**** Dat Cecilia Bartoli zich aan de partij van Norma waagt, hoeft ons niet te verbazen. Aan deze typische prima donnapartij kan La Bartoli niet voorbij. Als een stemkameleon graaft ze graag naar oorspronkelijke versies van opera’s uit barok en belcanto. We hoorden de mezzo al schitteren in castraatpartijen en in rollen die in het belcantorepertoire zowel aan mezzo’s als aan sopranen toevertrouwd werden. Van dit laatste getuigt haar opname met aria’s van Maria Malibran. Daarop komt al de aria Casta diva voor en nu gaat ze de uitdaging aan de partij integraal te vertolken.
**** Dat Cecilia Bartoli zich aan de partij van Norma waagt, hoeft ons niet te verbazen. Aan deze typische prima donnapartij kan La Bartoli niet voorbij. Als een stemkameleon graaft ze graag naar oorspronkelijke versies van opera’s uit barok en belcanto. We hoorden de mezzo al schitteren in castraatpartijen en in rollen die in het belcantorepertoire zowel aan mezzo’s als aan sopranen toevertrouwd werden. Van dit laatste getuigt haar opname met aria’s van Maria Malibran. Daarop komt al de aria Casta diva voor en nu gaat ze de uitdaging aan de partij integraal te vertolken.
Norma was door Bellini bedoeld voor Giuditta Pasta, de beroemde sopraan die ook La Sonnambula en Donizetti’s Anna Bolena creëerde en over een uitgebreid vocaal register beschikte. De indeling sopraan-mezzo was toen trouwens niet zo strikt. Bartoli bewijst hier eens te meer haar dramatische flexibiliteit en superieure tekstexpressie, wat al meteen blijkt bij het recitatief Sediziose voci, waarbij het orkest de muziek gelijkwaardig accentueert.
Bij Casta diva neemt ze de inzet subliem zacht over van de hemels klinkende solofluit. Haar stem reikt moeiteloos tot de hoge noten en de coloraturen zijn adembenemend, bij voorbeeld in “cor” in de frase “il cor non sa”.
In het tweede bedrijf kleurt ze afwisselend agressief-bezwerend, pijnlijk-gekwetst en strijdvaardig. Een radeloze vrouw die schuldbewust haar kinderen wil redden. Maar er is jammer genoeg een keerzijde: ze klinkt her en der gemaniëreerd en overdrijft met vibrato. Het komt geëxalteerd over en vernielt de oprechtheid van de emotie. Het is een euvel waar Sumi Jo absoluut aan ontsnapt. De rol van Adalgisa (meestal aan een mezzo toevertrouwd) wordt door deze sopraan fragiel en kwetsbaar gezongen, in het prachtige duet Mira o Norma in het tweede bedrijf is ze de liefdevolle, begrijpende partner en hun reprise van de cabaletta is een model van vocale versierkunst. De Amerikaanse tenor John Osborn zingt de Romeinse tribuun flexibel en zonder hoogtevrees. Hij past geen falsetklank toe maar heeft een mooie lichte toon. Michele Pertusi zet met genuanceerde basstem een overtuigende Oroveso neer.
Giovanni Antonini beantwoordt perfect aan de sobere orkestratie van Bellini’s originele partituur. Zijn barokorkest La Scintilla speelt de opera met uiterste respect voor de vocale vereisten en ondersteunt genuanceerd de emotie van elke zanglijn. Het schuwt evenmin de felle dynamiek van militante passages als het Guerra-koor. Een opname die gerust naast Callas/Serafin in onze discotheek mag staan.