Het is elke zomer vaste prik, maar dan wel van de immer bruisende soort: het Festival Midis-Minimes. Twee maanden lang, voor een prikje dus én in goed gezelschap, even ontsnappen aan de onrustige stad. Dankzij een eclectische programmering en themaweken gewijd aan piano, zang, dans, duo’s en natuurlijk ook strijkkwartetten bieden deze middagen in het Brusselse conservatorium voor ieder wat wils … Het bewijs? Deze driedaagse met, jawel, twee speciale kwintetten en een meesterlijk trio.
Zouden er zich in het Belgische leger grote compositorische talenten schuilhouden? In dat geval mogen zij zich melden voor de dienst en meteen ook een carrièreswitch overwegen. Alhoewel. Voor ene Jean Cras was de combinatie van marinier en toondichter een opvallende mode de vie. Meer zelfs: hij liet zich zowel op het water als met zijn partituren gelden. Aan boord is er een regel naar deze Franse officier vernoemd, die door opvarenden in zijn vaderland nog – nou ja – regelmatig wordt toegepast. En ook ‘s mans oeuvre is nog niet door de geschiedenis overspoeld. Want dat is al even vernuftig als zijn geometrische hulpmiddel, getuige bijvoorbeeld het strijktrio dat in 1926 werd voltooid. Enkele jaren voordien had deze Bretoen ook al een kwintet voor piano en strijkers gepubliceerd (1922). Het was deze veelkleurige wereldreis, zoals de vier delen door de auteur werden omschreven, die het Belgische Oxalys en pianist Jean-Claude Vanden Eynden tijdens dit middagconcert zouden ondernemen. Hoe navigeerden zij door dit verfrissende werk, eens ze hun kajuit voor het podium hadden ingeruild?
De wind zat hoe dan ook gunstig. Niet alleen speelde Oxalys in het Koninklijk Conservatorium Brussel een thuismatch. In september verschijnt er bij Passacaille ook een hommage van het ensemble aan de kamermuziek van Cras. Samen met La flûte de Pan en het kwintet voor fluit en harp siert ook het pianokwintet de cd. Het betekent dat de musici zich grondig in dit stuk hebben verdiept, en hun visie rijp genoeg vonden om deze vast te leggen. Om daar ook live getuige van te zijn, is uiteraard uitermate fijn. Slechts enkele dagen na de enige echte grand départ vertrok ook deze muzikale etappe in medias res: clair et joyeux, zonder wolkje aan de lucht. Aan de toetsen werd het ongeduld met bravoure vertolkt, zonder misplaatst opdringerig te worden. De opwinding bij Vanden Eyndens reisgenoten was minstens even groot. Hun betoog leverde geen gezwalp, maar wel talrijke, snedig getimede unisono’s, speelse dialoogjes met de pianist en een indringende dynamiek op. Dat Cras geen stoere zeebonk was, is duidelijk te horen in de daaropvolgende trage beweging (Calme et paisible). Die begon net niet met een telefoonjingle, op humoristische wijze gereproduceerd aan de toetsen, maar wél met een zeer goed uitgebalanceerde en heerlijk dromerige aanhef door de strijkers. Het bleek de opmaat voor een hoogst originele wereld rijk aan subtiele kleurschakeringen. Magisch waren de akkoorden die onder andere de altiste produceerde. Zwoele exotiek, het is niet het eerste wat men van een militair zou verwachten. De daadkracht en heroïsche excessen van het derde deel daarentegen. Alerte et décidé is ook hoe Oxalys door de noten dartelde, de geraffineerde pizzicato’s waar Cras een boontje voor had incluis. En dan, in diens eigen woorden: enfin le retour, l’âme pleine de souvenirs affranchie par l’espace des petitesses de la vie. De herinnering aan deze uitbundige triomf is inderdaad nog levendig. Met dank aan de uitvoerders die zich door de vreugdevolle muziek lieten opzwepen, maar gelukkig niet verzwelgen.
