Daar Alexander Pereira de Salzburger Festspiele vroegtijdig verlaten heeft (om sovrintendente en artistiek directeur van de Scala van Milaan te worden) en zijn opvolger Markus Hinterhäuser slechts in 2017 aantreedt, biedt het Salzburgse festival in 2015 en 2016 twee overgangsseizoenen.
Indien Pereira telkens alleen nieuwe operaproducties wou brengen, dan bood het programma deze zomer twee hernemingen van realisaties uit 2014 (Il trovatore en der Rosenkavalier) en twee producties van het Salzburgse Pinksterfestival (Norma en Iphigénie en Tauride) plus drie opera’s in concertante vorm (Werther, Dido and Aeneas en Ernani). Van de drie nieuwe producties is “Die Eroberung von Mexico” van Wolfgang Rihm de enige die de Oostenrijkse pers werkelijk een festival waardig vond. Mozarts “Le nozze di Figaro” in een regie van Sven-Eric Bechtolf was blijkbaar erg virtuoos maar verraadde geen visie en had een eerder matig muzikaal niveau en Beethovens “Fidelio” leed onder de versie die regisseur Claus Guth ervan presenteerde (zonder dialogen die vervangen waren door geluidseffecten en zonder een echte handeling maar met dubbelgangers voor Leonore en Pizarro). De aanwezigheid van Jonas Kaufmann als een getraumatiseerde en uiteindelijk bezwijkende maar vocaal indrukwekkende Florestan en een fulminante uitvoering van de “Leonore 3”-ouverture door de Wiener Philharmoniker o.l.v. Franz Welser-Möst konden de opvoering niet echt redden.
Die Eroberung von Mexico
“Die Eroberung von Mexico” wordt “Musiktheater nach Antonin Artaud” genoemd. De componist heeft zelf het libretto geschreven, gebaseerd op fragmenten van de surrealistische visioenen van Antonin Artaud en liefdesgedichten van de Mexicaanse dichter Octavio Paz. De teksten vormen monoloog-eilandjes in een zee van orkestklanken maar bieden geen dialogen. “Neutraal-vrouwelijk-mannelijk” zijn de sleutelwoorden in het discours van Artaud en in tegenstelling tot de titel van het werk en het feit dat de twee hoofdrollen Montezuma en Cortez zijn, heeft het werk geen handeling die de verovering van Mexico zou kunnen oproepen of een confrontatie van de Spaanse en Mexicaanse beschavingen en culturen toont. En aangezien Rihm de rol van Montezuma voor een sopraan schreef en Cortez voor een bariton, stelde regisseur Peter Konwitschny “Die Eroberung von Mexico” voor als een gevecht tussen de seksen, scènes uit een huwelijk die zich afspelen tussen de witte muren van een hedendaagse living, geplaatst op een autokerkhof van de beschaving (decor Johannes Leiacker). Er is een Mexicaans tapijt en een fles Tequila evenals een schilderij van Frida Kahlo in de woning waar Montezuma op de komst van Cortez wacht die zenuwachtig staat te trappelen voor de deur, een boekt rode rozen in de hand. Maar eens binnen gooit hij zich op Montezuma en begint een gevecht op leven en dood. Angela Denoke (Montezuma) en Bo Skovhus (Cortez) gooien zich vol overgave in dit spel van de seksen en de veeleisende enscenering van Peter Konwitschny die niet terugschrikt voor goedkope effecten of vulgariteit en eens te meer de zangers doorheen de rijen van het publiek in de zaal laat evolueren. Ingo Metzmacher die reeds destijds de wereldcreatie van “Die Eroberung von Mexico” in gedirigeerd had, waakte opnieuw over de muzikale uitvoering door het ORF Radio-Symphonieorchester Wien (in de orkestbak, op het toneel en op verschillende kleine podia in de zaal), die het publiek in de sonore wereld van Rihm hulden, live uitgevoerd of op toonband opgenomen. Naast de twee protagonisten werkten ook nog Susanna Andersson en Marie-Ange Todorovich mee, de twee “vocale extensies” en vriendinnen van Montezuma en Stephan Rehm en Peter Pruchniewitz (spreekrollen) en een uitgebreid bewegingskoor.
Il Trovatore
Anna Netrebko is nog altijd dé star van de Salzburger Festspiele en het publiek was natuurlijk opgetogen om haar opnieuw te kunnen bewonderen in “Il trovatore” een herneming van de productie in regie van Alvis Hermanis uit 2014 maar dit keer gedirigeerd door Gianandrea Noseda. Met de Wiener Philharmoniker in de orkestbak gaf hij de opvoering een mooi elan en een weelderige klank. Zijn muzikale leiding had temperament maar was nooit brutaal en de grote lyrische momenten konden zich in al hun glorie ontplooien. De vocale bezetting was luxueus met in de eerste plaats inderdaad Anna Netrebko die haar fluwelen timbre en ruime, goed gecontroleerde stem liet horen in de partij van Leonora die ze met fijne nuances en dramatische intensiteit vertolkte. Ekaterina Semenchuk gaf Azucena veel karakter en een indrukwekkende maar goed beheerste mezzo-sopraan. Manrico vond in Francesco Meli een tenor met edel metaal in de stem en een uiterst muzikaal zanger. Artur Rucinski was een krachtige maar wat ruwe Conte di Luna en Adrian Sampetrean een Ferrando met heel wat vocale en scenische autoriteit. Ferrando begint zijn optreden als een gids in een schilderijenmuseum, het kader van de enscenering van Alvis Hermanis die ook het decor ontwierp dat voornamelijk bestaat uit grote, bekende schilderijen aan de muren van dit museum opgehangen. Leonora is blijkbaar gefascineerd door het portret van een jonge musicerende man. Zij is, zoals Azucena en Luna, eveneens lid van het personeel en allen veranderen ze, zo nodig, in de personages van de opera van Verdi. Ik hield helemaal niet van deze enscenering waarin de schilderijen de hele tijd over en weer bewegen en door hun omvang het scènebeeld domineren ten koste van het spel van de protagonisten. Bovendien hebben ze in de meeste gevallen geen enkele verband met de personages of de handeling van de opera. Arme Azucena die “Stride la vampa”, de aria waarin ze de terechtstelling van haar moeder op de brandstapel herbeleeft, moet zingen als gids van het museum bij een schilderij van de Heilige Maagd Maria! En dan heb ik het nog niet over de koorscènes die dikwijls scenisch eerder pijnlijk waren.
