Voor het (her)ontdekken van een verwaarloosd repertoire moet je in het Opérathéâtre van Saint-Etienne zijn. Niet alleen biedt dit Franse operahuis tijdens de “Biennale Massenet” de kans het hele oeuvre van de componist – een “ enfant du pays” – te leren kennen maar ook andere vergeten Franse opera’s worden er van onder het stof gehaald.
Voor het (her)ontdekken van een verwaarloosd repertoire moet je in het Opérathéâtre van Saint-Etienne zijn. Niet alleen biedt dit Franse operahuis tijdens de “Biennale Massenet” de kans het hele oeuvre van de componist – een “ enfant du pays” – te leren kennen maar ook andere vergeten Franse opera’s worden er van onder het stof gehaald.
Zo ook “Les Barbares” de negende opera van Camille Saint-Saëns van wie wij vooral en zelfs alleen maar “Samson et Dalila” kennen. Deze “tragédie lyrique” in drie bedrijven en een proloog op een libretto van Victorien Sardou en Pierre-Barthélémy Gheusi, werd gecreëerd op 23 oktober 1901 in de Parijse Opera – Palais Garnier. Oorspronkelijk was door de “Direction des Beaux Arts” een grote opera besteld om in het antieke theater van Orange op te voeren. Dat zou immers het gedroomde natuurlijke decor zijn. Men contacteert Camille Saint-Saëns maar die is niet bepaald opgetogen over het voorstel. Hij vindt het antieke theater van Orange maar een “lugubere arena” waar ieder moment de mistral kan blazen. Uiteindelijk kan het voorgestelde onderwerp en het vooruitzicht samen te werken met Victorien Sardou, een van de meest bekende dramatische auteurs van zijn tijd hem overtuigen. Die samenwerking verloopt weliswaar niet zonder problemen maar uiteindelijk is de opera afgewerkt. Aangezien men ondertussen tot de conclusie is gekomen dat het verplaatsen van gezelschap van de Parijse Opera naar Orange erg duur zou zijn, gaan “Les Barbares” uiteindelijk in Parijs in première.
Het verhaal
De barbaren die de opera zijn titel gaven zijn Germaanse stammen afkomstig van de streken rond de Baltische zee die in de eerste eeuw voor Christus de Romeinse wereld binnen vielen en er dood en vernieling zaaiden. Zij belegeren de stad Orange, verdedigd door de Romeinen aangevoerd door de twee consuls Scaurus en Euryale. Historisch kloppen de feiten en de data niet maar de auteurs wilden de confrontatie tussen de Germaanse en Latijnse wereld schilderen, tussen “barbaarsheid” en de Gallo-Romeinse beschaving. Centraal staan echter de ontluikende liefde tussen Floria, een priesteres van Vesta en de aanvoerder van de barbaren Marcomir en de eed van Livie die gezworen heeft haar door de barbaren gedode man Euryale te wreken. Om de bevolking van Orange te redden is Floria bereid om zich aan Marcomir te geven maar zijn passie en grootmoedigheid maken dat ze van hem gaat houden. Wanneer ze samen met Marcomir wil vertrekken wordt die echter door Livie, die in hem de moordenaar van haar man herkend heeft, neergestoken.
Provence-zon
De opera start met een orkestrale proloog waarin de voornaamste thema’s van de partituur verwerkt zijn, onderbroken door een recitant (een bas) die de handeling situeert. Misschien niet het beste nummer van de partituur die voor het overige boeit door een soepele behandeling van het orkest, met mooie kleuren en een juist gevoel voor dramatiek. De emoties van de personages worden op sobere maar overtuigende manier weergegeven: de zuiverheid, offerbereidheid en oprechte liefde van Floria, de angst, het verdriet en de verbetenheid van Flavie, de autoriteit, passie en rechtschapenheid van Marcomir . Het hoogtepunt is ongetwijfeld het grote duet tussen Floria en Marcomir in het tweede bedrijf waarin de gevoelens hoog oplaaien en waarvan de tederheid en het lyrisme ontroert. Wanneer de barbaren wegtrekken van Orange wordt er met overgave gedanst onder meer op het ritme van een meeslepende farandole vol Provence-zon.
Boeiende interpretatie en goede bezetting
Alle lof voor dirigent Laurent Campellone die het Orchestre Symphonique Saint-Etienne Loire met overgave dirigeerde in een boeiende interpretatie vol elan en met heerlijke poëtische momenten en mooie kleurschakeringen. Ook het Choeur Lyrique Saint-Etienne Loire deed zijn best. De zangers slaagden er zonder moeite in hun personages tot leven te brengen en deden dat – niet onbelangrijk – met een goede tekstprojectie en een prima Franse uitspraak. Cathérine Hunold leende haar ruime, homogene, warme sopraan aan Floria die ze een genuanceerde, ontroerende vertolking gaf. Julia Gertseva, reeds te gast in de Vlaamse Opera in het Franse repertoire, was een krachtig klinkende, dramatische Flavie. Misschien vraagt de partij van Marcomir veeleer een heldentenor maar Edgaras Montvidas maakte een voortreffelijke beurt met zijn slanke maar krachtige stem die ook lyrisch mooi kon openbloeien. Jean Teitgen deed het uitstekend als recitant en Scaurus met zijn edel getimbreerde bas. Philippe Rouillon was een ruwe Hildibrath naar wens en krachtige Grand Sacrificateur. De partij van le Veilleur eiste het uiterste van Shawn Mathey, de enige zwakke schakel van de bezetting.
Deze uitvoering zal ook op cd vastgelegd worden door Le Palazzetto Bru Zane – Centre de musique romantique française.