Het Trio Carlo Van Neste heeft een gloednieuw album uit. Met gepaste trots kwam het Belgische drietal hun visie op Mendelssohns alom geliefde pianotrio’s in Flagey voorstellen. Op korte tijd leveren de Lage Landen daarmee een dubbele bijdrage aan een hoe dan ook goedgevulde catalogus.
Het Trio Carlo Van Neste heeft een gloednieuw album uit. Met gepaste trots kwam het Belgische drietal hun visie op Mendelssohns alom geliefde pianotrio’s in Flagey voorstellen. Op korte tijd leveren de Lage Landen daarmee een dubbele bijdrage aan een hoe dan ook goedgevulde catalogus.
“Noten haben einen zumindest ebenso bestimmten Sinn wie Wörter, wiewohl sie durch diese nicht zu übersetzen sind.” Muziek laat zich dus niet in woorden omschrijven, zo was Felix Mendelssohn, auteur van menig Lied ohne Worte, overtuigd. En inderdaad, voor verschillende van zijn composities schieten woorden per definitie tekort. Zoals voor de beide pianotrio’s bijvoorbeeld: twee schitterende parels aan de kroon van de Duitse romantiek. Werken boordevol passie die steeds opnieuw recht naar het hart gaan. En waar het hart van vol is… Welja, u begrijpt het allicht wel.
Vertus antidépressives
Pennen dus, zeker als een Belgisch trio met een nieuwe opname op de proppen komt. Het Trio Carlo Van Neste, genoemd naar een van de meest getalenteerde vertegenwoordigers van de roemruchte Belgische vioolschool (1914-1992), gaat ondertussen al een decennium mee, maar van de oorspronkelijke bezetting tekende enkel Alexandre Debrus nog present. De rijzige cellist laat zich anno 2015 door de piepjonge violiste Maya Levy en de Argentijnse pianiste Karin Lechner omringen. In La matinale de Musiq’3 bekende Debrus vanaf dag één op Mendelssohns eerste trio verliefd te zijn, een werk dat hij ondanks de mineurtoonaard als positief en vrolijk typeert. Het kan wel degelijk omwille van zijn “vertus antidépressives” geroemd worden.
Het eerste klaviertrio (1839) is dan ook veruit het meest gespeelde en bijgevolg bekendste van de twee trio's die Mendelssohn componeerde. Samen met het opmerkelijke Octet is het waarschijnlijk ook diens meest geliefde kamermuziekwerk: prachtig gevormd, buitengewoon melodieus en levendig, maar niet zonder momenten van spanning of drama. Robert Schumann, zo is genoegzaam bekend, liep er bijzonder hoog mee op. Onverbiddelijk was Mendelssohn daarentegen zelf voor zijn tweede worp in het genre (1845): “Nichts scheint mir gut genug, und eigentlich auch nicht dieses Trio”, zo schreef hij aan Louis Spohr (1784-1859), de violist en collega aan wie hij dit werk had opgedragen. Complexer en minder kwistig met lyriek moet het jongere broertje weliswaar noch vormelijk, noch inhoudelijk voor het eerste trio onderdoen. De heerlijke harmonieën – en het bedachtzame Andante espressivo in het bijzonder – blijven eens zo goed hangen. Bovendien geeft het zijn mooiste geheimen pas na herhaalde beluistering prijs.
Breedsprakig
Beide pianotrio’s werden recent door het Trio Carlo Van Neste voor Pavane Records op cd gezet. De plaats waar dat gebeurde – Studio 1 van Flagey – was ook het decor voor de voorstelling van de nieuwe opname. En hoe zoiets op een gepastere wijze fêteren dan met een live-uitvoering tijdens één van de zogeheten Piknik-concerten. De zaal zat afgeladen vol en ook alle extra stoelen waren bezet. Een kleine domper op de feestvreugde was de aankondiging vooraf dat de cd nog niet beschikbaar was. Maar er kon uiteraard wel al ingetekend worden. Tenzij de muziek u niet bevalt, grapte Debrus, wel wetende dat deze, zoals Schumann had voorspeld, “nach Jahren noch Enkel und Urenkel erfreuen wird.” Mijn nieuwsgierigheid ging op de eerste plaats natuurlijk uit naar de kwaliteit van dit concert.
