Nominatie Gouden Label – Als onvoorwaardelijke bewonderaarster van zijn vocale kunst, stelde ik in vroegere recensies reeds dat de reeks Schubert-opnamen die Matthias Goerne voor Harmonia Mundi maakte het heel persoonlijke en immense zangtalent van deze bariton illustreert. De cd die hij nu van liederen van Robert Schumann opnam, belooft dit nog maar eens te bevestigen. Op naar een soort integrale van ‘s mans liedoeuvre? Het valt te hopen …
Deze cd bevat twee hoogtepunten uit wat als het “liedjaar” van Robert Schumann beschouwd wordt: 1840, het jaar waarin hij eindelijk met zijn geliefde Clara kon trouwen en zijn creatieve talent de vrije loop kreeg. Liederkreis opus 24 op gedichten van Heinrich Heine is zijn huwelijksgeschenk aan Clara. Het is pure bekentenispoëzie, die Goerne niet alleen vertolkt met een emotionele intensiteit, maar ook met een stemklank die je bij je nekvel grijpt en je niet meer loslaat. Hij neemt je mee in de tekst. Er is geen ontsnappen aan. En het maakt het luisteren naar een liedcyclus tot een boeiende belevenis. We weten van deze zanger dat hij zeer eclectisch kiest wat hij zingt: alleen de dingen waar hij zich mee kan vereenzelvigen, waar hij in gelooft en die hij dan ook met volle overtuiging interpreteert.
Geen vrijblijvend gezang
Het eerste lied Morgens steh’ ich auf begint zacht, met de piano als een wekklank. Dan grijpt Goerne in het tweede lied Es treibt mich hin de kans voor dramatiek. Het lied vertelt iets, wordt een opera in miniatuurvorm. Het komt Goerne erop aan betekenis te leveren met wat hij zingt. Hij produceert geen vrijblijvend liedgezang. Een van de beroemdste liederen van Schumann, Mit Myrten und Rosen krijgt zoveel expressiviteit dat het een hernieuwde luisterervaring wordt. Het slotvers is gewoon prachtig. Goernes toon wisselt naargelang de inhoud van het lied. Er is felheid (bijvoorbeeld in Lust der Sturmnacht uit de Kernerliederen), maar evengoed weemoed en nostalgie. Hij voert een (imaginaire) dialoog met de vogels (Ich wandelte unter den Bäumen) of zingt als een gebed (O Jungfrau rein in Stirb, Lieb’ und Freud’): enkele van de meest innige liederen van de opname.
Het fantastische bij Goerne is dat hij de contrasten fel durft laten uitkomen: mächtig (Wanderlied) is inderdaad met kracht en felheid gezongen, terwijl Alte Laute een en al verstilling is. Goerne speelt met tempo en pauzes. Dat doet hij bovendien in volle harmonie met zijn pianist, niemand minder dan Leif Ove Andsnes. De gevoeligheid die hij aan de dag legt bij de zo belangrijke pre- en postludes van de liederen accentueert het geheel van de interpretatie. Ik verwees al naar de zachte inzet van de cyclus Liederkreis, terwijl het slot van Stille Liebe adembenemend mooi is. Als exponenten van de hoog-romantiek zijn de liederen verweven met natuur en sehnsucht. Ze zodanig vertolken dat ze op een hedendaagse luisteraar ontroerend overkomen, is grote kunst van deze twee fantastische muzikale talenten.
- WAT: Robert Schumann (1810-1856) – Liederkreis (opus 24), Zwölf Gedichte von Justinus Kerner – Kernerlieder (opus 35)
- WIE: Matthias Goerne (bariton), Leif Ove Andsnes (piano)
- UITGAVE: Harmonia Mundi – HMM 902353