Hoe evoceer je (mede)lijden in een programma voor strijkkwartet? Haydns Sieben letzten Worte is in dat geval een certitude. En ook Der Tod und das Mädchen van Schubert past in het plaatje. Het Kuss Quartett combineerde deze klassiekers met hedendaagse composities van Harrison Birtwistle en Thomas Adès.
Hoe evoceer je (mede)lijden in een programma voor strijkkwartet? Haydns Sieben letzten Worte is in dat geval een certitude. En ook Der Tod und das Mädchen van Schubert past in het plaatje. Het Kuss Quartett combineerde deze klassiekers met hedendaagse composities van Harrison Birtwistle en Thomas Adès.
Had deze editie van het Klarafestival veel aandacht voor grote koor- en orkestwerken, dan kwam de kamermuziek er eerlijk gezegd behoorlijk bekaaid vanaf. De passage van het Kuss Quartett in het Brusselse conservatorium was een welgekomen uitzondering. Het is pas de tweede keer dat dit viertal uit Berlijn bij ons over de podiumvloer komt. Nochtans timmert dit kwartet, genoemd naar primaria Jana Kuss, al sinds 2002 aan de weg. Met zijn overwinning op de Premio Paolo Borciani maakte het ensemble een vliegende start, en trad op die manier in de voetsporen van illustere collega’s als het Artemis Quartet. Het volgende jaar werd het door de European Concert Hall Organization (ECHO) als Rising Star geselecteerd. Sindsdien is het Kuss Quartett een graag geziene gast in de meest gerenommeerde concertzalen, en dit zowel binnen als buiten Europa.
Lijden en medelijden waren dit jaar de sleutelwoorden van het Klarafestival. Met een programma dat zorgvuldig rond de dood en vergankelijkheid was opgebouwd, speelden de leden van het Kuss Quartett gevat op deze thematiek in. Voor de pauze kreeg het publiek telkens drie fragmenten te horen uit Haydns Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze (1787), Harrison Birtwistles Pulse Shadows (1996) en Thomas Adès’ Arcadiana (1994). Het resultaat was een ietwat ongewone, maar door het scherpe contrast tussen de verschillende idiomen vooral bijzonder onderhoudende, negendelige suite. De enige compositie die echt van a tot z werd uitgevoerd, was het veertiende strijkkwartet van Schubert, beter bekend onder de noemer Der Tod und das Mädchen (1824). Een concertseizoen is niet compleet zonder een live-uitvoering van dit pakkende meesterwerk: een voorrecht dat de componist zelf nota bene nooit gegund was, zo wist inleider David Baeck te vertellen.
Fragiele ingetogenheid
Haydns Sieben letzten Worte stonden tijdens het Klarafestival eigenlijk twee keer op de agenda. Deze sobere, maar o zo doeltreffende muziek is immers in verschillende gedaanten overgeleverd. Van oorsprong een orkestwerk, maakte Haydn er later ook nog een oratorium van. En tussendoor schudde de componist dus een arrangement voor strijkkwartet uit zijn mouw. Haydn toonde zich met recht trots op dit unieke werk. Hij dirigeerde het bij zijn laatste publieke optreden in 1803. De bezieling waarmee het Kuss Quartett de inleiding (Maestoso ed adagio) aanpakte, liet alvast het beste voor deze avond verhopen. Breedvoerig zonder ook maar even breedsprakerig te worden, werd het openingsstatement tot tweemaal toe met een flinke dosis drama geponeerd. Het samenspel was opvallend hecht, de geproduceerde sonoriteit zonder meer exemplarisch. Tijdens het daaropvolgende, vertederende Largo sprong vooral de heldere articulatie van de primaria in het oor, terwijl haar drie mannelijke kompanen voor een dynamische muzikale onderbouw zorgden. Met heerlijk geplukt spel opende de vijfde sonate (Adagio), waarin de beide violen elkaar prima aanvoelden. Eens fijnzinnig, dan weer verbeten, toonde het kwartet met succes meerdere gezichten. Het Terremoto (Presto e con tutta la forza) waarmee het eerste deel van dit concert uiteindelijk besloot, was één en al felheid, spanning en energie.
