanse componist, dirigent, pianist en muziekpedagoog Leonard Bernstein. U bent zowat in zijn voetsporen getreden. E zijn veel parallellen.
Er zijn parallellen inderdaad. Hij heeft hele generaties geïnspireerd: melomanen, jonge mensen zoals ik. Die man had zo’n charisma, kwaliteiten, was zo begaafd in al de deelaspecten binnen de muziek! Geniaal gewoon. Ik had eigenlijk een paar illustere voorbeelden. De allereerste was François Glorieux. Ook een beetje een buitenbeentje als je de optelsom van zijn carrière maakt. In de humaniora gingen we naar een concert van Jeugd en Muziek. Dat was toen “The François Glorieux Panoramic Trio Plays Glorieux”. Hij had een speciaal programma voor de jeugd samengesteld en vertelde over zijn verre reizen. Alles wat een jonge kerel van dertien/veertien jaar nodig heeft om van de kleine waakvlam een gigantische steekvlam te maken. De eerste componist ook die ik in levenden lijve ontmoette! Ook John Williams beïnvloedde mij, maar Bernstein heeft wel de grootste inhoudelijke indruk op mij nagelaten.
-U bent op vele terreinen actief, is dat toe te schrijven aan een hoge dosis eigenzinnigheid of ondernemerschap?
De optelsom van de twee, denk ik. Mijn ouders waren kleine zelfstandigen. Van thuis uit heb ik meegekregen om met verschillende paarden naar de koers te gaan. Als er iets wegvalt kun je terugvallen op de rest. Maar ik beoefen de verschillende elementen van mijn job met evenveel liefde en passie. Dirigeren en componeren in verschillende genres. Ik ben verknocht aan etnische kunst en muziek. Ook literatuur spreekt mij aan. Niet dat ik zelf schrijf, maar ik bedien mij wel van literatuur.
-Als inspiratiebron?
Inderdaad. Het verschilt van mens tot mens welke dingen je aantrekken of aanspreken.
-Een mindset. Kunst, als onderdeel van expressie, is in grote mate ontwikkelingsdynamica. Kunst doet nadenken. Kunst toont wat anders niet gezien of waargenomen wordt.
Een mindset inderdaad. We lopen hier op deze wereld rond en willen van alles genieten. De beleving is een uiterst persoonlijk iets. Laat vijf mensen naar een schilderij of beeldhouwwerk kijken, of vraag uitleg aan getuigen van een ongeluk. Je krijgt vijf verschillende verhalen!
-Wat zijn de sleutelmomenten in uw loopbaan geweest?
Er zijn verschillende sleutelmomenten geweest, zowel innerlijke als uiterlijke. Mensen die je levenspad kruisen zijn vaak bepalend voor je ontwikkeling. Het zijn geen mijlpalen, maar het markeert je wel. Ik was ooit hospitant bij lessen die Bernstein heeft gegeven. Als de man ergens binnenkwam, ik verzeker u, dat gaf vonken! Het zijn momenten die je bijblijven. Nu ik ouder word, realiseer ik mij ook dat dat veel te maken heeft met perceptie. Carrières zijn natuurlijk gebaseerd op innerlijke drive, op talent, maar ook door de media. Hoe over een bepaald persoon al dan niet gesproken wordt. Het is een optelsom. Ook de ontmoeting met mijn jeugdidool, componist van filmmuziek John Williams. Als je zo iemand ontmoet en daar face to face mee praat. Dat zijn momenten die je koestert. Later zijn we zeer goed bevriend geworden. Je raakt aan dergelijke ontmoetingen natuurlijk gewend, omdat het ook allemaal maar mensen zijn. Andere belangrijke momenten zijn als je een werk componeert en je voert het de eerste keer uit. Je laat het voor de eerste keer los, dat is een quasi onbeschrijflijk gevoelsmoment.
-Na een creatie welk gevoel borrelt dan naar boven: voldoening of is de weg er naartoe belangrijker?
