Al vele jaren strikt Laus Polyphoniae gerenommeerde namen uit de wereld van de oude muziek, waarbij de focus ligt op het Europese polyfone erfgoed uit de middeleeuwen en de renaissance. Maar het Antwerpse zomerfestival biedt daarnaast ook een podium aan een nieuwe lichting vocale en instrumentale artiesten tijdens de zogenaamde International Young Artist’s Presentation (IYAP). Een hele zaterdag lang kon u in AMUZ dus genieten van niet minder dan zes ensembles en een zeer brede waaier aan componisten, vaak ook anonieme meesters of nobele onbekenden.
IYAP is een jaarlijks coachingtraject van AMUZ en Musica Impulscentrum. Zes beloftevolle artiesten en ensembles, speciaal geselecteerd door een comité met vertegenwoordigers uit de internationale muziekscène, werden de voorbije dagen intensief begeleid door de blokfluitist, zanger en dirigent Peter Van Heyghen en sopraan Raquel Andueza. Beide keken hoofdzakelijk naar hoe de muzikanten zich aan het publiek presenteren: het verhaal dat de ensembles willen vertellen, de opbouw van hun programma en de interactie met het publiek. Want ‘gewoon’ het podium opkomen om wat muziek te maken, dat is anno 2023 allang niet meer voldoende. De historisch geïnformeerde performancelat moet daarentegen hoger; de toehoorders dienen (nog) meer betrokken te worden in het geheel. Of zo horen we als publiek toch om de haverklap vertellen. Het doel van dit vijfdaagse traject, zoals het in het programmaboek 2021 luidde: de musici versterkt opnieuw de wereld insturen.
In de vernietiging
Het te betrekken publiek was tijdens deze zonnige zaterdag alvast talrijk aanwezig, en zou doorheen de dag nog verder aangroeien. Want het eerste concert, dat van het Vestigium Ensemble, stond al om 10u op de planning, met vervolgens om het uur telkens een nieuw gezelschap. Het driekoppige Vestigium, samengesteld uit traverso, viola da gamba en klavecimbel, voerde de aanwezigen mee naar het Frankrijk post-Lully, waar midden de 18de eeuw een verwoede strijd plaatsvond over de mate waarin buitenlandse invloeden zorgden voor een corrumpering van de traditionele muzikale smaak. Over die bedenkelijke ontwikkelingen publiceerde ene Louis Bollioud-Mermet in 1746 zelfs een traktaat – een werk waaruit gambist Andrés García Fraile een kort citaat in Engelse vertaling zou geven. Dit uitgangspunt leverde een divers programma op, gaande van Lully-epigonen als Pierre Danican Philidor (1681-1731) over Georg Philipp Telemann (1681-1767) en Arcangelo Corelli (1653-1713) tot de ‘nieuwlichterij’ van Jean-Philippe Rameau (1683-1764). Aldus viel het opzet in twee helften uiteen. Eerst waren er nog twee uittreksels (Prélude en Allemande) uit de altijd aangename, luchthartige maar zeer vaak ook behoorlijk inwisselbare suites van een Philidor: iemand die ernaar streefde om met zijn muziek de natuur te imiteren. Zo geschreven, lijkt dat eigenlijk eerder hoog- dan luchthartig, maar goed. Daartegenover stonden dan de ‘ontaarde’ klanken van Telemann en Corelli, met hun sonates uit verafgelegen regionen die een stuk virtuozer, energieker en zeker ook kleurrijker bleken en hun invloed uitoefenden op de composities van Rameau, zoals bleek uit diens frivole, contrastrijkere Pièces de clavecin en concerts. De balans tussen het drietal was vaak subtiel en helaas soms ook wat fragiel. Fluitiste Ana Fernández Anguita nam daarbij aan de rechterhand van de klavecinist plaats, daar waar doorgaans de gambist plaatsneemt. Zouden de coaches hier misschien de hand in hebben gehad? Feit is dat ze soms wat overpowered werd. Een ontdekking was dan weer de prachtig gearticuleerde Sarabande (Largo) uit de sonate in d (opus 2 nr. 2) van ene Michel Blavet (1700-1768), één van de vele minder bekende componisten die vandaag de revue passeerden.
