Als het (zwarte) doek opgaat, is alles zwart op de scène van Opera Vlaanderen: de wanden van de lege doos die het decor vormt, de kostuums van solisten en koor. Otello is nu eenmaal een heel pessimistisch en somber stuk. Regisseur Michael Thalheimer zet van bij de eerste scène de toon voor de catastrofe. Hij ontneemt zichzelf de mogelijkheid om de fasen van de intrige in crescendo tot een climax te laten groeien. Een gemiste kans voor het boeiend theater dat Verdi’s Otello zonder enige twijfel is.
De opera zet feestelijk in met een uitbundig vreugdekoor: Esultate, want Otello, de Venetiaanse generaal, komt op Cyprus terug als overwinnaar van de Saracenen. In het eerste bedrijf stelt Verdi de personages voor, alsook de context waarin hun relatie tot een conflict komt dat – eens opgewekt – niet meer te stuiten is en via enkele cruciale scènes naar het fatale einde leidt. Jago, die zich gepasseerd voelt voor een hogere functie, speelt Rodrigo en Cassio uit in zijn complot tegen Otello. Het bedrijf besluit met een prachtig liefdesduet tussen Otello en zijn vrouw Desdemona. Dat ze daarin hun vreugde uitzingen omdat ze terug samen zijn, vinden we in deze enscenering niet terug. Van bij zijn eerste passen op de scène komt Otello stoer en star over. Een figuur die bij de toeschouwer geen emotie opwekt en jammer genoeg blijft dat zo tot helemaal op het einde van de voorstelling, zodat we de fasen in de evolutie naar zijn zelfvernietiging missen. Met het zwart geschminkte masker komt hij ongeloofwaardig en carnavalesk over. Otello is nu eenmaal een moor en het bewustzijn van zijn ras bepaalt voor een groot deel zijn minderwaardigheidsgevoel, waardoor hij des te vatbaarder is voor jaloezie. Verdi vergroot deze rassendiscriminatie niet uit (er wordt slechts enkele keren op gezinspeeld) maar om Otello te typeren als een outcast buit hij het verschil in huidskleur veeleer psychologisch uit, zoals Rigoletto een outcast was door zijn bochel of Manrico in Trovatore als zigeuner, of Alvaro in La Forza del destino als halfbloed. Waarom dan dit halfslachtige zwarte masker dat helemaal geen gelaatsexpressie toelaat? Het liefdesduet op het einde van het eerste bedrijf ademt dan ook enkel maar koelte uit en geeft zelfs de lyriek van de tedere Desdemona geen kans tegenover de (op de scène letterlijk) afstandelijke Otello.
Verloren kansen
De echte donkerte doet zijn intrede in de opera bij de ijzingwekkende monoloog van Jago, zijn nihilistische geloofsbekentenis: Credo in un dio crudel. Vladimir Stoyanov kan er nauwelijks iets ijzingwekkends van maken. Hij slaagt er niet in de scherpte van zijn mechanisme, gericht op de ondergang van Otello, te doen aanvoelen. Het gebruik van de zakdoek als middel om de jaloezie aan te wakkeren, maakt de enscenering duidelijk. Het pleiten van Desdemona voor gratie voor Cassio al veel minder omdat de personages in dit onpersoonlijke en totaal lege decor gewoon geen kans krijgen om hun emoties te uiten. Vooral erg is dat voor het geleidelijk verstrikt raken van Otello in het mechanisme van Jago, via de aria’s Ora e per sempre addio (bedrijf II) en Si, pel ciel (slot bedrijf II). In het derde bedrijf ontsteekt Otello in woede als Desdemona geen billijke uitleg kan geven voor het verlies van de zakdoek en zijn aria Dio mi potevi scagliar is een uitbarsting, niet alleen van woede, maar ook van mateloze onmacht en verdriet. Dit hebben we in deze voorstelling wel gehoord in het orkest, dat uiterst attent en met psychologische precisie de hele voorstelling