“Ne pas tout donner”
Daags nadien vaarden Cras en Oxalys nog een tweede maal uit tijdens de Zomer van Sint-Pieter in Leuven, het zusterfestival van Midis-Minimes. Het Trio Talweg maakte dan weer de omgekeerde beweging, en nam daarbij het tweede pianotrio van Mendelssohn mee (1845). Met het jonge genie van Felix was het festival dit jaar ook van start gegaan. En de componist tekent samen met zus Fanny en sopraan Sophie Karthäuser voor nog één van de andere hoogtepunten later deze maand. Maar weinigen zullen ontkennen dat ook het tweede klaviertrio tot Mendelssohns meest geslaagde werken behoort. Alleen is er natuurlijk die eeuwige vergelijking met zijn eersteling: het briljante tweelingbroertje dat zowel bij kenners als liefhebbers altijd al meer bijval heeft genoten. Zo ook bij de kunstenaar zelf? Dat zou best kunnen. In een brief aan Louis Spohr, zijn oudere collega aan wie het opus 66 is opgedragen, slaat Mendelssohn immers een klagende toon aan: “Ich hätte die Ehre gern für ein etwas längeres Stück aufgehoben, aber dann hätte ich warten müssen, wie so häufig in letzter Zeit. Nichts scheint mir gut genug, und eigentlich auch nicht dieses Trio.” Zelfkritiek, het is een sport waar creatieve geesten vaak bijzonder bedreven in zijn, en waarmee ze het nageslacht bijna zozeer verbazen als met hun talenten.
Minder verbazend dan doordacht was het tempo waarin het Trio Talweg het turbulente openingsdeel aanpakte. Op voorspraak van de pianist, die een uitdagende, haast concertante rol wordt toegemeten, ging het Franse drietal er met het Allegro energico e con fuoco niet als een hazewind vandoor, maar blonk het daarentegen uit in netheid en raffinement. Dat laatste uitte zich onder meer in de manier waarop de cellist meer dan eens door het klankbeeld brak, en zo de meesterlijke gelaagdheid van deze compositie in de verf zette. Naast de karakteristieke intensiteit, die doorheen de expositie kundig werd opgedreven, droegen de zangerige momenten bij tot een meer minzame expressiviteit. Die kwam in het Andante eens zo sierlijk tot uiting. Het romantische geflirt tussen de drie instrumenten was een genot om naar te luisteren. Of zoals een dame het op Facebook in kapitalen uitriep: “C’était ÉBLOUISSANT!” In het halsbrekende scherzo (Molto allegro quasi presto) grepen de partijen weliswaar behoorlijk in elkaar, maar qua articulatie was dit niet altijd de meest gelukkige beweging. In de buitendelen althans, want de accenten in het trio zorgden daarentegen wel voor een opmerkelijk contrast. Dat er op het engagement van deze drie heren niets aan te merken viel, bewezen zij ten volle in de impulsieve finale (Allegro appassionato). Het eens parelende en dan weer plechtige passagewerk van Descharmes werd gevat beantwoord door zijn beide kompanen. Het ene orgelpunt volgde zo op het andere en mondde uit in een energieke apotheose. “Le difficile, ce n’est pas de donner, c’est de ne pas tout donner”, zo wist de Franse schrijfster Colette. Met veel overgave bracht het Trio Talweg deze woorden van hun landgenote in de praktijk, en dat tot en met de encore: het ook al jubilerende scherzo uit … dan toch het eerste trio van Mendelssohn.