Mundus vergens in defectum. Oftewel: de wereld stort zich in de vernietiging. De eerste frase die de vier dames van Contre le Temps op het publiek loslieten, en zijn naam gaf aan het hele programma, beloofde weinig goeds. Maar ook al werd er aanvankelijk een sfeer van geweld en oorlog bezongen, met hun opeenvolging van anonieme, polyfone composities liet dit kwartet bovenal een bijzonder mooie herinnering na. De vervlechting van stemmen was een genot om naar te luisteren, terwijl je ook de evolutie van elke stem nauwgezet kon volgen. Knap! Tijdens die eerder zeldzame momenten dat een individu zich uit het geheel zou loszingen, sprong vooral de prachtige stem van Karin Weston – “er is niets mooiers in het leven dan te zingen” – in het oor. Vanaf dan begon al het uitkijken naar Rubens Rosa, een ensemble dat in de namiddag mocht opdraven en waar deze sopraan eveneens de vocale partij voor haar rekening zou nemen. Doorheen het eens plechtige en dan weer rustgevende declameren, veranderde het ensemble bij elk nieuw gezang van opstelling. Zo ging het in een half maantje staan, in een kruis tegenover elkaar of quasi op één lijn. Alles werd in het werk gezet om de muziek zo goed als mogelijk te projecteren, ook al verloor het viertal geleidelijk wat aan hoogte. De aanwezige vox populi lustte er hoe dan ook pap van, trakteerde verdiend op een stevig applaus, en kreeg er een beknopte encore voor in de plaats.
In zijn lijstje met tien concerttips had De Standaard ook één van de IYAP concerten opgenomen, en wel het derde met fluitiste Liane Sadler en luitist Elias Conrad. Waarom net dit ene concert, en niet meteen de kans grijpen om het volledige opzet van IYAP in de kijker te plaatsen? Allicht omwille van ene Maddalena Casulana, een laat-zestiende-eeuwse componiste uit Italië die vol voor het voetlicht werd gebracht. Zo had het in Basel gebaseerde duo een bundel meegenomen met daarin door hen bewerkte madrigalen van Casulana. Geen onbelangrijke dame, zo blijkt, want zij was de eerste vrouw uit de westerse muziekgeschiedenis die haar eigen madrigaalbundels publiceerde. Haar tijdgenoten prezen haar muzikale talent, lezen we in het programmaboek – een flink uit de kluiten gewassen brevier. Bovendien had Casulana persoonlijke contacten met componisten als Nicola Vicentino – wellicht haar leraar – en ‘onze’ Orlandus Lassus. Even prijzenswaardig was de zowel attente, intieme als fijnzinnige dialoog die Sadler en Conrad met elkaar en met de muziek uitbouwden, en waarbij er meermaals van renaissancetraverso werd gewisseld. Anderzijds zijn dit instrumentale confessies die in een grote kerk niet het best tot hun recht komen. Laat het een pleidooi zijn om het publiek dichter bij dit soort actie te brengen, door de musici bijvoorbeeld in het midden van het schip te zetten en het publiek rondom te doen plaatsnemen. Niet voor het eerst vandaag werd een volgordewijziging in het programma via een addendum bij het programmaboek meegedeeld. Zouden de coaches in die wijzigingen misschien de hand hebben gehad? Ik vraag het me niet langer af, maar stel enkel nog vast dat er in geen enkele van de zes presentaties echt baanbrekende zaken te vermelden waren, veeleer integendeel.
