Het NTG is een unieke werkplek die bruist van theater, muziek, dans en levert andermaal een voorstelling af die grenzen openbreekt.
Het NTG is een unieke werkplek die bruist van theater, muziek, dans en levert andermaal een voorstelling af die grenzen openbreekt.
Enkele jaren geleden maakten Alain Platel, Frank Van Laecke en Steven Prengels de bejubelde productie ‘Gardenia’ over oudere travestieten. Een pakkende voorstelling waarmee ze de wereld zijn rondgetrokken en staande ovaties kregen. Het is onmogelijk hun veelzijdige oeuvre in één thema te vatten. De fascinatie voor de mens, la condition humaine, staat centraal. De drie makers hadden zich voorgenomen om zeker nog eens hun krachten te bundelen. Vermits ze het Gentse DNA delen, wilden ze eerst iets rond hun gemeenschappelijke roots maken. Toevallig kregen ze het fotoboek van Stephan Vanfleteren ‘En avant, marche!’ in handen. Een ultieme ode aan een prachtig stuk levend erfgoed. Het geeft in honderden archieffoto’s een beeld van het Vlaamse fanfare- en harmonieleven in de twintigste eeuw. Verenigingen die deel uitmaken van het sociale en culturele weefsel onder het motto democratisering van de kunst. Een wereld vol contrasten en verscheidenheid van wat het hedendaagse blaasorkest is. Maar de fanfarewereld roept ook andere associaties op. Dorpsvetes, gekonkelfoes, generatieconflicten, ambities en frustraties. In die veelheid aan verhaalstof gingen Van Laecke, Platel en Prengels aan de slag om jong en oud te verrassen met een duik in die fascinerende klankenwereld van een fanfare, verstrengeld met een apart verhaal. Hun capaciteit om het uitzonderlijke te zien en beelden te schilderen creëerde hoge verwachtingen. ‘En avant, marche!’ is een belevingsmoment van klanken dat zich niet beperkt tot het marsrepertoire maar ook het gekende klassieke repertoire uit de negentiende en vroeg twintigste eeuw, subtiel en soms hilarisch verwerkt. Het werd een coproductie met theaterhuizen en festivals uit Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Spanje, Zwitserland, Australië… waar de voorstelling de komende maanden ook te zien zal zijn. Muziek is universeel, het gebruikte taaltje is een amalgaan van Frans, Engels, Duits. Eindproduct: een kosmopolitisch getinte voorstelling.
Vertrek en eindpunt
‘La morte è passata – de dood is langsgeweest’. Met deze zin, ontleend aan de eenakter ‘L’uomo dal fiore in bocca’ (De man met de bloem in de mond) van Liugi Pirandello, gingen ze aan de slag. Pirandello’s tekst uit 1922 laat een man aan het woord die stervende is door een kanker aan de mond en vanuit die hoedanigheid zijn geliefde van zich afduwt. Dit beeld voedde het universum van de makers. De voorstelling is een feest voor de zintuigen. Er werd vanuit improvisatie vertrokken met 4 acteurs, 7 muzikanten en 1 danser. Zij maken de vaste kern uit van de bezetting, daarbij komt nog een voltallige fanfare. Acteurs en muzikanten delen allemaal een passie. Vertellen een verhaal met hun stem of hun instrument. Voor wie maakt men theater? Voor de incrowd, de connaisseurs, voor iedereen? Ik denk dat elk individu met zijn achtergrond en feeling een ander inzicht krijgt in de microkosmos van een fanfare. Een plek waar mensen met alle achtergronden, van alle sociale klassen elkaar vinden.
