De la musique avant toute chose: het is de titel van het boek (2008, Editions Buchet-Chastel) van dirigent Michel Tabachnik die de man ten voeten uit typeert. Zaterdag mochten we hem nog eens aan het werk zien, en deze keer van zeer dichtbij (interessant niet alleen om te luisteren maar om zijn slagtechniek en aanwijzingen te volgen) tijdens het concert van het Brussels Philharmonic in Flagey, Studio 4.
De la musique avant toute chose: het is de titel van het boek (2008, Editions Buchet-Chastel) van dirigent Michel Tabachnik die de man ten voeten uit typeert. Zaterdag mochten we hem nog eens aan het werk zien, en deze keer van zeer dichtbij (interessant niet alleen om te luisteren maar om zijn slagtechniek en aanwijzingen te volgen) tijdens het concert van het Brussels Philharmonic in Flagey, Studio 4.
Tabachik is sinds 2007 chef-dirigent en artistiek directeur van het orkest dat sinds zijn aantreden een kwalitatieve steile weg opwaarts maakt. De internationale erkenning en een resem (of: reeks) successen – onlangs mocht het orkest ten volle meer dan terecht delen in het Oscarsucces van de film The Artist – zijn het gevolg van zijn aanpak, daarin gesteund door intendant Gunther Broucke. Door een technische storing van een openstaande brug in Willebroek – de brug der zuchten – moesten we het vorige concert aan onze neus voorbij laten gaan, maar deze keer geen brug die open stond, noch enig fileleed en de ingecalculeerde verliestijd deed ons (ondergetekende en collega Matthias De Bel) voorafgaand aan het concert genieten van een lekker hapje met zicht op de vijvers van Elsene. De artistiek opgediende borden waren, samen met het mooie uitzicht, een inspiratie op zich.
Mozart maar vooral Berlioz
Met de Maurerische Trauermusik (KV477) van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) opende het concert. De inzet was een beetje haperend. Was de aandacht nog niet scherp gesteld van de dirigent? Waarom dit zo schrijven? Omdat ik de indruk had dat hij niet echt precies de inzet aangaf. Mozart is niet helemaal Tabachniks componist. Dat hoor je bij zo’n alles doorgravend werk als deze treurmuziek.
Pianist…
Ze was ziek, opgenomen voor een dringende operatie, Angela Hewitt, en zo werd een week voor het concert de Franse pianist Eric Le Sage bereid gevonden Mozarts 20ste pianoconcert van Hewitt over te nemen. De man speelde met partituur – op zich is daar niets verkeerd aan – maar dat was noodzaak. Hij kende het werk niet grondig genoeg wat aanleiding was tot veel fouten, te hoge tempi en zelfs tempoversnelling en te weinig Mozartiaans animo en frasering. Op bepaalde momenten dacht je: ja, maar dan was die noodzakelijke inkleuring weer weg. Een jammere zaak. De vraag dringt zich op of het wel verstandig was én muzikaal verantwoord dit concert in zo’n korte tijd te willen instuderen en op het podium te brengen. In het Allegro hoorde je niet meer of minder dan een mooie pianoklank. De Romanze ging de mist in. Le Sage ging in een te hoog tempo van start en maakte er een vrolijk en speels deuntje van. Iets lichtzinnigs, naar mijn idee de verkeerde visie, was wat als rode draad door het Rondo zweefde. Mijns inziens had men beter kunnen kiezen voor een ander concert of had men een van de vele zeer goede pianisten gekozen die in ons land wonen en dit concert mogelijk beter in de vingers hebben.
Muzikale onderdompeling
Ik zoek ze, de juiste woorden om het muzikaal reuzenfestijn mee te omschrijven dat dirigent en orkest in grootse overvloed het publiek schonken met de Symphonie fantastique van Hector Berlioz (1803-1869). Tabachnik was goed op dreef (?), dirigerend uit het hoofd. Hij gaat op in dit werk, hij verzinkt erin, hij sleurt je mee, enthousiasmeert orkest en publiek, kleurt en geurt de inhoud van Berlioz’ liefdesverdriet dat deze symfonie deed ontstaan. Dat verdriet zorgde voor een compositie die de geboorte betekent van het Leitmotiv dat we vooral van Richard Wagner kennen, gekoppeld aan zuivere programmamuziek. Horen we Beethovens Pastorale niet in het derde deel, de Scène aux champs? Tabachnik maakt het grootse werk transparanter en begrijpelijker dan ooit voor de luisteraar. Deze interpretatie mag (moet?) op cd, door dit orkest. Het wordt een kaskraker als er op de wijze van dit concert wordt gemusiceerd. Het liefdesverdriet is zo sterk aanwezig in de Rêveries, passions (het eerste deel van de symfonie) dat je medelijden krijgt met de 26-jarige componist die zijn liefde voor de Ierse actrice Harriet Smithson wel mag vergeten… Deel twee, Un bal, kan je met moeite doen stilzitten op je stoel. “Dans!” roept de dirigent en het orkest walst door de muziek op de meest feeërieke wijze. Zie je ze dansen, in haar wijde lange hoepelrok, de juwelen aan de pols en (?) rond de hals die meezwieren? De uitnodigende heer wiens oogjes fonkelen want ja hoor, hij danst met hààr maar wie is die hij?… En ja, het derde deel is een beetje Beethoven, een man die ook naast elke liefde moest grijpen, en ook zo intiem zijn verlangen weg te dromen tussen het hoge gras met zijn liefje dicht tegen hem aanleunend… Pure romantiek… De Marche au supplice volgt op de rust van de vrije natuur. Het lijkt wel een triomfantelijk tocht, een zegepraal door de brede lanen van Parijs, recht naar de Arc de Triomphe. Geniet Berlioz van het schavot waar hij zich wil ondergooien en zo zijn ludduvuddu (of liefdesverdriet) kan vergeten voor eeuwig? De inzet van deel vijf, Songe d’une nuit du sabbat is pure Wagner. Is Wagner feitelijk pure Berlioz? De Duitser was 16 toen Berlioz zijn symfonie schreef. De klokken zijn er, de koperblazers zuigen je mee in hun prachtklanken. En toch is er geen overdaad. Wat weegt en wikt Tabachik dit werk! Geen instrument gaat verloren, alles is aanwezig. De musici van het orkest zijn enthousiast (desnoods: wild enthousiast) en dat is het publiek ook. De bravo’s zijn niet van de lucht. Tabachnik is dankbaar en schenkt, zoals altijd opnieuw, de aandacht van het applaudisserend publiek aan zijn orkestleden. Hij maakt ‘maar’ muziek, zegt hij na het concert. Jaja, ‘maar’ muziek… De la musique avant toute chose: un grand merci maestro Tabachnik.