Oorspronkelijk was Orphée aux enfers een ‘opéra bouffe’ in twee bedrijven en vier taferelen van Jacques Offenbach (1819-1880) op een libretto van Hector Crémieux en Ludovic Halévy gecreëerd op 21 oktober 1858 in het Théâtre des Bouffe-Parisiens.
Deze eerste, klassieke en in meerdere bedrijven opgevatte operette werd later herwerkt tot een minder populaire ‘opéra féerie’-versie in vier acten en twaalf taferelen, voor de eerste maal opgevoerd op 7 februari 1874 in het Théâtre de la Gaité. In Luik werd de oorsponkelijke versie, aangevuld met elementen uit de tweede opgevoerd.
Het muziekstuk is een parodie op de welbekende liefdeshistorie uit de Oudheid die door Ovidius (Metamorphosen) en Vergilius (Bucolica) tot klassieke literatuur verheven werd. Dit thema werd getoonzet door o.m. Christoph Willibald Gluck (1714-1787) (Orfeo ed Euridice 1762-1774), waarnaar in Orphée gerefereerd wordt. Offenbach maakt van Eurydice een overspelige vrouw en muziekleraar Orpheus onderneemt met tegenzin de hellevaart.
De opvoering in de Opera van Luik was een speciale belevenis, een buitengewoon amusante ervaring met grote muzikale klasse aangeboden door zeventien fijnzinnige acteertalenten. Wanneer de lichten doofden, werd de aandacht getrokken naar een toeschouwster op het balkon die toch belicht werd en die al snel bijgestaan werd door een geluidstechnicus. Het gaat om een personage, namelijk de Publieke Opinie, die een belangrijke rol gaat spelen en voortreffelijk uitgebeeld werd door de mezzosopraan Alexise Yerna die door haar speciale stemtechniek werkelijk uitblinkt in deze rol.
De transformatie naar het heden van dit personage als presentatrice van het televisieprogramma ‘Opinion Publique’ is heel geslaagd en origineel. “Qui je suis? – Du théâtre antique j’ai perfectionné le chœur, je suis l’opinion publique, un personnage symbolique, ce qu’on appelle un raisonneur.” Zij is een van de hoofdrolspelers en de personages veranderen hun houding wanneer zij opduikt, eigenlijk wanneer ze in de openbaarheid komen. Vanaf de inzet worden we door het orkest onder leiding van Cyril Englebert meegevoerd in de zo contrastrijke muziekstroom van Offenbach waarbij hij alle soorten instrumenten uit de orkestbak met hun eigen karakter ten volle tot hun recht laat komen. Dat lukt prachtig wanneer Englebert de dirigeerstok zwaait. De muziek van Offenbach wordt vaak onjuist, ik meen te snel gespeeld, maar dit is niet het geval hier; Englebert kan als weinigen Offenbach juist interpreteren.
Nu worden we voorgesteld aan de twee protagonisten. Eurydice wordt vertolkt door de frisse sopraan Jodie Devos, tweede prijs in de Koningin Elisabethwedstrijd 2014 en geen onbekende voor Klassiek Centraal (optreden tijdens de Gouden Labels 2014 in het NTG). Zij beweegt vlot in opera’s en operettes van de 18de tot de 20ste eeuw en charmeert onmiddelijk het publiek qua expressie en zeer beheerste zangtechniek in deze fraaie ontmythologiserende vrouwenrol.
De Orpheus van de tenor Papuna Tchuradze die verdienstelijke optredens in rollen uit het Italiaanse repertoire op zijn curriculum kan schrijven, is meer dan lovenswaardig. Hij brengt de niet eenvoudige zang- en acteerpartij van Orpheus tot een goed einde door evenwichtig, maar op gedreven wijze de voorziene stemschakeringen toe te passen.
De eerste acte, eerste scène speelt zich af in de coulissen van het theater. Eurydice en Orpheus (directeur de l’Orphéon de Thèbes, leçons au mois et au cachet) vormen geen goed koppel. Deze conflictsituatie tussen de twee zorgt voor ruzie en ze is zijn vioolspel grondig beu. De wisselwerking tussen protagonisten en orkestbak in de vioolscène met Orpheus en met de opgejutte Eurydice zijn uiterst originele, komische vondsten.