Van de plechtige verklanking van Christus’ overgeleverde woorden naar de Pulse Shadows van Birtwistle: het is allesbehalve een kleine stap. In het zenuwachtige Frieze I en II kan er van een compacte klank geen sprake meer zijn. Als lichtflitsen schieten de korte motiefjes alle richtingen uit. Deze stukken vergen van de musici opperste alertheid en een haast bovenmenselijke precisie. Maar hoe snedig het Kuss Quartett ook speelde, het plaatje dat door de vele losse puzzelstukjes moest gevormd worden, werd jammer genoeg nooit echt aanschouwelijk gemaakt. Het is de vraag of dat met deze heterogene muziek überhaupt wel mogelijk is. Neen, dan kwam het viertal in het ijzingwekkende Fantasia 3 beter uit de verf. En ook de drie uittreksels uit Adès’ Arcadiana leverden enkele ontdekkingen op. Het parodiërende Et… (tango mortale) werd met zoveel intensiteit aangevat, dat het risico om een snaar te laten springen niet denkbeeldig was. Gelukkig kwam het niet zover. Het ensemble gleed en kraste met veel enthousiasme verder over de snaren en maakte er op die manier een cynisch strompelende treurmars van. Met O Albion en Lethe laat Adès dan weer een heel ander geluid horen. Het eerste stuk is een ontzettend mooie, hoogromantische hymne ter ere van Groot-Brittannië, het tweede een efemeer spiegelpaleis dat naar één van de vijf rivieren uit de onderwereld werd genoemd en waaraan de doden zich laafden om hun aardse bestaan te vergeten. De fragiele ingetogenheid waarmee deze werken werden uitgevoerd, was werkelijk ongehoord. Ondanks de mythologische verwijzing was dit muziek om nooit meer te vergeten.
Consciëntieus
Een compositie die sowieso in het collectieve geheugen van elke melomaan gegrift staat, is het veertiende en voorlaatste strijkkwartet van Franz Schubert. Der Tod und das Mädchen, genoemd naar het gelijknamige lied dat in de variatiereeks van het Andante con moto als vertrekpunt dienstdoet, behoort zonder de minste twijfel tot diens beroemdste werken. Bovendien is het voor velen ook één van de meest aangrijpende in het genre. Onberoerd blijven, is in deze dus geen optie. Het Kuss Quartett maakte zowel technisch als interpretatief een zeer solide indruk en werkte consciëntieus naar een zinderende finale toe. Als een kameleon switchte de primaria van virtuoze leidsvrouw naar discrete metgezel en terug. In de koortsachtige eerste beweging (Allegro) viel op hoe verschillend het timbre van de beide violen wel was. De middenstemmen eisten een prominente rol op en zorgden voor de nodige vaart. In het Andante sprong de pittige derde variatie eruit: diepgravend spel, op en soms zelfs over het randje en met een tweede viool die een passend orgelpunt plaatste. Maar ook het plotse en bijzonder knappe decrescendo in de vijfde en laatste variatie liet een onuitwisbare indruk na. Snelheid, zuiverheid én power waren de ingrediënten van een kort maar intens scherzo (Allegro molto). Voeg daar nog enkele goed getimede accenten aan toe en wat je kreeg, was een bijwijlen hypnotiserend finale (Presto) waarin de violen een wedstrijd om ter vingervlugst leken te spelen.
Met een streepje Tchaikovsky als toegift bedankte het Kuss Quartett zijn publiek voor het aanhoudende applaus. Dat had genoten van een doordachte mix van bekende klassiekers en hedendaagse ontdekkingen. En het waren zowaar die laatste die om uiteenlopende redenen het meest bleven hangen. Voor wie niet in de zaal zat of de live-uitzending op Klara gemist heeft, is er op 24 maart een herkansing op Musiq’3.