Transit, het jaarlijkse festival van nieuwe muziek in Leuven, had zich dit jaar voorgenomen de grenzen tussen reële en virtuele muziek te verkennen. Naast de gebruikelijke feesttrein van experimenten en avonturisme werd bevestigd dat elektronica een vaste waarde in de hedendaagse klassieke muziek is geworden. Wat de basso continuo was voor de barok, lijken de loops voor de 21e eeuw.
Dit jaar stonden twee Oostenrijkse componisten centraal: Eva Reiter en Bernhard Lang.
Reiter (stem en recorder) trad op met het Brusselse Ictus Ensemble in een nieuwe versie van haar The Lichtenberg Figures. Dit stuk voor stem en ensemble bestaat uit zeven liederen en zes instrumentale passages en is gebaseerd op sonnetten van de Amerikaanse dichter Ben Lerner. Voorbeelden van zijn observaties: I shot myself – it didn’t help / The light lines up to die / I tried everything: Prozac, plainsong. De ongemakkelijke waarheden van Lerner heeft Reiter opgepakt om er retorische muzikale metaforen omheen te creëren. Bij het citeren van zijn werk gebruikt zij de computer om soms haar stem tot een hoge of lage mannenstem om te vormen. Ook worden geluiddempers en spuitstukken ingezet om de muziek bij te kleuren. Reiters muziek werkt als een statement. En zijn er enkele lange stiltes waarbij alleen de computer zacht zoemt en de cello een minimale aanzet laat horen. De combinatie van Lerners poëtische confrontatie van taal met geheugen en Ictus’ gevoel voor detail werkte perfect en deed naar meer verlangen.

Het Antwerpse productiehuis ChampdAction bracht de première van Reiters The Wilderness of Mirrors, met Nico Couck (elektrische gitaar). Het stuk is gebaseerd op gedifferentieerde variaties waarbij elke motief steeds weer terugkeert, zij het in een andere vorm en context. Daarnaast legt Reiter een band met de oude muziek door de verwijzing naar de Partita in re klein van JS Bach. Nico Couck haalde alles uit zijn instrument. Hij verlegde de grenzen met hulpstukken als een stemvork, een metalen pen tussen de snaren, vervormingen via de pedalen en een elektrische basdrum.

Herhaling en verandering
De tweede componist die voor het voetlicht werd gehaald was Bernhard Lang, specialist in herhaling en verandering maar verschillend van zijn landgenote Eva Reiter. Het Brusselse vocale kwartet HYOID, aangevuld met Kobe Van Cauwenberghe (elektrische gitaar) en met ondersteuning van de Parijse elektronicawizards van IRCAM, stond in voor de première van Lang’s GAME 245: The Mirror Stage. De titel van het stuk slaat op het compositieproces. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende loop-modellen (doorlopende motieven) waarvan het gebruik afhankelijk is van de keuzes die gedurende de uitvoering worden gemaakt. Naast dit kansspel is er ruimte voor improvisatie en uiteraard klassieke reproductie. Het thema is de liefde, die begint met liefde voor het eigen ik en vervolgens via spiegelingen de ander tegenkomt, insluit en versmelt. Aangezien de stemmen relatief dicht bij elkaar liggen (twee mezzosopranen, tenor en bariton) vormden de lintvormige polyfonieën een zwerm van bevallig geneuriede motiefjes. Zij zweefden als stofjes door de lucht en hielden het midden tussen een mantra en een psalm. De kringvormige opstelling van de uitvoerders stond in voor oogcontact en afstemming, waardoor improvisaties gecontroleerd werden uitgevoerd en tegelijk het publiek meenamen in de beleving van het moment zelf. De ontwikkeling leek soms te worden stilgezet. Dat maakt dit stuk heel bijzonder, want daardoor is elke uitvoering anders en authentiek.
Van minimalist tot maximalist
De uitvoering van twee werken voor piano van Lang was in handen gegeven van Daan Vandewalle, een toonaangevende pianist die zijn opleiding voor een deel in de Verenigde Staten (bij minimalist Alvin Curran) heeft genoten. Hoewel de 20e en 21e eeuw het leeuwendeel van zijn repertoire vormt, geeft hij ook regelmatig recitals waarbij oude en nieuwe muziek gecombineerd worden. Het publiek werd afgelopen zondag dubbel getrakteerd met de première van Langs werk Monadologie XXXVI Chopin 12 études, gebaseerd op een virtuele remix van Chopins opus 10. Dat betekent dat fragmenten zijn verwerkt in een audiosample, dus uitgepakt, weer ingepakt, gevarieerd, in loops geplaatst en, tenslotte, gespeeld op de piano. Dat proces is bijvoorbeeld uitgemond in een boogiewoogie versie van een Chopin-fragment of een duizelingwekkend oprekken van sequensen. De virtuositeit van Vandewalle was hier en daar verblindend. Naast minimalist mag hij zich gerust ook beschouwen als maximalist. Vandewalles technische vermogens kwamen goed van pas in DW12 ‘cellular automato’, een stuk uit 2004, waarbij Lang zich liet inspireren door Beethovens Hammerklaviersonate. Het stuk is als een mozaïek gestructureerd: piepkleine motiefjes. De luisteraar wordt nieuwsgierig gehouden door variaties van unisono, tweeklanken, wisselende dynamiek, hier en daar een sprong, een paar noodkreten en een plotseling einde. Maar in het tweede deel start een turbo van zware akkoorden, dreunende ritmes, aanzwellend tot een stampede van dolle Amerikaanse bisons om vervolgens uit te dunnen tot een wandeling in het park. Wie toen uit het raam van de Leuvense concertzaal keek zag hoe een oranje schemer oploste in het zwart van de vroege avond en voelde hoe een strakke wind de bomen door elkaar schudde. Een passender decor had Daan Vandewalle zich niet kunnen wensen.

