Verdi’s zevende opera “Giovanna d’Arco” opende het seizoen 2015-16 van de Scala van Milaan. Een bewuste keuze van de “Sovrintendente” en artistiek directeur, de Oostenrijker Alexander Pereira ,die overtuigd is dat het prominente operatheater het eigen Italiaanse patrimonium moet koesteren.
“Giovanna d’Arco” ,Verdi’s zevende opera, was sinds 1865 niet meer in de Scala opgevoerd en moest dus dringend opnieuw op de affiche staan. Later dit seizoen zullen ook nog onder meer Verdi’s “Rigoletto” (in een enscenering van de Vlaming Gilbert Deflo), “I due Foscari” en “Simon Boccanegra” (met Placido Domingo telkens als de doge), Puccini’s “La Fanciulla del West” (in een enscenering van Robert Carsen en gedirigeerd door chefdirigent Riccardo Chailly) en Giordano’s “La cena delle beffe” (onder leiding van Toscanini in 1924 in de Scala gecreëerd maar er sindsdien niet meer in te horen) aan de beurt komen.
“Giovanna d’Arco” werd bij de Milanese première in 1845 door het publiek erg gunstig ontvangen maar de pers was minder enthousiast. Verdi die niet te spreken was over de manier waarop de bekende impresario Merelli de Scala leidde, weigerde nog iets met dat operatheater te maken te hebben. En hij hield woord. Gedurende de volgende jaren zouden Verdi’s opera’s, waaronder enkele van zijn belangrijkste werken, dan ook niet meer in Milaan gecreëerd worden. Dat gebeurde pas opnieuw met “Otello” in 1887.
“Giovanna d’Arco” is ontegensprekelijk een werk uit Verdi’s “galeijaren” en zou zelfs in een tijdspanne van acht weken tot stand gekomen zijn terwijl de 31-jarige componist tegelijkertijd repetities van “I Lombardi” leidde. Dat “Giovanna d’Arco” vandaag een van de minst opgevoerde opera’s van Verdi is, in vergelijking met werken uit dezelfde periode zoals “Ernani”(1844), “I due Foscari” (1844) of “Attila” (1846) ligt wellicht aan het feit dat de personages uit Temistocle Solera’s libretto (gebaseerd op Schillers “Die Jungfrau von Orléans”) niet bepaald een boeiende dimensie hebben en de partituur met haar eerder primitieve charme geen bravoure-aria’s biedt. Maar met stijl en zwier en de juiste gekozen zangers vertolkt, heeft “Giovanna d’Arco” beslist heel wat te bieden.
Hedendaagse opvoeringen hebben echter met een ander probleem af te rekenen: hoe brengt men het verhaal van Jeanne d’Arc, door de hemel opgeroepen om te strijden voor Frankrijk, verliefd op en bemind door de koning van Frankrijk, door haar eigen vader die haar van een pakt met de duivel verdenkt, aan de Engelsen uitgeleverd maar opnieuw vrij om een laatste veldslag te winnen en daarbij te sneuvelen en uiteindelijk de hemel voor haar te zien opengaan, vandaag enigszins geloofwaardig op het toneel? Het Belgisch-Franse regisseurs-duo Moshe Leiser en Patrice Caurier kozen voor de beproefde formule van de droom of de hallucinatie. Tijdens de ouverture krijgen we een 19de eeuws interieur te zien (decor Christian Fenouillat), een kamer met het ziekbed van een jonge vrouw die blijkbaar koortsdromen heeft, bezorgd geobserveerd door haar vader. Vanaf het eerste toneel zal de jonge vrouw ons dan als Jeanne d’Arc (Giovanna) meevoeren naar het Frankrijk van 1428 waar ze de Franse koning ,haar gouden held, ontmoet (kostuums Agostino Cavalca) en voor Frankrijk gaat strijden. Dank zij suggestieve video-beelden ( Etienne Guiol) en belichting (Christophe Forey) worden veldslagen, kroningsstoet, engelen en demonen opgeroepen terwijl we voor stervende Jeanne naar de intimiteit van de kamer terugkeren. De massascènes, waarbij de koren door de wanden breken, maken indruk en de interactie tussen de drie protagonisten (Giovanna, koning Carlo VII en vader Giacomo) is dramatisch verantwoord. Anna Netrebko is volledig overtuigend als Giovanna : het kwetsbare meisje, de verliefde jonge vrouw, de geïnspireerde, verraden en triomfantelijke strijdster. Haar rijke, ruime sopraan kan de eisen van de partituur zonder moeite aan in een genuanceerde en expressieve voordracht. Francesco Meli zingt de Franse koning met zijn soepele, goed beheerste maar briljante tenor en mooie frasering. Carlos Alvarez is de bezorgde, gekwelde en berouwvolle vader en geeft zijn verschillende gemoedstoestanden weer met bronzen bariton. Dmitry Beloselskiy was een krachtige Talbot, Michele Mauro een degelijke Delil. De koren maakten indruk maar waren niet altijd even gedisciplineerd.
Riccardo Chailly houdt van “Giovanna d’Arco” en dat hoor je. De chef-dirigent van de Scala weet de kwaliteiten van de partituur naar voor te halen, houdt het tempo levendig, bouwt de scènes oordeelkundig op en laat de jonge Verdi zingen en gevechten leveren. Strijkers-crescendo’s en pizzicati leggen accenten, houblazers zorgen voor warme kleuren. Alert ondersteunt hij de zangers zonder daarbij het muzikale totaalbeeld uit het oog te verliezen. Een heerlijke uitvoering!