Voor de melomanen die op zoek zijn naar opera’s die weinig gespeeld of ten onrechte verwaarloosd worden is er één adres : de Wexford Festival Opera in Ierland die dit jaar al aan zijn 64ste editie toe is.
Gedurende twaalf dagen van 21 oktober tot 1 november bood het stadje aan de zuidoost kust van het eiland een gevarieerd programma met drie operaproducties, drie “short works” (opera’s in gereduceerde vorm), recitals, voordrachten, inleidingen en een gala concert.
Sinds 2008 worden de opera’s opgevoerd in het National Opera House, een mooi, goed uitgerust theater met 771 zitjes, dat speciaal voor het festival werd gebouwd. Donizetti, Rossini en Massenet zijn de componisten die tot nog toe het meest werden opgevoerd tijdens het Wexford festival dat een internationaal repertoire voorstelt dat vijf eeuwen omspant met als meest recente werk op de affiche “Silent Night” een opera van Kevin Puts uit 2011 die in 2014 aan bod kwam. Dit jaar bood het programma “Koanga” van Delius, “Guglielmo Ratcliff” van Mascagni en “Le Pré aux clercs” van Hérold.
“KOANGA” is de tweede “Amerikaanse opera” van de Engelse componist Frederick Delius, geschreven tijdens zijn verblijf in Florida (waar zijn vader hem naartoe gezonden had om sinaasappelen te verbouwen!) en die geïnspireerd werd door de lokale folklore en het lot van de zwarte bevolking. Het is zijn meest provocerende opera, een interraciale liefdesgeschiedenis in Louisiana met Voodoo en een slaaf die een vloek over zijn plantage uitspreekt. Het is een lyrisch drama in drie bedrijven met een pro- en een epiloog gebaseerd op de roman van George W Cable “Grandissimes : A story of Creole Life”. Afgewerkt in 1897 werd “Koanga” slechts voor het eerst opgevoerd in 1904 in het Stadttheater van Eberfeld in een Duitse vertaling van Delius’ vrouw Jelka. Wexford presenteerde de opera in de Engelse versie met het in 1972 gereviseerde libretto. Delius’ partituur is rijk en origineel, vol atmosfeer met schitterende koorbladzijden en prima verwerkte Afro-Amerikaanse muzikale invloeden. Gedirigeerd door Stephen Barlow gaven de koren en het orkest van de Wexford Festival Opera een boeiende, kleurrijke uitvoering met een sterke dramatische spanning en veel emotie. De enscenering van Michael Gieleta en het decor van James Macnamara waren sober maar suggestief en lieten een spontane handeling toe, dramatisch en pittoresk zonder overdrijving . De choreografie van Boyzie Cekwana zorgde voor een extra exotische toets. De vele koortonelen waren voortreffelijk op een originele manier geënsceneerd en het uitstekende ensemble met jonge, mooie stemmen (verschillende koorleden vertolken ook succesvol individuele partijen) schitterde moeiteloos. De Koanga van de Amerikaanse bariton Norman Garret was een nobele, trotse prins tot slavernij vernederd maar nog altijd beschikkend over een zekere oerkracht die zijn goden kon aanroepen met een indrukwekkende stem. Palmyra, de jonge halfbloed die Koanga’s geliefde wordt, werd met veel gratie en emotie vertolkt door de Zuid-Afrikaanse sopraan Nozuko Teto met een heerlijk openbloeiende , expressieve sopraan. Christopher Roberston gaf allure aan de plantagebezitter Don José Martinez en Kate Allen was zijn onderdanige echtgenote Clotilda, de gekwelde halfzuster van Palmyra. Jeff Gwaltney gaf een juist profiel aan de boze Simon Perez.