Virtueel en reëel
Een dialoog tussen de virtuele en reële wereld stond centraal in het werk Cascade voor stem en live electronics van Maarten Buyl, het eerste deel van het concert van ChampdAction. Sopraan Naomi Beeldens ging in duet met haar vooraf opgenomen stem. Haar inzet was ruim geïnterpreteerd: spuwen, hijgen, zuigen, klakken, keelgeluiden, snuiven, sissen, hikken, oprispingen en een onversneden Flatterzunge – dit alles bracht zij met de terloopsheid van een virtuoos. Elektronica bleek ook hier instrumenteel. Kikkergeluiden, signalen van dolfijnen en een klopboor werkten als bouwstenen van een surrealistische sfeer. Beeldens was in het zwart gekleed, ook het podium was zwart. Daardoor kregen haar gestes met vuisten en vingers zichtbare toegevoegde waarde. Alles viel op zijn plaats.

Microtonaliteit
Een andere opvallende verschijning was het Amsterdamse Scordatura Ensemble dat uitpakte met twee wereldpremières. Van Guy De Bièvre (Brussel, 1961) werd Gorgeous Nothings ten doop gehouden. Het stuk is speciaal geschreven voor Scordatura, een ensemble gespecialiseerd in microtonale muziek. De grondlegger van dit genre is de Amerikaanse componist en instrumentenbouwer Harry Partch (1901–1974), die o.m. het octaaf uitbreidde van de gebruikelijke 12 naar 43 tonen. Om dat hoorbaar te krijgen construeerde hij speciale instrumenten, die Scordatura heeft nagebouwd. Guy De Bièvre maakt niet alleen zorgvuldig gebruik van deze instrumenten maar heeft zijn stuk bovendien gestructureerd op een collectie gedichten van Emily Dickinson. Het resultaat is een reeks fragmenten die variëren van een verfijnd lijnenspel van de tokkelinstrumenten (o.a. gitaar, kithara) tot korte interventies van de chromelodeon (soort harmonium) en een houten basmarimba. De van oorsprong Australische componiste Kate Moore vertelt in Lament het muzikale verhaal van een Italiaanse dichteres die in een familiekasteel gevangen wordt gehouden en een langzame dood sterft. Het stuk begint in renaissance stijl, met wiegende tonen uit de aangepaste harp, waarbij orgel en viool afwisselend de basso continuo spelen. Mezzo Alfrun Schmid zong een vloeiend lamento doordat zij zuinig omsprong met vibraties. Chris Rainier bespeelde zijn gitaar soms plat op schoot, waarbij hij met beide handen de snaren bespeelde en een ontroerende klankrijkdom tot stand bracht. De lamento delen kwamen goed uit de verf, mede wegens de afwisseling met opgewekte vocale motieven die ondersteund werden door de met de handen bespeelde marimba en spitse pizzicati van violiste Elisabeth Smalt. Lucia Mense nam met de piccolo en de basfluit veel extremen voor haar rekening. Keiko Shichijo leek één geworden met de chromelodeon.

Uit haar kot
Dat nieuwe muziek de neiging heeft om uit haar kot te komen bewees een multimodaal gemeenschapsproject Van Fabota naar STUK waarin pianist Frederik Croene met kinderen van de Leuvense buurtwerking Fabota samenwerkte. Het project stond onder auspiciën van Matrix, centrum voor nieuwe muziek. Een video waarin de kinderen wandelen van Fabota naar het STUK (waar Transit plaatsvindt) en het concert van Croene met dezelfde kinderen fungeerden als een ontmoeting tussen twee totaal verschillende werelden. En het wonderlijke is dat de betrokkenen elkaar wisten te vinden en zelfs te inspireren.
Dat moet het organisatieteam van Transit vertrouwen in de toekomst geven.
- WAT: Transit-Festival – the sound of tomorrow
- WAAR: STUK, Leuven
- GEZIEN: 24 en 25 oktober 2020
- FOTO’S: Transit/ Mark Rietveld