Het element ‘tijd’
De tijd speelt in deze voorstelling een belangrijke rol. De tijd die een mens krijgt in dit leven versus de tempi, de tiijdsindeling van muziek. De eenzaamheid die toeslaat terwijl je omringd wordt door de massa. Uitbundigheid en het geluid van de stilte worden in ritmewisselingen tegen elkaar uitgespeeld. De openingscène is magistraal in de eenvoud. Opbrouck sjokt de lege scène, op een paar klapstoeltjes na, op met een draagbare radio. Plaatst een stoel centraal. Gaat traag een verlengsnoer halen. Schakelt de elektriciteit aan. Loopt terug om zijn cimbalen te nemen. Begint geconcentreerd te luisteren naar Wagners Lohengrin waar hij een paar accenten met zijn instrument moet geven. De eerste interventie mist hij ei zo na, de tweede klopt perfect. Deze scène duurt 4 à 5 minuten. Je voelt het publiek onrustig worden. Het is geconditioneerd door de flitsende berichtgeving, snel gemonteerde films. Rustpunten in de razend voortsnellende tijd wekken onrust op. Contrasterend beginnen twee vrouwen in ijltempo de stoelen voor de muzikanten klaar te zetten. De muzikanten arriveren. Stemmen hun instrument, willekeurige klanken die overvloeien in Mahlers ‘Urlicht’. Sierlijk als een flamencodanser, met cimbalen i.p.v. castagnetten beweegt Opbrouck zich tussen de stoelen. Druppelsgewijs krijg je zijn trieste lot te horen. Hij heeft keelkanker, kan niet meer op zijn trombone spelen, maar zijn fanfare kan hij niet missen. Hij wil er nog bij horen. Daarom geeft hij op de achterste rij klankaccenten met de cimbalen. Hij is uit balans. Mist de ijkpunten in zijn modale leven.
Verfremdung
Wie mars- of hoempapamuziek verwacht, ingesnoerd door conventie, slaat de bal mis. Pareltjes uit de muziekgeschiedenis van o.m. Verdi, Strauss worden kunstig verweven. In een stille optocht, met hun jas over de arm, zoeken de muzikanten van de Koninklijke Muziekvereniging De Leiezonen hun stekje op. De dirigent staat vooraan en dirigeert in het luchtledige, als een sublimatie van het leven waarop we geen vat hebben. Alsof hij buiten de werkelijkheid staat. Pas als iedereen zijn uniformjas aantrekt en zich confirmeert met de groep, klinkt de schitterende muziek van E. Elgar.
Alain Platel voelt zich aangetrokken tot het lelijke en sublimeert dit tot schoonheid. Frank Van Laecke met zijn oneindig arsenaal van plastische middelen voegt beelden samen, keert en draait ze wat voor leuke visuele effecten zorgt met de majoretten, muzikanten die als tinnen soldaatjes in de fond te zien zijn. Platel – Van Laecke, Yin en Yang die zich verstrengelen tot een harmonieus geheel.
Wim Opbrouck
Wim Opbrouck is andermaal fenomenaal. Hij neemt drankjes om de pijn in zijn keel te verzachten en spuwt die hoog de lucht in als een geiser. Als om de pijn te vernevelen. Deze sequentie mondt uit in een gegorgelde Brabançonne. Meesterlijk! Wanneer de scène moet vrijgemaakt worden gaan twee slagwerkers in duel in een gedeelde drift. Betokkelen alles wat op hun pad komt. Beetje bij beetje ontrolt zich de rest van het verhaal. De majorettes laten hun kunsten zien. De fanfare trekt twee aan twee in het gelid, in een langgerekte stoet over het podium. Er volgt een groepsdans, de choreografie is intens en strak. In ritmisch gestamp begeleiden ze zichzelf muzikaal met een snoer belletjes rond hun been. Dit ritme is teveel voor onze ex-trombonist. Hij moet afhaken. Het ritme wordt nog opgevoerd. De volle klank van de koperblazers neemt het publiek op sleeptouw met aanstekelijke streetbandmuziek. Even laten gooit Opbrouck zich met zijn logge lijf, fanatiek en met stom geweld in een pas de deux die ten top gevoerd wordt. Zijn compagnon is een ranke danser die hem met gemak lift. Het is dansen op de slappe koord van het leven, op een vulkaan, op zijn graf. Mooi en spectaculair om te zien. Achter de drift, de speelsheid gaapt een navrante pijn. Het is de laatste opleving van een kankerpatiënt.
De voorstelling eindigt op een climax met de compositie ‘Der Leiermann’ van Schubert. De muziek stopt abrupt. De doodse, overdovende stilte imponeert. Een leegte, maar ook een nieuw begin. ‘En avant, marche’ is uitgegroeid tot een allegorische voorstelling.
Echt naar de keel grijpt deze voorstelling niet, misschien door de fragmentarische opbouw, maar het is intens genieten van de gulzigheid en tomeloze speeldrift van Wim Opbrouck, de kleine kern van topmusici, een wervelende danser én de fanfare die zich geweldig gedisciplineerd van haar taak kwijt: musiceert met hart en ziel. ‘En avant, marche!’ moet voor deze amateur musici een onvergetelijke ervaring zijn, een once in a lifetime experience.