“GUGLIELMO RATCLIFF” is een “Tragedia” in vier bedrijven van Pietro Mascagni, werd gecreëerd in de Scala van Milaan in 1895, dus vijf jaar na “Cavalleria rusticana” de opera die de componist beroemd maakte. Geestdriftig onthaald bij de première en dikwijls beschouwd als de beste opera van Mascagni, kende “Guglielmo Ratcliff” – de favoriete opera van de componist – slechts ongeveer vijftig opvoeringen in een periode van honderd twintig jaar. De reden moet misschien gezocht worden in de vrij gecompliceerde enscenering die het stuk vraagt en de hoge technische en interpretatieve eisen van de hoofdrollen. Het libretto is gebaseerd op de Italiaanse vertaling van Andrea Maffei van het drama van Heinrich heine “Wilhelm Ratcliff”. Het is een vrij gecompliceerd verhaal, erg “Sturm und Drang” met grote passies en geesten uit het verleden in een Schots landschap gehuld in nevel of gegeseld door wind. Niet erg gemakkelijk om te ensceneren, inderdaad. Met Tiziano Santi (decors), Giuseppe Palella (kostuums), Ian Sommerville (licht) en Riccardo Olivier (choreografie) heeft de regisseur Fabio Ceresa ervoor gekozen een wereld te creëren tegelijk reëel en fantastisch, streng gestileerd en wild gefantaseerd, helemaal in het wit, waarin levenden en geesten elkaar ontmoeten in een dodendans. De personages hebben duidelijk uitgetekende profielen en stellen zich voor in lange monologen die het verhaal vertellen en verduidelijken. Er zijn er vier, een in ieder bedrijf. De eerste is die van MacGregor, de vader van Maria, die vertelt hoe de verloofden van zijn dochter gedood werden door Guglielmo Ratcliff, die door Maria was afgewezen. De tweede en derde zijn voor Ratcliff voorbehouden die zijn handelwijze verklaart en de vierde is die van de oude Margherita die het verhaal vertelt van de fatale liefde van Elisa, de moeder van Maria en Edvardo, de vader van Guglielmo, de tragedie die zal eindigen in de dood van Maria van Guglielmo. Het is duidelijk dat die lange monologen stevige en expressieve stemmen vragen vooral voor de rol van Guglielmo die bovendien erg lang is en waarvan de tessituur meer dan eens vergeleken wordt met die van een Wagneriaanse “Heldentenor” met een aantal hoge noten er bovenop. Angelo Villari verdedigde de rol op meer dan overtuigende manier met zijn ruime en robuuste stem met een rijk goudkleurig timbre. Gianluca Buratto gaf zijn glanzend metalen basstem aan MacGregor en Douglas vond een prima vertolker in David Stout met zijn edele, kernige bariton. Mariangela Sicilia was een lieflijke en ontroerende Maria met een heldere, mooi vloeiende sopraan en de Margherita van Annunziata Vestri, met slanke mezzo-sopraan, was geheimzinnig en expressief in haar lange monoloog. Goede prestaties van de andere leden van de bezetting en dan vooral van Quentin Hayes (de herbergier Tom) en Sarah Richmond (zijn zoon Willie). Onder leiding van Francesco Cilluffo liet het orkest van de Wexford Festival Opera de partituur van Mascagni zijn rijkdom ontplooien in zijn dramatische strijkers, gekleurd door de hout- en de koperblazers en de melodische zanglijnen zich mooi ontwikkelen. Een verrijkende kennismaking!
Geen bloedig drama meer in “LE PRE AUX CLERCS” de opéra comique van Ferdinand Hérold alhoewel de handeling enigszins aanknoopt bij de strijd tussen katholieken en protestanten in het Frankrijk van 1582. Maar de eerder magere intrige eindigt met een happy end voor de protestanten Isabelle de Montal en de Baron de Mergy die kunnen trouwen dank zij de tussenkomst van Marguerite de Valois. Gecrëerd in de Opéra Comique (Salle de la Bourse) in Parijs in 1832 beleefde « Le Pré aux clercs » duizend zeshonderd opvoeringen alvorens van de affiche te verdwijnen. De huidig Opéra Comique van Parijs (Salle Favart) presenteerde de opera van Hérold in maart 2015 in coproductie met de Wexford Festival Opera en Palazetto Bru Zane (Centre de musique romantique française) en het is dus deze realisatie in een enscenering van Eric Ruf die in Wexford vertoond werd met een gedeeltelijk andere bezetting. Het is een erg brave productie zonder veel verbeelding in erg eenvoudige, naïef aandoende decors(Eric Ruf) en historische kostuums (Renato Bianchi) en met een regie die levendiger en boeiender kon zijn. Jean-Luc Tingaud dirigeerde met zwier en lichte hand, goed gevolgd door het orkest en de koren van Wexford, altijd even geëngageerd. Marie-Eve Munger (Isabelle), Marie Lenormand (Marguerite de Valois), en Eric Huchet (Cantarelli) waren en reeds in Parijs bij en herhaalden hier hun vertolkingen. Marie-Eve Munger gaf isabelle, jeugd, kwetsbaarheid, emotie en vocale virtuositeit. Marie Lenormand had de présence en autoriteit voor Marguerite de Valois maar was vocaal vrij zwak en projecteerde de tekst onvoldoende. Eric Huchet was een handige, komische Cantarelli die even goed sprak als hij zong en zijn personage prima reliëf gaf. Dat was niet het geval voor Nico Darmanin wiens vertolking van Mergy weinig allure of karakter had en vocaal eerder pijnlijk was. Tomislav Lavoie daarentegen was een prima Girot met een warme stem en Dominique Côté een gevaarlijke, belachelijke Comminges. Magali Simard-Galdès tenslotte presenteerde een charmante maar vocaal te lichte Nicette.