**** Eén goed idee volstaat soms om succes te boeken. Maar wat is tegenwoordig succes? Op het vlak van cultuur en in klassieke muziek – graag kunstmuziek genoemd – is het in Vlaanderen meestal huilen met de pet op. Hier strijken sommige artiesten-die-naam-niet-waardig grote sommen geld op (al was het maar om plakjes ham tegen zuilen te kleven), terwijl voor veel anderen (vooral muzikanten, zo blijkt) het armoe troef is. Voor een debat over subsidies is hier geen plaats, maar we zullen deze abnormale toestanden blijven aanklagen. Eén punt toch: waarom worden aan ‘dingen’ die in sui generis zeer veel geld genereren (voetbal) toch nog subsidies toegekend?
**** Eén goed idee volstaat soms om succes te boeken. Maar wat is tegenwoordig succes? Op het vlak van cultuur en in klassieke muziek – graag kunstmuziek genoemd – is het in Vlaanderen meestal huilen met de pet op. Hier strijken sommige artiesten-die-naam-niet-waardig grote sommen geld op (al was het maar om plakjes ham tegen zuilen te kleven), terwijl voor veel anderen (vooral muzikanten, zo blijkt) het armoe troef is. Voor een debat over subsidies is hier geen plaats, maar we zullen deze abnormale toestanden blijven aanklagen. Eén punt toch: waarom worden aan ‘dingen’ die in sui generis zeer veel geld genereren (voetbal) toch nog subsidies toegekend?
Folies de Flandre
Een gekke titel misschien. Het was ook een gek – maar niet eens zo’n slecht – idee om deze cd ineen te boksen. De ondertitel is “Triptych For Cello”, maar dat zet u op een verkeerd been want er is ook flink wat piano en gitaar te horen. De cd bestaat uit drie maal drie brokjes muziek rond telkens één componist en een epiloog. Cellist Wouter Vercruysse (°1981) treedt op in het gezelschap van collega’s Ann Van Hecke en Renaat Ackaert, pianist Alexander Besant en gitaristen Micheline Mortier en Joris D’Haene.
Wouter Vercruysse speelt solo in drie eigen composities die voortdurend naar Vlaamse volksliederen verwijzen. De allereerste klanken zijn die van “daar zat een sneeuwwit vogeltje” waarop gevarieerd wordt dat het een lieve lust is. Zeer knap. In Bird from Isfahan komen nog andere bekende deuntjes aan bod, soms slechts fragmentarisch, soms zeer duidelijk op de voorgrond. In IJslandvaart refereert Vercruysse aan de heroïsche reizen die van uit Oostende ondernomen werden door Vlaamse vissers en zoals u kan raden, zijn hier oude zeemansliederen in verwerkt. In Giantesque is de structuur Ottomaans maar de klank doet aan een sitar denken en dus aan India.
Ook Robrecht Kessels (°1969) is cellist maar verlaat betreden paden en toont ons zijn liefde voor muziek uit Latijns-Amerika (in het algemeen) en uit Cuba (in het bijzonder). De sfeer in achtereenvolgens Sailagotro (voor celloduo en piano), Tringo (voor cellotrio) en Pionago (voor cellotrio en piano) liegt er niet om. We zijn op reis op Cuba, zo u wil ook Ernest Hemingway achterna.
Voor Armand Coeck (°1941) hebben we al jaren stille bewondering. Wat die man uit zijn gitaar tovert is… betoverend. Hier horen we composities van zijn hand. In achtereenvolgens Saudades (voor cello solo), Fantasia en Cantus Angelorum (cello solo en gitaarduo) is het niet meer dan logisch dat ook hier zuiderse klanken domineren. De gitaar is niet voor niets hét instrument waarmee, juist ja, flamenco en veel andere zuiderse muziek begeleid wordt. Let wel: dit is geen goedkoop imiteren van wat men, in al of niet commerciële toestanden, te horen krijgt… maar originele muziek waarvoor je even rustig moet gaat zitten en desnoods twee keer luisteren eer je het in de smiezen hebt.
De epiloog refereert aan een Vlaamse meester uit de 15e eeuw: Johannes Ockeghem. Zoals de hele cd is ook Ma Maistresse, in een bewerking voor cello en twee gitaren, bijzonder boeiend maar brengt tegelijk rust over ons heen.
Een puike productie die uw aandacht zeker verdient.