Brusselse kamermuziekliefhebbers zakten het voorbije weekend vol enthousiasme naar Sint-Jans-Molenbeek af. Want daar vond in de schilderachtige Kasteelhoeve Karreveld de tweede editie van het Brussels Chamber Music Festival plaats.
Brusselse kamermuziekliefhebbers zakten het voorbije weekend vol enthousiasme naar Sint-Jans-Molenbeek af. Want daar vond in de schilderachtige Kasteelhoeve Karreveld de tweede editie van het Brussels Chamber Music Festival plaats.
Brussel en kamermuziek, het is een huwelijk dat steeds hogere toppen scheert. Want naast de grote concertzalen duiken ook steeds vaker onverwachte, kleinschaligere initiatieven op. Zo bracht artistiek directeur en pianist Julien Beurms voor het tweede jaar op rij een getalenteerde schare muzikanten samen voor de tweede editie van het Brussels Chamber Music Festival. Plaats van gebeuren was de prachtig gerestaureerde Kasteelhoeve Karreveld. “Il est évident”, zo klinkt het bij de jongeman in zijn voorwoord, “qu’en ce lieu propice à la magie, la finesse et l’élégance, un Festival International de Musique de Chambre devait être organisé.” Nou en of!
Op dag twee van deze muzikale driedaagse stonden een lecture recital door het pianoduo Callot-Blondeel én het zogenoemde prestigeconcert op het programma. Nicolas Callot en Lucas Blondeel speelden tijdens hun lezing-concert uit Für Karoline voor: hun fraaie opname, op een historische Graf-pianoforte, van Schuberts vierhandige pianomuziek. Dat gebeurde bij deze gelegenheid wel op een moderne Yamaha-vleugel. Het bleek allemaal weinig uit te maken, wanneer je deze heerlijke muziek op zo’n integere wijze in je hart draagt. En waar het hart van vol is … Terwijl Blondeel de namiddag vlotjes aan elkaar praatte, ontpopte Callot zich aan de toetsen tot de dirigent van dienst. De verstandhouding tussen beide heren was niet minder dan exemplarisch. In de kortere marsen en dansen, waarvan verschillende niet op voornoemde cd zijn terug te vinden, werkte hun speelvreugde aanstekelijk. De grootser opgevatte werken – Allegro (D947), Rondo (D951) en Fantasie (D940) – baadden dan weer in respectvolle concentratie. Chapeau. U wil dit duo – uiteraard – ook eens live aan het werk horen? Wel, dat is de komende maanden mogelijk in Lier (Jezuïtenkerk), Antwerpen (Museum Vleeshuis) en Oostende (CC De Grote Post).
Sprankelende passie
Het concert de prestige werd door violiste Tatiana Samouil, cellist Justus Grimm en pianiste Plamena Mangova verzorgd: een trio wiens muzikale paden elkaar wel vaker kruisen. Zo maken zowel Samouil als Grimm deel uit van het Malibran Quartet, en vonden ook Samouil en Mangova – beide overigens laureaten van de Koningin Elisabethwedstrijd – elkaar reeds in de concertzaal en de opnamestudio terug. Voor vanavond had het drietal Mozart, Brahms en Mendelssohn meegebracht. Wat kan een melomaan zich eigenlijk nog meer wensen? Met Mozart kregen de dames van bij de eerste beweging (Allegro) een partituur voorgeschoteld waarmee ze de vingers meteen lekker los konden maken. De talrijke notenslierten werden sprankelend en helder gearticuleerd. Grimm, die tot het meditatieve middendeel (Andante cantabile) moest wachten alvorens hij de neus een eerste keer echt aan het venster kon steken, deed dit eveneens op een genuanceerd verfijnde manier. Deze Mozart klonk eens verfrissend en dan weer doorvoeld, zonder poeha of onnodige opsmuk. In de vrolijke finale (Allegro) ontspon zich een heerlijk spitant spel van woord en wederwoord; een knappe interactie die alleen maar het beste deed verhopen voor de romantische kleppers die nog moesten komen.
Eerste klepper van dienst was Johannes Brahms, wiens kamermuziek met piano vaak even imposant is als ware zijn postuur. Zijn eerste pianotrio (opus 8) is wat men oneerbiedig oude wijn in nieuwe zakken zou kunnen noemen – Brahms schreef het als jonge twintiger (1854) en voerde op rijpe leeftijd een behoorlijk ingrijpende revisie door (1889). Maar wat voor een wijn … En hoe kregen we hem hier uitgeschonken! Boordevol passie, poëzie en met een karakteristieke intensiteit was deze cépage van een bijzonder goed jaar. Van bij de aanhef grepen de musici hun publiek bij het nekvel. Telkens de verschillende timbres met elkaar versmolten, en zulke passages zijn in dit ronduit magnifieke werk rijkelijk aanwezig, was als een moment van pure gelukzaligheid. Van de hoekdelen bleef verder vooral de dynamische spankracht in het oor hangen, waardoor zowel de symfonische allures als de meer intieme passages van het pianotrio goed uit de verf kwamen. Het springerige scherzo (Allegro molto), een duidelijk knipoog naar Mendelssohn, klonk spits, maar ondanks de enkele intonatieprobleempjes nooit snerpend. Alles viel er uiteindelijk mooi in de plooi. Terwijl de sereniteit van het Adagio de onderhuidse spanning nooit helemaal kon doen wegebben. Kortom: dit was een levendige en karaktervolle lezing. En dat is uiteindelijk nog altijd, dixit pianist Andreas Staier op de voorpagina van de Amuz-seizoenskrant (najaar 2015), de essentie van een uitvoering.
Smacht en zeggingskracht
De bevlogenheid waarmee Brahms werd aangepakt, stak na de pauze algauw opnieuw de kop op. Met de hen ondertussen kenmerkende overgave wierpen Samouil, Grimm en Mangova zich vol op Mendelssohns tweede pianotrio (1845). Delicate precisie aan de toetsen en minutieuze fraseringen in de strijkers zorgden meer dan eens voor kippenvel. Helaas had de balans wat te lijden onder het felle opbod dat zich vooral tijdens het Allegro energico e con fuoco manifesteerde, en waarbij het Mangova was die opmerkelijk genoeg het onderspit moest delven. Maar niet getreurd, want in het daaropvolgende Andante espressivo was het vooral de Bulgaarse die met haar ontroerende spel de harten won. Nooit gratuit sentimenteel, doch met des te meer smacht en zeggingskracht werd er op de meest tedere manier gedialogeerd. De zaal werd er muisstil van. Zoals voorgeschreven, sneed het drietal het lichtvoetige scherzo quasi presto aan. Stoutmoedig, dat zeker, maar het huzarenstukje liep door een gebrekkige timing slechts ternauwernood goed af. Dan was het slot (Allegro appassionato), waarin naar de reeds beproefde recepten werd teruggegrepen, een flink stuk overtuigender: rijk aan energie, expressie en met prachtige rallentando’s in het plechtstatige koraal.
Als extraatje trakteerden de musici op de trage beweging (Andante con molto tranquillo) uit Mendelssohns eerste pianotrio. Om maar even Wittgenstein te parafraseren: waarover men niet schrijven kan, daarnaar moét men – minstens één keer in zijn of haar leven – gewoon luisteren.