Na een maand vol met internationale klanken, kruisbestuivingen en muziekstijlen die het oor streelden komt er weer een einde aan Festival 20·21 en TRANSIT (Festival van Vlaanderen). Het kan alvast een geslaagde editie genoemd worden. Er is veel muzikaals op ons afgekomen, maar hierbij maken we alvast een terugblik op de themadag (deel 2) en het slotconcert.
De dood in klankcontrast
Voor het derde concert van de themadag leek het alsof de dood in al zijn facetten getoond werd. Boho Strings & Tineke Van Ingelgem & Rubén Amoretti, onder leiding van dirigent David Ramael, brachten een soort tableau van memento mori. De werken van Sjostakovitsj (Symfonie nr. 14 op. 135 uit 1969) en Alfred Schnittke (Prelude in Memoriam Dmitri Sjostakovitsj uit 1975) spraken van een onverbloemd, krachtig doodsbeeld. De klanken waren heel erg bruusk en confronterend op bepaalde momenten. Daartussen, als de perfect tegenpool, speelde het orkest Arvo Pärts Cantus in Memoriam Benjamin Britten uit 1977.


Prelude in Memoriam Dmitri Sjostakovitsj en Cantus in Memoriam Benjamin Britten
Twee heel contrasterende in memoriams samengenomen als voorproefje op de veertiende symfonie van Sostajovitsj. Het werk van Alfred Schnittke klinkt in de oren als een voortkruipen van de eindige tijd. Het werk is voor twee violen, die in een soort dialoog met elkaar lijken. Waar een de tijd weerspiegelt met een sterke pizzicato weerklinkt er in de andere stem een rauwe melodie. Af en toe is een nog iets romantische vibratoklank hoorbaar, maar deze is ook zo snel weg als hij verscheen. Het is een pittige compositie van confronterende klanken waarbij je als luisteraar niet anders kan doen dan aanhoren wat, in essentie, het voortikken van de tijd à la Schnittke is. Een uitdagend stuk mee te openen alvast.
In contrast staat hiermee het serene werk van Arvo Pärt. Er is een mystieke schoonheid aan een compositie met klokken. Laat het met dit instrument zijn, gevolgd door strijkers, dat Pärt zijn in memoriam inzet. Van een laatste groet aan Sjostakovitsj gaan we over naar een finale klank voor Britten. De melancholische klanken van de strijkers winden er geen doekjes om: de dood is iets treurigs, iets intiems en ook wel iets pijnlijk. Met heel veel klank lijkt Pärt toch een leegte te hebben gecreëerd. Dit als luisteraar te moeten aan horen is toch iets speciaals, want deze gevoelige dramatiek raakt wel in de kern. Een droefheid besluipt dan uiteindelijk het oor terwijl de klok, een geliefd instrument voor Pärt, onverbiddelijk door blijft klinken. De spiritualiteit spat hiervan af, maar niet alleen dat, het is ook drama. De reis gaat van pittig en bruut naar een soort spirituele dramatiek. Het is een mooi contrast voor een concert als deze. De aanhoudende trilling van de klok leidt het slot in van de themadag.



Een symfonie van het lied en de dood
Een symfonie gevuld met liederen, de vruchten, als het ware, van Mahlers liedsymfonie Das Lied von der Erde. Symfonie nr.14 van Sjostakovitsj is een werk van zijn eigen karakter. Als laatste memoriam is deze opgedragen aan Benjamin Britten, als kroon op hun vriendschap, en het einde van deze reis. Deze begint met wat ik alleen maar kan omschrijven als “strijkers in de leegte”. Je hoort de bijna pijnlijke stilte achter de ijle strijkbewegingen. Dit is een prachtige, maar confronterende klank. Als uiteindelijk de basstem van Rubén Amoretti inzet is het geheel al in mysterie gehuld.
De De profundis (het werk bestaat uit elf delen, waarvan dit het eerste is) opent de deur naar wat er achter het leven zit, alvast zo klinkt het toch. Het is niet lang wachten op de stem van sopraan Tineke Van Ingelgem in Malagueña. En wat een stem, zeer dramatisch, uitgesproken. De solisten van dit werk contrasteren met elkaar, maar passen als perfect puzzelstukjes in het geheel. Een donker, warm bastimbre en een hoge, heldere sopraanklank.
De compositie is soms haastig, gejaagd om dan weer sereen uit voor de dag te komen. Het verhalende, en de tekst, is uitgesproken Russisch. De klanken winden er geen doekjes om, de tekst wind er geen doekjes om. Er is een brutale zuiverheid aan het Russische repertoire waarvan de Westerse composities soms nog wel iets van kunnen leren.
Het stuk confronteert van elke kant, inclusief galmende bel (die ook hoorbaar was bij Pärt). Dit is ook net de charme van deze symfonie. Dramatiek, sereniteit, dreiging, het komt allemaal voor in deze indrukwekkende compositie. De uitvoering was geslaagd, het bracht een mooie presentatie voort van Sjostakovitsjs roep naar de dood is in klank en kleur.