Tedere tranen van geluk
Misschien zat de Vlaamse feestdag er ook wel voor iets tussen, maar het was ongetwijfeld toch vooral het programma dat tijdens dit derde concert voor een full house zorgde. De organisatie moest zelfs plaatsen op de bühne bijmaken. En of de combinatie van het Quatuor Danel, de primus inter pares onder de Belgische strijkkwartetten, en niemand minder dan Wolfgang Amadé Mozart, één van de absolute primussen uit het componistengild, een hemelse match vormde. Zeker als ook nog eens klarinettist Jean-Luc Votano zich bij het gezelschap voegde voor een toch wel heel speciaal stuk. Want terwijl in Frankrijk een compleet ander soort revolutie was ontstoken, zorgde Mozart met zijn klarinetkwintet eigenhandig voor de geboorte van een nieuw genre (1789): een teken van vriendschap voor logebroeder en begenadigd blazer Anton Stadler (1753-1812) én een werk dat niet alleen muzikanten maar ook commentatoren lyrisch maakt. “Il invente de toute pièce une formation nouvelle, y trouve presque par miracle un équilibre parfait et laisse à la postérité un message d’une humanité, d’une tendresse et d’une perfection qui suscite toujours, plus de deux cents ans plus tard, l’émotion et l’infinie reconnaissance d’un public quasi universel”, zo klinkt het vol bewondering bij Claude Jottrand in het programmaboekje. Dat publieksbereik zit inderdaad nog steeds op een zeer hoog peil. En de drievoudige boodschap? Die werd even subliem verkondigd als de muziek zelf.
Woorden, laat staan superlatieven schieten tekort om te beschrijven welke indruk het Larghetto maakte. Wereldberoemd is de langzame entr’acte uit het klarinetconcerto (KV 622), maar deze beweging is zeker even aangrijpend. Wir setzen uns mit Tränen nieder, zo gelukkig wordt een mens van de verstilling die het Quatuor Danel tenauwernood ten berde bracht, én van de even eindeloze als hartverwarmende melodie die Votano liet horen. Dat het ensemble het tentatieve duet tussen primarius en klarinet als toemaatje hernam, was dus een regelrecht godsgeschenk. Veel meer moest daar eigenlijk niet aan toegevoegd worden … Al waren er uiteraard nóg drie delen om volop van te genieten. Het Allegro con variazoni bijvoorbeeld! In deze finale, een voorheen ongehoord staaltje van muzikale blending, toonde Mozart fijntjes aan dat de klarinet zich makkelijker tot het strijkkwartet verhoudt dan het klavier. Enig spitant klonk de levenslust in zowel het thema als de eerste twee omspelingen. Maar het waren de diepzinnigere derde variatie, prachtig gefraseerd op de altviool, en het laatste exploot die de unieke sfeer van het Larghetto terugbrachten. Het zal u niet verwonderen dat dit vijftal ook in het Allegro en het Menuetto hoge toppen scheerde, hoe interessant de conversatie tussen de protagonisten in die dromerige proloog ook moge zijn. En het wiegende eerst trio van het menuet, behoort dat niet tot de mooiste fragmenten die Mozart voor strijkkwartet geschreven heeft? Snel zelf (nog) eens luisteren dus onderaan deze pagina. Want aan tederheid laat staan menslievendheid is er in deze ruwe wereld nooit genoeg …
- WIE: Oxalys [Shirly Laub en Frédéric d’Ursel (viool), Elisabeth Smalt (altviool), Amy Norrington (cello) en Jean-Claude Vanden Eynden (piano)] – Trio Talweg [Romain Descharmes (piano), Sébastien Surel (viool) en Éric-Maria Couturier (cello)] – Quatuor Danel [Marc Danel en Gilles Millet (viool), Vlad Bogdanas (altviool), Yovan Markovitch (cello) en Jean-Luc Votano (klarinet)]
- WAT: Jean Cras (1879-1932) – Kwintet voor piano en strijkers | Felix Mendelssohn (1809-1847) – Pianotrio nr. 2 in c-klein (opus 66) | Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) – Kwintet voor klarinet en strijker in La-groot (KV 581)
- WAAR: Koninklijk Conservatorium, Brussel
- WANNEER: dinsdag 9, woensdag 10 en donderdag 11 juli 2019
- FOTO’S: © BE Culture | Midis-Minimes | Klassiek Centraal
- ORGANISATIE: Festival Midis-Minimes