Het laatste, de hele weg er naar toe. De eerste gedachte, de eerste tot de laatste noot die je op papier zet. Het belangrijkste is heel dat creatieproces en het denkproces dat er aan voorafgegaan is. De uitvoering is een andere fase. Na alles wat ik reeds gedaan heb: duizenden concerten dirigeren, honderden werken componeren, jaarlijks twee keer de wereld rond,… de hoogste voldoening haal ik uit mijn eigen werk dirigeren. Dat geeft een geweldige kick.
– ‘Compositorisch denken’, hoe kunt u dat enigszins duidelijk maken voor een leek?
Componeren is het bedenken van klankstructuren binnen tijdsstructuren. Het is een logisch, vaak ingenieus denkproces dat je kan vergelijken met het bouwen van een raket waarmee je naar de maan vliegt… met dat verschil dat muziek geen exacte wetenschap is. Het is een combinatie van weten, kennis, maar ook veel spontaneïteit, intuïtie en gevoel. Inspiratie die je krijgt en die je dan vasthoudt. Bij een dichter kan dat een woord zijn, een gedachtenflits, een blik… Bij een componist is dat eigenlijk hetzelfde.
-Hebben wiskunde en muziek met elkaar te maken? Pythagoras had het in de 6de eeuw voor Christus al over wiskunde als basis van de harmonie.
Dat klopt, zijn theorie van de boventonen. Pythagoras heeft als allereerste aangetoond dat elke grondtoon, of die nu afkomstig is van een trillende snaar of een zingende klankschaal, een reeks natuurlijke boventonen heeft. Als je een grondtoon aanslaat zijn al die boventonen in de ruimte aanwezig, ook al hoor je ze niet altijd. Kleine kinderen zijn daar ontvankelijker voor, het gehoor van volwassenen is niet meer zo perfect. Dat is de basis van de klassieke harmonie waarop de westerse muziek is gebaseerd. Voor alle duidelijkheid niet alle muziekculturen hebben hun theorieën gebaseerd op Pythagoras.
-Stilistische polygamie is uw handelsmerk geworden. U componeert wereldmuziek, symfonieën, oratoria, liederen, kamermuziek, filmmuziek én muziek voor musicals.
In de grond doe ik altijd hetzelfde, het zijn gewoon de genres die verschillen. Muziek is een emotie overbrengen. Muziek is nooit abstract. Er zijn componisten die abstract kunnen schrijven. Bach is daar een heel mooi voorbeeld van. Bij mij komt er altijd een verhaal aan te pas. Ergens een rode lijn die doorheen de compositie loopt. Of dat nu een musical is, of een oratorium of een instrumentale symfonie. Dat maakt eigenlijk niets uit. De opbouw verschilt natuurlijk van werk tot werk. Ik laat mij inspireren door iets en de werkkracht en talent doen de rest.
-Ik hoorde u ooit in een reportage zeggen dat filmmuziek componeren een van de moeilijkste dingen is.
Het is zo moeilijk omdat je rekening moet houden met zovele aspecten die buiten de muziek staan. Om te beginnen is filmmuziek toegepaste kunst in die zin dat je onderdanig bent aan het beeldmateriaal. Soms heb je veel vrijheid, andere keren weinig. Maar je moet je op technisch vlak altijd aanpassen. Film is het medium waarin het beeld centraal staat. Soms moet de muziek ook rekening houden met de dialoog. Je bent eigenlijk een klein onderdeel van een groter geheel. Het is soms moeilijk om jezelf weg te cijferen en je in te leven in elk nieuw verhaal. Filmmuziek is eigenlijk van vrij recente datum. Honderd jaar geleden bestond die taal nog niet. Er was wel narratieve muziek die later heel veel in films gebruikt werd. Denk maar aan de film Dood in Venetië met de muziek van Mahler. Mahler heeft in de verste verte nooit kunnen bevroeden dat zijn muziek zou gebruikt worden als sfeerschepping bij een audiovisueel kunstwerk! Filmmuziek is een nieuwe taal die zich heeft ontwikkeld de afgelopen twaalf/dertien decennia. Ondertussen is de cultuur tussen beeld en klank ongelooflijk veranderd. Er is veel meer ruimte voor de persoonlijke invulling van de kijker. Er zijn klankwolken die je in een gemoedstoestand brengen en de ruimte geven om in te vullen wat je al dan niet wil voelen. Dat betekent dat de componist vandaag ook een zeer groot dramaturgisch/psychologisch inzicht moet hebben. Zijn functie is niet alleen muziek componeren maar hij moet ook een stille bewaker zijn van de dramaturgische lijn die door de film loopt.