De aanhef was alvast veelbelovend: het eerste thema uit het Molto allegro agitato werd met veel zin voor nuance gefraseerd, terwijl in het tweede thema op een smaakvolle wijze met de dynamiek werd gespeeld. De balans tussen het drietal, niet zelden een heikel punt in deze bezetting, zat goed. Geen overheersende dominantie aan de toetsen dus, maar een pianiste die de dialoog verzorgde en zich in beide lichtvoetige scherzi met passend spits en dartel vingerwerk liet opmerken. De gretigheid en energie aan de pupiters werkte evenzeer aanstekelijk en de muziek kon zulks zeker ook verdragen. Beide strijkers intoneerden overwegend zuiver, hoewel het briesende spel van Debrus bijwijlen over het randje ging en de klank op zulke momenten bepaald geen schoonheidsprijs verdiende. Accenten werden niet geschuwd, hetgeen vooral in de finale van het tweede trio (Allegro appassionato) het nodige vuurwerk opleverde.
Was het dan al goud wat blonk? Helaas niet. Wat in het openingsdeel reeds werd vastgesteld, het vrije tempo dat Karin Lechner zich toe-eigende, zette zich in het Andante con moto tranquillo ongenadig door. Want hoewel deze melodie zo onwezenlijk mooi is dat we enige breedvoerigheid zeker kunnen appreciëren, is de scheidslijn met breedsprakigheid bijzonder dun en kwam dit geaffecteerde spel behoorlijk gratuit over. Bovendien, zo blijkt uit verschillende opnames, waaronder ook diegene die hieronder kort wordt besproken, kiezen vele ensembles (en pianisten) voor een alternatieve, meer geanimeerde lezing. In dit geval was het alomtegenwoordige rubato, zo werd al snel duidelijk, een bewuste keuze die ook het Andante espressivo van het tweede trio infecteerde. Want eens je door die microbe gebeten bent, is er vaak geen houden meer aan. Meer zelfs, de aanpak sloeg allengs ook op de strijkers over. De transparantie, zo werd jammer genoeg vooral in de doorwerking van het Allegro energico e fuoco vastgesteld, was er het voornaamste slachtoffer van. Hopelijk blijven deze manco’s op cd achterwege, dacht ik bij mezelf terwijl de smachtende ritmes van Piazzolla’s Otoño Porteño (uit diens Cuatro Estaciones Porteñas) voor een warmbloedig extraatje zorgden.
***** Van Baerle Trio
Het Trio Carlo Van Neste was niet het enige ensemble dat zijn oog en oor op Mendelssohns pianotrio’s liet vallen. Een half jaar geleden kwam het Van Baerle Trio op het label Challenge Records met zijn interpretatie van deze meesterwerken op de proppen. Het Nederlandse drietal had daarmee ook een opvallende primeur te pakken: het was de eerste keer dat de vroege versie van het eerste klaviertrio op plaat verscheen – “geen ruwe, schetsmatige versie, maar een voltooid werk dat ook zonder Mendelssohns latere wijzigingen de tand des tijds had doorstaan”, zo klinkt het enthousiast in het boekje. En dus heeft deze dubbel-cd overduidelijk een streepje voor op de vele andere opnames die de catalogus rijk is.
Maar deze première is zeker niet de enige troef die het Van Baerle Trio hier op zeer overtuigende wijze op tafel legt. Met deze opname zetten pianist Hannes Minnaar, violiste Maria Milstein en cellist Gideon den Herder met veel panache hun voet naast meer gevestigde waarden als The Nash Ensemble, het Florestan Trio en het Trio Wanderer. Onze jonge noorderburen tonen zich bevlogen in het creëren van dynamiek en onverschrokken in de tempokeuze. De inzet van het pianotrio in d is in dat opzicht exemplarisch. De strijkers houden gelijke tred met een pianist die er als een bezetene vandoor was gegaan. Zoveel urgentie, dat houdt u niet voor mogelijk. In de overige delen loodst Minnaar zijn magnifieke Fazioli op sprankelende wijze door het meest uitdagende passagewerk. Zijn articulatie is immer verfijnd, het cantabile bijzonder doorvoeld en de timing uitzonderlijk accuraat. Het zijn talenten die we ook bij de andere twee musici aantreffen en een bijwijlen schitterende samenklank opleveren. En de geluidskwaliteit, die is al even lucide als het briljante ensemblespel. Geen twijfel mogelijk dus: deze cd verdient een plaatsje in de bovenste schuif.