tot een boeiend proces maakt, maar jammer genoeg niet in de zang van Otello, die met zijn charlatan-gezicht zichzelf geen expressie weet te geven en er heroïsch oplos buldert. Wat een verlies van kansen! De tragiek van Otello komt uiteraard tot een hoogtepunt in het laatste bedrijf, waar zijn razernij – gevoed door de jaloezie en vooral door zijn gevoel geïsoleerd te staan door zijn “zwart-zijn” – ten top gedreven wordt. De regie maakt duidelijk dat zijn razernij iets primitiefs en ruw krijgt: Otello als een bodybuilder met blote gespierde armen en schouders. Een beangstigende verschijning – prachtig aangekondigd in het orkest door de dreigende contrabassen – gevolgd door de herhaling van het “bacio-motief” uit het liefdesduet van het eerste bedrijf. Een meesterzet van de oude Verdi. Na Desdemona’s super-lyrische Wilgenaria en Ave Maria wurgt Otello haar staande met haar eigen witte bruidsjurk, waarop ze geknield zat voor haar gebed: eindelijk krijgen we in de voorstelling – samen met de intrede van het wit – een werkelijk aangrijpende scène. In de steriele zwarte doos was het daar lang op wachten. Heel even komt er zelfs een streep licht door de kieren van het plafond. De intrige komt tot de fatale oplossing.
In de programmatekst van Michael Thalheimer voor de voorstelling van Verdi’s La Forza del destino, geregisseerd voor de Vlaamse opera in februari 201,2 schrijft hij: “De regisseur moet de inhoudelijke en emotionele structuren van de individuele scènes blootleggen en de toeschouwer het fragmentarische tonen en niet overpleisteren of dichtsmeren met een of ander bont koloriet en schone kostuums en taferelen. Zo dreigt de toeschouwer nooit tot de kern van de geschiedenis door te dringen.” Van koloriet of bonte kostuums is er in deze Otello geen spoor, maar evenmin van doordringen tot de kern van de geschiedenis …
Houvast
Het absoluut lege en continu zwarte decor bood zeker geen houvast of context voor de zangers. Ik weet niet of dat de enige oorzaak is voor hun gebrek aan inleving. Behalve in de slotscène met de moord is er een absoluut gebrek aan personenregie, die zeker niet door vocale superkwaliteit van de zangers wordt gecompenseerd. Integendeel. Ian Storey klonk oud en licht versleten, zonder stembeheersing en dat niet alleen in de passages waar hij woedend mag tekeer gaan. Soms pijnlijk detonerend. Vladimir Stoyanov heeft helemaal niet de allure voor een gluiperige Jago. Vocaal zong hij ok, maar er gaat niets van uit. De kleine mannelijke partijen waren ondermaats. Dat geldt zowel voor Cassio als Rodrigo. Corinne Winters komt als type tegemoet aan het beeld dat Verdi zich maakte van zijn Desdemona: naïef, lief, het type van de opofferende vrouw. Ze ziet er meisjesachtig onschuldig uit. Vocaal is ze evenwel net een maatje te klein om de prachtige melodische zinnen met van binnenuit komende intensiteit neer te zetten. Bovendien houd ik niet van haar soms scherpe timbre – maar dat is subjectief.
Het orkest gedirigeerd door Alexander Joel gaf gelukkig een goed houvast om Verdi’s prachtige opera te kunnen genieten. De dirigent verdiepte zich totaal in elke schakering van Verdi’s rijke en psychologisch gediversifieerde partituur en het orkest begreep en volgde hem soepel en vol overgave. Prachtig wat het orkest hier ten gehore bracht. Ook het koor verdient opnieuw alle lof. Zo kunnen we onze scenische desillusie tenminste compenseren met het muzikaal genot dat Opera Vlaanderen ons biedt van een topwerk uit de operaliteratuur. Een magere troost.