-Waar ligt uw grote liefde: compleet onafhankelijk uw ding kunnen doen of muziek componeren in opdracht?
Goh. Muziek componeren in opdracht heeft als voordeel dat je ervoor betaald wordt. Los van het financiële ben je er ook zeker van dat je muziek uitgevoerd wordt. Als het uitgevoerd wordt kan de muziek ook opgenomen worden en doorgegeven worden aan volgende generaties. Als je zelf een muziekstuk bedenkt dan ligt er paper op je bureau en dan moet je een beetje gaan leuren om je muziek gespeeld te krijgen. Daarom geef ik er de voorkeur aan om opdrachten te krijgen.
-In het prille begin van uw carrière als componist componeerde u een symfonie met heel wat ongekende instrumenten, een hypnotiserend auditief landschap. Dat heeft u nadien nooit meer gedaan.
Ik heb dat inderdaad gedaan met de symfonie “Artesia” en een tweede symfonie “The Birth of Music”. Nadien heb ik dat nooit meer gedaan om de eenvoudige reden dat de manier van programmeren van de orkesten veranderd is. De grootste moeilijkheid was, en is nog steeds, om de musici te vinden die op al die etnische instrumenten kunnen spelen! Maar ik ben nu bezig aan een ‘Opus Magnum’ waarin ik teruggrijp naar wat ik gedaan heb in de jaren negentig. We staan nu een stuk verder. Technologisch is er veel geëvolueerd. Het is niet meer per se nodig dat je al die personen op het podium nodig hebt die deze instrumenten bespelen. Er zijn andere manieren om geluidsbronnen bij het publiek te brengen. Ik kan er nog niet te veel over kwijt, maar het is work in progress.
-Heeft de Belgische muziek een sterke identiteit?
Wat is Belgische muziek? Ik vind dat een goede en tegelijkertijd moeilijke vraag. Ik denk van alle genres is het misschien juist de popmuziek die de grootste identiteit heeft. We zijn altijd goed geweest in het innoveren van popmuziek, dan denk ik aan mensen zoals Ozark Henry alias Piet Godard, dEUS die nieuwe klanken hebben geproduceerd, Hooverphonic, Joost Zweger, Stromae. Ik denk ook aan Jasper Steverlinck, Vaya Con Dios een paar decennia geleden. Het genre dat het meeste impact heeft gehad op onze buurlanden en misschien heel de wereld is toch de Belgische popmuziek. We hebben natuurlijk ook wel fantastische componisten in het klassieke genre, Frederik Devreese is er een van. Maar geen figuren zoals een Philip Glass die echt de sporen van de hedendaagse klassieke muziek heeft verlegd. Bij mijn weten niet. Misschien hebben we die wel maar hun muziek is er toch niet in geslaagd om een trendbreker te zijn.
-U componeert werk in verschillende stijlen, van de vroege barok tot hedendaagse creaties, dat impliceert veelzijdigheid en flexibiliteit.
Veelzijdigheid, dat klopt wel. Door de vraag om vandaag een Weense wals en morgen een Argentijnse tango te componeren, voor de volgende film iets polyfonisch of iets in renaissance stijl ontwikkel je flexibiliteit. Die heeft een groot voordeel, maar er zit ook een nadeel aan verbonden.
-In welke zin?