Stukje Italië in Kaapstad
Na de middagpauze stapten met het Duo Yamane twee Japanners het podium op. Onder de arm van cellist Futo en pianofortespeelster Yuki Yamane bevonden zich twee partituren: de tweede sonate uit het opus 102 van Beethoven (1815–1816) en de Variations concertantes van Mendelssohn (opus 17 1829). Met beide werken wilde het duo, dat zich op dit moment aan het conservatorium van Brussel in het 19de-eeuwse repertoire vervolmaakt, de relativiteit aantonen van de onderverdeling van de muziek in strikt afgebakende stijlperiodes. Of met andere woorden: hoe klassiek was Mendelssohn, en hoe romantisch Beethoven? Van de beide werken in re-groot werd eerst een overtuigende lezing van Mendelssohns concertante variatiereeks gegeven. Zeker in de meer ernstige en stormachtige passages leek het wel alsof Mendelssohn dit werk niet aan zijn broer Paul, maar wel aan dit duo had opgedragen. Zo groot klonk alvast het vurig engagement waarmee deze muziek werd verdedigd. Het ietwat naïeve thema daarentegen – bijzonder klassiek qua uitwerking – kreeg een lieflijke, respectvolle, maar bovenal ontwapenende frasering. Benieuwd hoe het tweetal het er in Beethoven vanaf zou brengen. Meteen werd hoorbaar dat het ook in dit volgende werk niet aan ideeën ontbrak. Het resultaat van een sprekende toon aan de pianoforte – een instrument gebouwd door Joseph Böhm in Wenen in 1824 – en de grote, weidse klank van de cellist. Het tweetal zat elkaar in de beide hoekdelen (Allegro con brio en Allegro – Allegro fugato) zeer nauw op de huid, en tegelijk kon er ook opvallend vrij gemusiceerd worden. Een vaststelling die ook de suspenserijke opbouw van het Adagio con molto sentimento d’afetto ten goede kwam. Over de mate waarin Duo Yamane aan Beethovens romantische ziel raakte, kan worden geredetwist, maar feit is dat dit een onderhoudende uitvoering was.
Met het vijfde concertje – het was intussen 15u – doken er evenveel dames op die samen Rubens Rosa vormden, een jong ensemble dat zich op de middeleeuwse muziek toelegt. Zangeres Karin Weston hoorden we al. Zij werd vergezeld door onder anderen de oprichtster en vedelspeelster Aliénor Wolteche. Voeg daar ook nog een viola d’arco, harp en luit aan toe, en je krijgt een bont gezelschap. Centraal in hun programma stond een opmerkelijk boek: de codex Grey, oftewel de Capetown codex, een manuscript met laatmiddeleeuwse, West-Europese muziek dat voor 1506 in een benedictijns klooster in Noord-Italië was samengesteld, en dat via de Britse gouverneur van de Kaapkolonie, Sir George Grey, in 1861 aan de nationale bibliotheek van Zuid-Afrika was geschonken. Met dit stukje Italië in Kaapstad raakte Rubens Rosa aan één van de belangrijke uitgangspunten van Laus Polyphoniae, en dat is de wetenschappelijke onderbouwing van de muziek die er klinkt. De Capetown codex is zo’n wetenschappelijke bron en Rubens Rosa gaf in verschillende constellaties een veelzijdige bloemlezing uit de in totaal 85 composities die erin terug te vinden zijn. Het leverde fijngevoelig spel op, al kon het geheel toch ook wat meer smoel en pit gebruiken. Wat uiteindelijk het meest bijbleef, was de verrassende vocale afsluiter. Die was zo ontwapenend, dat er tijdens de uitvoering zelfs een snaar sprong. Een mirakel van hogerhand dat nergens anders dan in deze gewijde omgeving had kunnen plaatsvinden.
