En ja, jazz is ook ernstige componisten opgevallen: in 1918 kwam Stravinsky al met zijn Ragtime, Georg Antheil schreef in 1925 “A Jazz Symphony,” en later was er Sjostakovitsj met zijn twee Jazz Suites. En ook Jazz heeft, net als de klassiek, zijn “ijzeren” repertoire. Maar is jazz, met zijn improvisaties op die vele American Songbook “standards” niet tot een museaal muziekgenre geworden, verbonden aan een voorbij tijdperk? Een hoogleraar taalkunde van de U Gent zocht een uitgelezen schare jazzkompanen uit om met hem dat toch uitzonderlijke 20e eeuwse muziekgenre vanuit een veelheid van invalshoeken te beschrijven. Ze doen het elk vanuit hun eigen expertise: musicologisch, historisch en kunsthistorisch, sociologisch, journalistiek…. De titel is dan ook “Méér dan Jazz” onder redactie van prof. dr. Stef Slembrouck.
Dat alles gebaseerd op een academische lezingenreeks die hij aan de U Gent organiseerde. Aanleiding? De honderdste verjaardag in 2017 van de jazzmuziek. Tenminste als je het verschijnen van de eerste platenopname in 1917 in New York als geboortejaar neemt. Maar is het dus in zijn hedendaagse vormen nog succesvol of toegankelijk? In een eerste hoofdstuk probeert musicoloog Maarten Weyler ons te laten begrijpen hoe die jazzmuzikanten te werk gaan. Het is wel het moeilijkste hoofdstuk maar ook het meest grondige. Met een uiteenzetting over hoe een “song” muzikaal in mekaar zit, welke akkoorden er kunnen bij horen e.d.m. Hij vergelijkt daarbij verschillende uitvoeringen van een “standard”, gezongen versies en instrumentale. Jazz blijkt niet altijd “easy listening” te zijn. Maar je wordt wel geholpen met verwijzingen naar Youtube-filmpjes waar een en ander dan weer makkelijk te vinden en te beluisteren is. Een meer dan voortreffelijke ontleding, ook over improvisatie en de instrumenten. Met bv. een uiterst precieze beschrijving van wat een ritmesectie ofte drumstel al niet kan betekenen: en hoe dat in zijn werk gaat met die “brushes”, “sticks”, “snare drums”, “cymbals”….. Knap staaltje jazz-onderricht.
Musicoloog Marc Leman (IPEM-Gent) heeft het over “luisteren naar jazz”. Dat klinkt eenvoudig maar is het niet. Hij onderzoekt dat wetenschappelijk. Wat doet muziek met ons lichaam. En ja, bij jazz kan je vaak niet stilzitten, dat klopt. Academische studies hierover bestaan en hebben zelfs al het begrip “lijfelijke muziekcognitie” opgeleverd. In zijn lab komen er bewegingssensoren en camera’s bij te pas, neurowetenschap en wiskundige modellen. Hoogtechnologisch onderzoek. Gelukkig is er ook de anekdote over hoe Miles Davis met zijn grote teen beweegt en wat dat doet voor de synchronisatie tussen de muzikanten en de jazzfans, voor hun lijf en brein.
Makkelijker en aangenamer om lezen is het verhaal van Matthijs De Ridder over hoe die Jazz Age zich in Europa verspreidde. Pas op, hier spreekt een literatuurwetenschapper en die reist daarvoor langs de toenmalige Europese literatuur. En hij passeert daarbij ook langs “Jazz in little Belgium.” Het staat boordevol minder bekende gegevens over die jazzgeschiedenis tijdens dat interbellum. En heel leerrijk ook over de evoluerende carrière van Paul Van Ostaijen. Hoe de dichter-activist, vanuit Berlijn waar hij naartoe gevlucht was, zijn volkse revolutie preekte: jazz en dada. Hoe het moest, beschreef hij in zijn filmscenario “De bankroet jazz”. Prachtig stukje vergeten Vlaamse literatuurgeschiedenis! Als toemaat krijg je nog hoe met jazz is omgegaan in een paar romans uit andere West-Europese landen.
Een apart verhaal brengt Christopher Hall vanuit Londen waar jazz ook aanbelandde ver verwijderd van het “homeland….” Was er daar plaats voor een Europese jazz, bv. in die befaamde jazzclub van Ronnie Scott? In die Londense jazzscene waren er volgens hem een viertal belangrijke musici en hij portretteert ze kort: de ingeweken Jamaïcaan Joe Harriot, (vermenging Caraïbische muziek met de “vrije vorm jazz”), de blanke Zuid-Afrikaan Chris McGregor die met zijn gemengde jazzgroepen als de Brotherhood of Breath het apartheidsregime uitdaagde, de invloed van de rock- en popmuziek via John McLaughlin en de Londense improvisatiemuziek met figuren als Derek Bailey en Evan Parker (beiden ook graag geziene gasten in de Brugse tempel van de free jazz, “De Spiegel “ van Maurice vande Vannet, waar ik ze vaak bezig zag.)