Der Rosenkavalier
“Der Rosenkavalier” in een enscenering van Harry Kupfer, eveneens uit 2014, met decors en kostuums van Hans Schavernoch en Yan Taks had een heel andere allure. Kupfer heeft weliswaar de handeling van het Wenen van Maria Theresia naar het begin van de 20ste eeuw verplaatst maar respecteert het stuk dat er helemaal niet onder lijdt. Misschien mag ik opmerken dat de decors die voornamelijk uit projecties van video-beelden van Wenen bestaan soms te overweldigend zijn en dat het ruime toneel van het Grosses Festspielhaus in vergelijking wat kaal en sfeerloos overkomt. Maar dat is het enige verwijt dat ik aan die prima geregisseerde opvoering met zijn levendige en juiste interactie en zorgvuldig geprofileerde personages kan maken. Er is de hartverwarmende Marschallin van Krasimira Stoyanova, een nog jonge maar tegelijk ervaren vrouw, wat melancholisch maar zelfbewust en vocaal zo subtiel. Sophie Koch geeft haar repliek op niveau en is een onstuimige Octavian met warme, soepele stem. Golda Schultz zet een spontane en resolute Sophie neer met een zilveren, expressieve sopraan. En wat een verrassing biedt de Baron Ochs van Günther Groissböck: een nog jonge man, vrij elegant die weet hoe hij zich moet gedragen maar zich door zijn temperament laat meeslepen en meent zich alles te kunnen veroorloven. De stem is mooi en sonoor. Adrian Eröd (Faninal), Silvana Dussmann (Marianne Leitmetzerin), Wiebke Lehmkuhl (Annina), Andeka Gorrotxategi (Sänger) en vooral Tobias Kehr (Polizeikommisar) verdienen slechts lof evenals de rest van de uitgebreide bezetting. Franz Welser-Möst en de Wiener Philharmoniker presenteren een meeslepende Richard Strauss, nooit sentimenteel maar levendig tot de laatste noot, met veel mooie kleurschakeringen en subtiele details. Ze begeleiden en ondersteunen de zangers op voortreffelijke wijze en maken van deze opvoering het juweel van het festival.
Werther
“Werther” van Massenet ging concertant onder de muzikale leiding van Alejo Pérez aan het hoofd van het Mozarteumorchester Salzburg. Misschien niet de beste combinatie om de subtiliteiten van de partituur van Massenet recht te doen wedervaren. Met de stijl van de Franse opera schenen ze niet bepaald erg vertrouwd en dat was, jammer genoeg, ook het geval voor de meeste zangers. Uitspraak en tekstprojectie lieten veel te wensen over bij Martin Zysset en Ruben Drole (Schmidt en Johann) terwijl Daniel Schmutzhard zich duidelijk niet erg op zijn gemak voelde in de rol van Albert en Giorgio Surian een eerder bleke Bailli neerzette. Angela Gheorghiu verving Elina Garanca die afgezegd had omwille van haar doodzieke moeder, maar kon niet overtuigen als Charlotte. Om te beginnen is de rol niet bepaald geschikt voor haar sopraanstem met een eerder zwak midden- en laag register. Haar gebrekkige uitspraak maakte dat je haar soms nauwelijks verstond in en in de eerste bedrijven kon ze geen moment in haar personage doen geloven. Ze speelde te veel de ster die her publiek wil verleiden. Vanaf het derde bedrijf ging ze meer in haar rol op liet enkele dramatische momenten horen. Gelukkig was er de spontane en frisse Sophie van Elena Tsallagova die de Franse tekst goed behandelde. Maar er was vooral de Werther van Piotr Beczala die de onbetwiste vedette van deze uitvoering was. Hij is vertrouwd met het Franse repertoire, kent de stijl, weet hoe een tekst te projecteren en te nuanceren en vooral, hij zingt met een heerlijke, homogene stem met mooie schakeringen en stralende hoge noten maar nooit goedkope effecten. Hij leeft intens met zijn personage mee en ontsluit voor ons de zielstoestanden van Werther door zijn expressieve en altijd beheerste zang vol emotie. Een schitterende prestatie die het publiek terecht met ovaties heeft begroet.
Young Singers Project
Ieder jaar organiseren de Salzburger Festspiele ook een “Young Singers Project” die jonge zangers de kans geeft om zich verder te ontwikkelen en op een carrière voor te bereiden door hen Master classes met grote zangers aan te bieden naast andere vervolmakingscursussen. Zij kunnen repetities bijwonen en bereiden een eigen productie voor en kunnen eventueel in de opvoeringen van het festival ingeschakeld worden. Ter afronding stellen ze zich voor in een slotconcert. Bij de kandidaten dit jaar was er de Belgische bariton Ivan Thirion die de rol van Bartolo zong in “Der Barbier von Sevilla für Kinder” en zich gunstig deed opmerken in het concert met een aria uit “Jevgeny Onegin” van Tsjaikovski en het duet “Au fond du temple saint” uit “Les pêcheurs de perles” van Les pêcheurs de perles.