Laatste in het rijtje ensembles van deze namiddag was Apollo’s Cabinet, en ook aan hun concert lag een originele bron ten grondslag. Charles Burney (1726-1814), een Engels componist en musicoloog, maakte in 1770 en 1772 immers twee grote reizen door Europa en schetste in zijn reisverslag een zeer boeiend beeld van de toenmalige Europese muziekcultuur. Apollo’s Cabinet trad in Burney zijn voetsporen en voerde de toehoorders dus mee op een vermakelijke reis die in Frankrijk begon en halt hield in Italië (Venetië), Oostenrijk (Wenen), Duitsland, de Nederlanden en ten slotte Groot-Brittannië. Dit narratief programma viel reeds in de prijzen, en terecht zo bleek. Het getuigde niet alleen van een zelfzeker professionalisme en dito enthousiasme, maar ook van een uitermate grote virtuositeit. Vooral de beide vingervlugge blokfluitisten Teresa Wrann en Mathis Wolfer maakten op die manier indruk. Schijnbaar moeiteloos namen zij trouwens ook de rol van respectievelijk vertelster en klavecinist op. De kracht van dit opzet was dat er door aandachtig te luisteren ook veel gezegd kon worden, want de muziek van onder anderen Michel Corrette (1707-1795), Jean-Baptiste de Bousset (1662-1725), Johann Adolf Hasse (1699-1783) en Johann Heinrich Schmelzer (1623-1680) sprak boekdelen en reikte van statig en intiem naar speels en uitbundig, en terug. Zeker aan die laatste twee kwalificaties droegen ook de zangkunsten van Ella Bodeker bij, al moet gezegd dat het acteren haar (nog) beter afging dan het zingen. Oude muziek heeft per definitie een oubollig imago, maar Apollo’s Cabinet bewees met Dietrich Buxtehude en de traditional John come kiss me now dat er ook veel humor in kan schuilen. Het werd dus gehoord, en is niet onopgemerkt gebleven, zo zou (van het) Reve het ongeveer benoemen.
Een dagje talent spotten tijdens Laus Polyphoniae, rots in de branding van de oudemuziekfestivals, en dit al dertig jaar lang, deed beseffen dat er meer is dan enkel Pukkelpop of het Antwerpse Bollekesfeest. Op dus naar volgend jaar, waar er beslist opnieuw een editie van de International Young Artist’s Presentation georganiseerd wordt. De variatie die je op zo’n marathonconcert voor slechts 36 euro gepresenteerd krijgt, is in ieder geval fenomenaal. Prijs-kwaliteit is dit absoluut een grote onderscheiding. En dat weet de jury, het publiek, ook te waarderen, getuige de grote opkomst. “Ons belangrijkste doel is kunst delen met zoveel mogelijk mensen”, zo vertelde artistiek directeur Bart Demuyt aan het magazine ZOUT. Wel, die missie was vandaag zeker geslaagd!
WAT: IYAP – International Young Artist’s Presentation
WIE: Vestigium Ensemble [Ana Fernández Anguita, traverso | Andrés García Fraile, viola da gamba | Eliot Xaquín Dios Martínez, klavecimbel]; Contre le Temps [Cécile Walch en Karin Weston, sopraan | Amy Farnell en Julia Marty, mezzosopraan]; Liane Sadler, renaissancetraverso’s & Elias Conrad – luit; Duo Yamane [Futo Yamane, cello | Yuki Yamane, pianoforte]; Rubens Rosa [Aliénor Wolteche, vedel en artistieke leiding | Karin Weston, zang | Elizabeth Sommers, viola d’arco | Mélina Perlein-Féliers, harp | Asako Ueda, luit]; Apollo’s Cabinet [Ella Bodeker, sopraan | Teresa Wrann, blokfluit | David Lopez Fernandez, viool | Harry Buckoke, viola da gamba | Jonatan Bougt, teorbe en barokgitaar | Mathis Wolfer, blokfluit en klavecimbel]
WAAR: AMUZ – Antwerpen
WANNEER: zaterdag 19 augustus 2023
ORGANISATIE: Laus Polyphoniae 2023: Antwerpen. Townscape – Soundscape, nog tot en met zondag 27 augustus