Lukas Pairon neemt dat antwoord dan ook als titel van zijn e-book: “Music saved them, they say”. Hij is er niet alleen van overtuigd dat muziek dit kan, hij bewijst dat ook in het verslag van zijn veldwerk met groepen jongeren (boefjes, straatkinderen en jongvolwassenen) in Kinshasa. Ook te midden van armoede en geweld die de hoofdstad van Congo zo vaak teisteren kan je jongeren uit die context halen en kan je het verschil maken, bv. met hen muziek te leren én ze te leren spelen. Pairon was gedurende vele jaren participant én observerend wetenschapper bij een aantal projecten, die hem dit bijzonder doctoraat opleverden aan de Gentse universiteit. Het is nu als e-book gepubliceerd. Sociaal relevant academisch werk dus. Kan muziek leren en beoefenen een rol spelen in het sociaal werk? Met die vraag gaat hij aan de slag.
Bij lezing deed het me onmiddellijk denken aan dirigent Gustavo Dudamel en zijn Bolivar Orchestra. Een paar jaar geleden ook hier in Bozar op doortocht met zijn jongerenorkest uit Venezuela, gegroeid uit een sociaal project met de naam El Sistema, om – lapidair gezegd – via het muziekonderwijs “kinderen van straat te halen”. Het is ook wat Pairon bezighoudt. Jongeren met weinig perspectief een uitweg bieden via muziek, weg uit het gewapend conflict en uit criminele activiteit. In ons land raakte hij bekend door bij ons als directeur van het Ictus ensemble muziekinstrumenten te verzamelen voor jongeren in Palestina en Israël.
Dit keer trok hij naar Congo. Maar deed dat met de twijfel van een kritische wetenschapper. Klopt dat romantisch ideaal wel dat muziek kansarme jongeren helpt hogerop te komen? Hoe doet muziek dat? Niet zozeer het product ‘muziek’ is van belang, maar bovenal het proces dat hen daartoe leidt: muziek leren en beheersen. In dat soort sociale muziekprojecten is Pairon geïnteresseerd. En hij vond er in Kinshasa twee die daar aandacht voor hadden: een brassband en een traditionele Congolese drumband. Bij die drumband zitten kerels uit bendes die gestopt zijn met mensen af te ranselen en voortaan liever op drums slaan. Bij de brassband zitten er o.a. voormalige kindsoldaten en kinderen die thuis niet meer gewenst waren.
Met die casestudies beschrijft hij de sociale invloed en de gevolgen die het maken en leren van muziek kunnen hebben. Het was zijn methodologie, zijn manier van werken om dat descriptief te doen. Bijgestaan door een team van sociologen, politicologen en sociaal werkers aan de Universiteit van Kinshasa. Hij noemt het micro-sociologisch, antropologisch en etnografisch onderzoek. Moeilijke woorden die passen in een doctoraat, maar hij rakelt die termen uit in een uitermate concrete beschrijving van wat hij meemaakte. Wat volgt leest soms verbijsterend verhelderend over toestanden in de ‘cité’, waarover de meesten onder ons geen weet van hebben, over waar de kerels waarmee hij werkt vandaan komen. “Als gangsters waren ze vroeger gevreesd, maar nu zijn ze fier over hun nieuwe reputatie en identiteit als gewaardeerde muzikanten”. Volgens hem zijn criminologen veel te veel geïnteresseerd in hoe jonge mensen criminelen wórden en veel te weinig in waarom ze stoppen met het te zijn. Van “zijn” brassband waren 16 van de 22 muzikanten ooit door hun familie beschuldigd van hekserij en verstoten als “heksenkinderen”.
Het boek barst van de quotes waarin ze vertellen waarom ze muziek willen maken in een stad waar muziek overal is. En ze doen het om vele redenen: geld verdienen, gewoon om het plezier van muziek maken zelf, om respect te verwerven, om zelf muziekleraar te worden of beroepsmuzikant, om zich geen zorgen meer te moeten maken om opgepakt te worden of in de gevangenis te belanden. Maar ze houden té veel van muziek om het enkel als een vlucht te zien.
Het hele boek door gaat de auteur-onderzoeker in doorlopend debat met de participanten aan zijn sociaal-muziekproject om antwoorden te krijgen op zijn vraag. En die is eigenlijk een variant op de slogan: kan kunst de wereld redden. In de twee muziekgroepen die hij bestudeerde zit een verschillende aanpak. Bij de brassband lag die meer bij de begeleiding door sociale werkers, bij de drumband waren het vooral de muzikanten zelf die de drijvende kracht waren. En hij concludeert dat muziek inderdaad kan helpen, liefst door die groepen te laten coachen door zowel professionele muzikanten als sociale werkers. Die combinatie biedt het meeste succes op reïntegratie. Maar het belangrijkste lijkt hem nog het meest dat de deelnemers door het leren beheersen van muziek én hun instrumenten die beheersing ook meenemen op andere domeinen van hun eigen leven. Ze leren ook zichzelf kennen en het heft in eigen handen te nemen om hun leven te reorganiseren. Maar de auteur is zich er ook van bewust dat hij vooral de succesverhalen vertelt. Onderweg zijn er ook dropouts, voor wie het niet lukt.
Het hele boek is eigenlijk één ode aan die twee bands, aan de percussionisten van de Beta Mbonda en aan de blazers van Les Jeunes Talents/Espace Masolo. Het bulkt van de concrete problemen en oplossingen die je met jongeren kan meemaken, hoe je hen met het aanleren van expertise en competentie kan vooruithelpen in hun vak en hun leven, hoe het participeren en mee beslissen in die projecten hen kansen op succes geeft. Meer dan voor musicologen is dit een boek voor mensen die werken in het veld van de opvoeding van “moeilijke” jongeren. En voor die pedagogen is het een boek dat bewijst hoe opvoedend de vreugde kan zijn die ontstaat bij het genieten en spelen van muziek.
Wat: “Music saved them, they say. Social impact of music-making and learning innjnoin in Kinshasa (DR Congo)”
Auteur: Lukas Pairon
Uitgave: Routledge. Taylor and Francis Group, New York and London, 2020, 163p.
ISBN 9780367456757 (hardback) USD 120
ISBN 9781003024736 (ebook): € 33,44