Haar minnaar, de herder Aristaeus (Aristée, fabricant de miel, gros et détail, dépôt au mont Hymette), die eigenlijk de vermomde god Pluto is, rijdt als bij verkleed in een deux-chevaux de scène op (wat een vondst), en zingt als fraaie entrée “Moi, je suis Aristée, un berger d’Arcadie”. De tenor Thomas Morris die een stevige voet binnenheeft in het 19de en 20ste eeuwse repertoire, vertolkt met veel brio en kunde zijn rol; qua zang enkel maar lof. In het korenveld wordt Eurydice door een slang gebeten en door de herder-god naar zijn onderwereldse rijk meegetroond. Eigenlijk is Orpheus blij dat ze uit zijn leven verdwenen is: “Libre! O bonheur”. Maar dit is gerekend zonder de Publieke Opinie die vindt dat Orpheus moet neerdalen naar de onderwereld om haar terug te halen. De leerlingen van Orpheus nemen afscheid van hun leraar. Ook hier zijn vele felicitaties voor de kinderen gepast.
De tweede scène, de Olympus, wordt voorgesteld door een (Griekse) halfcirkel die zowaar het (goden)parlement suggereert. De baas is overduidelijk Jupiter, krachtig gespeeld door de baryton Pierre Doyen die als president heel wat moeite met de goden heeft, maar zich met forse stem en bliksemschicht niet uit zijn lood laat slaan. De goden ontwaken uit hun slaap en verwijten Jupiter dat hij een schijnheilige autoritaire persoon is; ze zijn ambrosia en nectar beu en ze wensen maatjes…
Welbekend zijn de actuele referenties van Offenbach en deze werden aangepast tot onze tijd, zoals het hilarische “Jupiler, ça mousse…”. Orpheus moet onder dwang van de Publieke Opinie zeer tegen zijn zin zich naar de onderwereld begeven en ter ontspanning nodigt Jupiter de goden uit om deze reis eveneens te ondernemen. De goden hebben zin in deze uitstap en prijzen Jupiter: “Gloire, gloire à Jupiter”. Ze reizen met een vliegtuig van ‘Olympe Air’ naar het rijk van Pluto. Ook de rollen van de Olympiërs zijn met veel inspiratie en originaliteit door de zangers deskundig voorgesteld. Pierre Gathier als Mars die van zijn decoraties beroofd wordt, André Gass alias Mercurius, die een zwevende fiets bezit en Yvette Wéris alias Fortuna, die de moeilijke financiën beheert, ook Diana, Sarah Defrise, met haar drie doberman die een echte domina is. Allen verdienen ze een speciale vermelding; wegens hun inlevingsvermogen en persoonlijke toets, ook zangtechnisch opmerkelijk dienen ze in het licht gesteld te worden.
Tweede acte, eerste scène: de ‘Buen Retiro’. Eurydice verveelt zich en wordt bewaakt door de niet zo slimme John Styx, die ooit koning van Beotië was (“Quand j’étais roi de Béotie”)… Alle lof voor Frédéric Longbois die het publiek op indringende wijze laat genieten van zijn optreden. Jupiter die ook zijn ogen heeft laten vallen op Eurydice, broedt een plan uit en vermomd zich als vlieg. Ze laat zich vangen om aan haar saai bestaan te ontsnappen (“Bel insecte à l’aile dorée”). Een bacchanaal ontsnappingsplan wordt gesmeed.
Tweede acte, tweede scène: de onderwereld. Euridice is als bacchante de onderwereld binnengetreden. Jupiter zet een menuet aan, maar dit wordt een helse dans. Overigens amuseren de goden en het publiek zich: “Vive le vin! Vive Pluton!”.
Orpheus en de Publieke Opinie zijn toegekomen en Jupiter geeft tegen zijn zin toe dat Eurydice haar man naar de mensenwereld dient te vergezellen. Eén voorwaarde stelt hij: Orpheus mag niet omkijken. Dit doet hij niet, maar versaagt wanneer Jupiter zijn bliksemschicht onverwacht toeslingert.
Orpheus is eindelijk verlost van Eurydice en zij gaat wonen op de Olympus als bacchante, iedereen tevreden dus – behalve de Publieke Opinie. Zo wordt het godenrijk een feestpaleis en Orphée wordt afgesloten door “Ce bal est original; d’un galop infernal donnons tous le signal!”, de beroemde cancan. Met de bruisende finale kwam een einde aan een feestelijke avond die nog lang zal nazinderen bij het enthousiaste publiek, waarbij we nogmaals de kustvolle zang- en acteertalenten in volle voetlicht wensen te stellen.
WAT: Orphée aux Enfers (Offenbach) WAAR & WANNEER: Opéra Royal de Wallonie (Luik), dinsdag 22 december 2016 Foto’s © Lorraine Wauters – Opéra Royal de Wallonie