Over hoe belangrijk technologie geweest is voor het documenteren van de jazz vertelt docent en onderzoeker Matthias Heyman uitgebreid: van de vroege pianorollen over de 78-toeren en de longplayer tot en met de gesofisticeerde opnamestudio’s en de rol van de geluidsingenieurs (zoals Rudy Van Gelder). Over hoe belangrijk in de jaren dertig in de States de radio is geweest voor de popularisering van de swing. En over de gevolgen voor het ontstaan van de bebop tijdens de muzikantenstaking in het conflict over auteursrechten. Met, ook in de jazz, aandacht voor de “historische uitvoeringspraktijk”.
Jazz en film is spek voor de bek van filmhistoricus Pascal Vandelanoitte van het LUCA Brussel. Je komt alles te weten over het gebruik van jazz in films: ter begeleiding van de stille film, over de geluidsfilm en de biopics over jazzmuzikanten. Ook hoe die muziek vaak werd geconnoteerd aan seksueel en moreel verval. Aandacht ook voor de verschillende filmgenres: de “film noir”, de moeilijkheden in de States om blanke en zwarte muzikanten/acteurs bijeen te brengen in tijden van segregatie. En ook over de Europese “nouvelle vague” met iconische films als “Ascenseur pour l’échafaud” (met Miles Davis) en de soundtrack van “A bout du souffle”. Zelf zou ik er ook als film noir “Odds against tomorrow” aan toevoegen met die intrigerend duistere muziek van het Modern Jazz Quartet.
Het is een literatuurwetenschapster, Sarah Posman (en dat is te merken aan de aandacht voor het geschreven woord naast de gespeelde muziek) die in een apart hoofdstukje probeert vat te krijgen op veelvraat John Zorn. Jazzman, ja, maar ook zoveel meer. Saxofonist en misschien nog meer een soort ideoloog van zijn eigen avant-gardisme en die dat ook probeert te formuleren. Muzikaal doet hij dat door te spelen in steeds wisselende formaties waarmee hij zijn projecten opzet. En hij schrijft dat neer in het essay “Memory and Immortality in Musical Composition” dat hier uitvoerig besproken wordt. Lees ook de interessante pagina’s over zijn Joodse identiteit die John Zorn herondekt met zijn groep Masada.
In een vlot en helder geschreven bijdrage levert, Didier Wijnants, lange tijd jazzrecensent van De Morgen, ons over aan één toch heel speciaal figuur. Hij situeert in een kleine monografie leven en werk van pianist Andrew Hill. Deze jazzman staat volgens hem in de traditie van Thelonius Monk maar groeit daar ook uit om naar een eigenzinnige en soms bizarre klankwereld te evolueren. Hij volgde ook compositie bij Hindemith en was een tijdlang ook universiteitsdocent. Opgepikt door het nieuwe platenlabel Blue Note kende hij een bijzonder succes. Met zijn pianospel bracht hij een nieuwe swing in de vrije improvisatie jazz van toen met zijn “kenmerkende weigering om precies op de tel neer te komen“. Een “antimetronoom” schrijft Wijnants, met “kantelende muziek“. Een heel mooi portret van een grote fan over het “goed bewaard geheim” Andrew Hill.
En wat was ik graag bij die interactieve masterclass van het trio van Ben Sluijs geweest waarmee die lezingenreeks toen is afgesloten. Je kan er misschien iets van beleven als je in de transcriptie van het gebeuren leest over hoe hun spel, de toelichtingen erbij en de dialoog met het aanwezige publiek echt een improvisatorisch experiment bleek te zijn. Centraal stond de vraag improvisatie, wat is dat nu, “playing in the moment”? Uit de vele mogelijkheden kiezen wat goed aanvoelt, ook in relatie met de mensen waarmee je speelt.
Met “Meer dan jazz” levert dit boek niet de zoveelste jazzgeschiedenis of nog eens een fotoboek over het genre. Heel wat academici bevolken dit boek, maar het is dan ook een doorwrocht werkstuk, dat vele onbekende aspecten én figuren van die muziek laat ontdekken. Wat maakt het uniek? De benadering van dit fenomeen vanuit een wetenschappelijke onderzoeksbelangstelling lezen we. Klopt. Aanbevolen!
WAT: “Meer dan Jazz”
WIE: Stef Slembrouck (red.)
UITGAVE: ACCO