Deze opvoering kadert in het interdisciplinaire project muziek, dans en de tentoonstelling over het werk van de schilder Watteau. Een buitengewone concert dat herinnert aan de verfijnde muzikale wereld uit zijn tijd. Les Talens Lyriques, is een instrumentaal en vocaal ensemble opgericht in 1991 door Christophe Rousset met een dada voor muziek uit de 17de en 18de eeuw en de scenische benadering er van.
Deze opvoering kadert in het interdisciplinaire project muziek, dans en de tentoonstelling over het werk van de schilder Watteau. Een buitengewone concert dat herinnert aan de verfijnde muzikale wereld uit zijn tijd. Les Talens Lyriques, is een instrumentaal en vocaal ensemble opgericht in 1991 door Christophe Rousset met een dada voor muziek uit de 17de en 18de eeuw en de scenische benadering er van.
Hij vond een bondgenoot in de choreografe Béatrice Massin, specialiste op het vlak van barokdans. Ze startte haar carrière als danseres in vele hedendaagse dansgezelschappen. In 1993 richt ze het dansgezelschap Fêtes Galantes op en ontwikkelt een eigenzinnige stijl en dynamiek die barok met hedendaagse dans vermengt, het resultaat is lichtvoetig, hoofs en speels.
Terpsichore is kort en krachtig, duur 1u 10’. Het concert opent met muziek van de Franse componist Jean-Féry Rebel. Rond 1730, tussen de Franse Grand Siècle en de Eeuw van de Verlichting oogstte deze componist triomfen doordat hij een nieuw scenisch genre schiep, de ‘symphonie choréographique’ met als hoofddoel de virtuositeit van de dansers aan het Hof en de Académie Royale in de verf te zetten. Op hetzelfde moment begint Händel in Londen aan zijn opgang als operacomponist. Niets lijkt beide componisten met elkaar te verbinden. De beroemdste Franse danseres uit haar tijd, Marie Sallé, vormt de schakel tussen beide. Ze verbleef in 1734 kort tijd in Londen waar ze de balletten van Rebel danste en zo een grote indruk naliet, dat Händel zich ook meteen aan het schrijven zette van dansstukken. Met Terpsichore van Rebel en Terpsichore van Händel, ontstonden twee hommages aan de muze van de muziek. Het choreografisch werk van Béatrice Massin brengt hulde aan de muze van de dans die het Franse toneel volledig beheerste, van de hofballetten onder Lodewijk XIII tot de ‘ballets d’action’ op het einde van 18de eeuw. Ze grijpt terug naar de basisprincipes, de essentie. Dans is een reflectie van de tijd. Je hebt als choreograaf pas macht als je met een visie komt, met ideeën. Ze werkt met een uiterst sober stramien aan bewegingen. De manier waarop heeft wel iets verrassend.
De Henry Le Bœufzaal van het Paleis voor Schone Kunsten was nu niet direct de ideale locatie en setting. Het orkest werd op het podium achter de dansers geplaats. Het publiek dat op de parterre zat bleef even op zijn honger zitten. Van de beweging van de dansers was in het begin niets te zien. Als golven op het strand komen de dansers in slow motion aanrollen in witte pakken over een wit grondzeil, onttrokken aan het gezichtsveld van het publiek. Had je toch een glimp opgevangen dan was het reikhalzend kijken wat er op de scène gebeurde. Ze richten zich op, maken enkele passen en armbewegingen, neigen weer naar de grond en rollen weer verder. Een proces dat zich in het eerste gedeelte telkens herhaalde.
De dansers evolueren over de scène. Sommige bewegingen verlopen simultaan. Voor het overgrote deel geeft elk een eigen invulling aan het parcours. In het tweede deel zat wat meer variatie en kregen de dansers een kleurrijke outfit. Broek tot onder de knie plus tuniek met een knipoog naar de snit uit de barokperiode. Eén danseres draagt een soepelvallende, lange, gele avondjapon waardoor haar bewegingen meer elegantie en zwier krijgen en een heel ander beeld op het netvlies prent. Hoe meer de avond vordert hoe stoutmoediger de bewegingen worden. Waar elke danser gracieus op zichzelf beweegt is er één koppel dat voorzichtig toenadering zoekt. Twee paar handen die in elkaar verstrengelen, rug aan rug gaan staan. Alles puur en etherisch bijna. De bewegingen van drie dansers en drie danseressen zijn praktisch tot het minimum herleid: stap voor, stap zij, stap achter en vooral de port de bras is en constante. Men zou kunnen concluderen: ‘In der Beshränkung zeigt sich der Meister’. Voor een uurtje oké, maar niet langer.