De Nationale Opera Amsterdam brengt een boeiende en aparte voorstelling van Tsjaikovski’s Pique dame, een opera over noodlottige liefde, obsessie en melancholie, meesterlijk gespeeld door het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van zijn vorige chef-dirigent Mariss Jansons.
Reeds van bij het openingsbeeld tijdens de ouverture is de sfeer dreigend en vol onheil. Regisseur Stefan Herheim verwijst ook meteen naar de homofiele aard van Tsjaikovski, in de ruw afbrekende omstrengeling van de twee mannen, die Vorst Jeletski en Hermann blijken te zijn. Ook in het pastoraal balletduetje met Daphnis en Chlöe zitten discrete maar duidelijke zinspelingen op homoseksualiteit. De geliefde Lisa doet in het openingsbeeld haar intrede als Engel van de dood, een beeld dat in het slottafereel betekenisvol opnieuw wordt aangehaald. Het onvervulde verlangen naar liefde van Jeletski geeft de regisseur de inspiratie om hem als een alter ego van Tsjaikovski te presenteren, wat een heel aparte visie geeft op het verhaal, maar zodanig intelligent is uitgewerkt, dat het nooit vergezocht of onlogisch overkomt. Op sterk dramatische momenten lijkt het alsof de gefrustreerde Jeletski zijn liefdespijn afreageert, zoals de componist Tsjaikovski zijn emoties in zijn muziek verwerkt. De dood van Tsjaikovski door met cholera besmet water is een constante in de regie. De biografische en homofiele verwijzingen die Herheim in zijn regie verwerkt, zijn nooit aanstootgevend of gratuit. Ze geven een originele en extra betekenis aan het stuk. Een voorstelling die op die manier niet alleen een trauma van Hermann aan het licht brengt, maar ook dat van de componist.
De passionele liefde van Hermann voor Lisa maakt geleidelijk plaats voor obsessionele bezetenheid voor de “tri karti” de drie kaarten die rijkdom kunnen garanderen, maar tegelijk de liefde door goklust overschaduwen. De officier Herman is verliefd op het jonge meisje Lisa, erfgename van de oude gravin. Maar Lisa is verloofd met Jeletski, een goede partij. Herman wil rijk worden om Lisa voor zich te winnen. De oude gravin kent het geheim van de drie kaarten, die winst bij het kaartspel garanderen. Herman dringt haar kamer binnen om haar het geheim te ontfutselen, maar de gravin krijgt een hartaanval en sterft. In een hallucinatie ziet Herman de gravin als geest verschijnen en ze noemt de drie kaarten: drie, zeven, aas. Twee keer wint Herman, de derde keer gaat het fout. In plaats van de aas verschijnt Schoppenvrouw. Lisa is vertwijfeld over de gokzucht van Herman en pleegt zelfmoord. Herman steekt zichzelf neer als hij vaststelt dat de drie kaarten hem in plaats van geluk enkel ellende gebracht hebben.
Eenheidsdecor rijk aan details
Het decor (Philipp Fürhofer) toont een aristocratisch salon met boekenwanden, grote glazen deuren en een schouw waarboven een groot portret hangt. Centraal staat een vleugelpiano, waaraan Jeletski geregeld plaatsneemt alsof de opera nog ontstaat terwijl het stuk speelt. Hoewel dit decor hetzelfde blijft doorheen de bedrijven, varieert het eindeloos door gebruik van spiegeleffecten en belichting (Bernd Purkrabek). Het is ook zo rijk aan details, dat je wel een tweede keer de voorstelling kan zien om alles mee te hebben en te begrijpen. Een fascinerend accessoire is de vogelkooi, waarvan de mechanische vogels aan het begin dansen op een melodie van Mozart, vrij en vrolijk, maar die sterven met de dood van de gravin, als een periode die voorbij is. De kostuums zijn prachtig en tot in detail uitgewerkt. Een prachtig visueel spektakel, dat de toeschouwer met de toneelrealiteit confronteert, terwijl hij hem in een irreële wereld dompelt.
Misha Didyk zette Hermann neer als een figuur die beheerst is door een verstoorde psychologie, steeds op zoek naar het onbestemde, steeds sterker bezeten door een vreemde kracht en onttrokken aan de werkelijkheid. Vocaal klonk zijn stem krachtig en in overeenstemming met zijn angst en bitterheid. Tomski (Alexey Markov) zong als een uitstekend lyricus, Jeletski (Vladimir Stoyanov) zong met gepassioneerde bariton zijn soort dubbelrol. Hij wisselde vlot tussen personage en componist. Svetlana Aksenova – die we al eerder in Russisch repertoire hoorden in de Nationale Opera – liet ons haar volle, warme sopraanstem horen in haar tragische partij van Lisa die resoluut en tot de dood voor haar liefde kiest. Larissa Diadkova ontgoochelde wat als Gravin. Haar verschijning maakte te weinig indruk en ook vocaal overtuigde ze niet echt. De andere partijen waren meestal zeer goed ingevuld en het koor was prachtig.
Ook het orkest was subliem onder leiding van zijn vorige chef-dirigent Mariss Jansons, die al bij zijn aantreden in de orkestbak aan het begin op een oorverdovend applaus begroet werd. De Amsterdammers houden duidelijk nog heel erg van hem. Terecht, want hij laat de weelde van Tsjaikovski’s muziek heerlijk openbloeien. Elk klein detail krijgt aandacht. De prachtige melodie in de celli bij het eerste optreden van Hermann evoceert meteen de melancholie van de figuur. Het motief van de tri karti komt steeds verfijnd en vol magie aan bod. De houtblazers (vooral klarinet en fagot) klinken warm en teder. De crescendi beklemtonen de tragiek en passie van het verhaal. Een muzikale uitvoering die een nagenoeg perfecte voorstelling afmaakt.