Echo’s in de kerk
Tijdens het slotconcert galmden klanken in de kerk. Duidelijk de perfecte locatie voor het religieus geïnspireerde programma. Toch voor het publiek en de sfeer. Achteraf bleek dat de twee pianisten moeite hadden met elkaar te horen spelen van wegen de akoestiek in de kerk. Luisteren naar elkaars muziekspel is essentieel voor muzikanten om ervoor te zorgen dat ze gelijktijdig spelen. Gelukkig musiceren Vanbeckevoort en Eckardstein al jaren samen en zijn zo op elkaar ingespeeld dat wij als luisteraars niets doorhadden en onwetend genoten van hun meesterlijke spel.
De twee pianisten brachten Honeggers reflectie van de Tweede Wereldoorlog in Symphonie Liturgique (1946, in een arrangement van Dmitri Sjostakovitsj uit 1948) tot leven. Tijdens Messiaens Visions de l’Amen (1943) wou Vanbeckevoorts partituur duidelijk nog wat verder mediteren op de goddelijke klanken aangezien de pagina’s steeds terug naar een vorige wouden slaan.
Wandelen door een wolk van klanken
Normaalgezien focussen onze recensies enkel op de concerten maar de introducties waren steeds zo kleurrijk dat het een schande zou zijn om deze niet te vermelden. Jan Christiaens opende en sloot het festival af (Zingen naar het licht op 27 september en Amen Amen op 28 oktober). Met zijn aangename stem wist hij leek en musicoloog te boeien. Met audiofragmenten Christiaens hij ook de componist zelf aan het woord. Hij speelde thema’s voor op de piano en leidde ons zoals een gids doorheen de werken. Ook Klaas Coulembier — die de inleiding voor New York – Parijs (en terug) (14 oktober) en Wals een waanzin (26 oktober) verzorgde — wist steeds opnieuw ons luisteraars mee te nemen in zijn verhaal. Hij zocht naar aangrijpingspunten uit het meer vertrouwde klassieke repertoire om zo minder gekende muziek te introduceren. Iets wat het publiek uitermate kon appreciëren.



Het festival opende met de woorden “Kom, laat ons aanbidden” en sloot af met “Amen”. Het geheel was een muzikaal gebed met Sjostakovitsj als centrale figuur. En met de laatste meditatieve noten van Messiaen kwam er een einde aan dit jaars editie. Het zij zo. Het kan alleen maar als een kroon op het werk zijn voor de verschillende uitvoerders, en voor Festival20·21, dat zij zo’n programma hebben kunnen neerzetten. Alle kanten van de ziel zijn gezocht en geroerd geweest. Hiermee kunnen we alleen maar concluderen dat het weer een jaar was dat verder ging dan alleen maar luisteren naar muziek, maar die ook de kern van de stilte en de mens raakten. Het was een plezier om te ervaren, en het bewijs dat ook dit jaar een moment van succes mag genoemd worden voor Festival20·21.
INFO
- WAT: Festival 20-21, Muziekklassiekers van morgen
- WAAR: verschillende locaties in Leuven
- WANNEER: ‘20-21’: van 27 september tot 28 oktober 2021
- WIE: voor uitvoerders en programma, zie www.festival2021.be
Deze tekst was in samenwerking met Helena Gaudeus