Omdat je steeds verder weggaat van je eigen ding. Je kunt alle mogelijke gerechten van de wereld klaarmaken. Vandaag maak je pizza klaar en morgen sushi, maar wie ben je echt als kok? Ben ik de kerel die alles handig kan namaken of wat komt uit je eigen buik?
-Je moet je eigenheid bewaren en vooropstellen?
Precies, je eigenheid bewaren is van primordiaal belang.
-Wat is uw meest ambitieuze compositie tot nog toe?
De meest ambitieuze composities zijn toch de symfonieën die ik geschreven heb in de jaren negentig. “La Soledad de Amérika Latina” geschreven in samenwerking met de Nobelprijswinnaar Gabriel Garcia Marquez en “Artesia” een universele symfonie voor orkest en etnische instrumenten. Ze waren in die tijd zeer vernieuwend. Niemand had dat ooit al eerder gedaan. Ook internationaal niet. Qua muzikale taal was het vioolconcerto “Sophia” dat ik heb geschreven in het jaar 2000, inmiddels heb ik zo’n 400 composities op mijn actief, kan appelleren aan de muziekgeschiedenis. Ik heb me altijd voorgenomen als ik één werk componeer, dat zodanig goed is dat het kan concurreren met grote klassieke werken, dan is mijn opzet geslaagd. Ik kan daar niet over oordelen. De tijd zal daarover oordelen. Als je me dan toch de vraag stelt dan denk ik dat het vioolconcerto “Sophia” toch een heel sterk werk is.
-Uw echtgenote Claire Tillekaerts, gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and Trade, leidt wereldwijd handelsmissies. Een job waar ratio regeert. Een totaal andere wereld dan de kunstscène. Vormen jullie een complementair stel?
We vormen een perfect complementair stel. Als adolescent had Claire de ambitie om een kunstrichting te volgen. Haar grootvader was schilder én violist. Haar vader een magistraat. Het stond in de sterren geschreven dat zij in de advocatuur of magistratuur zou terechtkomen. Veel keuze was er niet! Zij wou eigenlijk in de voetsporen van haar grootvader treden. Claire heeft absoluut een artistieke ziel. Er is heel veel begrip voor mijn werk. Ze is zelf veel met kunst bezig. Gaat graag naar musea, is heel veel met literatuur bezig. Zij verslindt boeken aan een tempo, waanzinnig! Dat heeft te maken met de geest van de advocaat die op heel korte termijn veel dossiers moet doornemen. Er zijn veel meer gemeenschappelijke punten dan men zo op het eerste gezicht zou denken. Ik heb ook een groot zakelijk instinct in mij. Ik vecht voor mijn kunst. Als de oudste zoon uit een gezin van vijf kinderen en middenstanders heb ik niets cadeau gekregen. Ik heb het allemaal zelf gerealiseerd. Ik heb nooit subsidies gekregen, ik heb nooit aan die zuurstoffles gelegen, maar alles op eigen kracht gerealiseerd.
-Wat is uw sterkste gave: uw talent voor compositie of uw aanleg voor synthese, gedrevenheid en originaliteit?
Ik denk dat laatste. Het is ook wel een optelsom van alles. Mijn succes is dat ik weet wat ik kan en weet wat ik niet kan. Ik heb mij bekwaamd in datgene waar ik goed in ben en waarin ik de nummer één ben, dat is zo als dirigent en als componist. De combinatie van die talenten met mijn zakelijk instinct heeft ervoor gezorgd dat ik sta waar ik sta. Nu kan ik dat na veertig jaar carrière zeggen: “Bedankt aan al de mensen in binnen- en buitenland die mij voortdurend stokken in de wielen hebben gestoken. Deuren hebben gesloten.” Zij hebben mij gevormd tot wie ik vandaag ben, innerlijk en vormelijk.
-Mag ik eindigen met een quote van de Britse schrijver Aldous Huxley: “Na stilte is muziek het meest geschikt om het onzegbare te zeggen.” Daar probeer ik als kunstenaar aan mee te werken. Als dirigent het publiek beroeren met de muzikale nalatenschap en rijkdom van voorgangers en als componist met mijn eigen werk.