We zouden het van Guy Joosten niet anders verwachten: in zijn enscenering van Strauss’ Salomé drukt hij zijn persoonlijke stempel op de titelfiguur. Leverde dat een voltreffer op in zijn Elektra-regie van twee jaar geleden, dan kan ik dat niet zeggen voor de pervers-sensuele Salomé.
We zouden het van Guy Joosten niet anders verwachten: in zijn enscenering van Strauss’ Salomé drukt hij zijn persoonlijke stempel op de titelfiguur. Leverde dat een voltreffer op in zijn Elektra-regie van twee jaar geleden, dan kan ik dat niet zeggen voor de pervers-sensuele Salomé. Zijn regie mondt te veel uit in het groteske en agressieve en dat strookt niet met de geraffineerde fin-de-siècle muziek van Richard Strauss.
Om maar meteen naar de kernscène van de opera te gaan: de dans der zeven sluiers. De scène is hier voor mij eerder een dieptepunt dan net het hoogtepunt van het stuk. Het is een struikelblok voor regisseurs met voor de hand liggende vragen als: hoe naakt, hoeveel voile, hoeveel dans enzovoort: in die valkuil is Joosten niet getrapt. Hij heeft ervoor gekozen de scène uit te bouwen tot een film met insinuatie van incest. Joosten lijkt de psychische achtergrond te willen reveleren van Salomés verlangen en frustratie. Hij laat haar met een projector aanzeulen en Herodes met de dvd rondzwaaien, niet echt “lyrische” elementen in een scène die een en al muzikale spanning is, om niet te zeggen dat het aan het vervelende grenst. Het sensuele en mysterieus-perverse wat van Salomé die fascinerende femme fatale maakt, is hier ver weg. De psyche van Salomé onthullen als het resultaat van misbruik en incest in de kinderjaren, is zeker niet vergezocht maar overbodig aangezien de incest-relatie toch in het stuk zit met de verliefdheid van haar stiefvader op Salomé. (Joosten inspireerde zich naar eigen zeggen op de film Festen van Vinterberg uit 1998). Zijn Salomé gedraagt zich als een gefrustreerde jonge rijkeluisvrouw, parvenu, die genoeg matter of fact is om haar diepe lust naar seks te bevredigen met vunzig mannen in het kruis te tasten – hier letterlijk onder de feesttafel bij Herodes – maar tegelijk haar diepe erotische lust wil bevredigen met de man die haar net vervloekt heeft, Jochanaan. Amanda Echalaz zit de hele scène afstandelijk en onberoerd mee te kijken en ontneemt alle fascinatie aan de scène. Net zo op het einde, waar ze eindeloos op het bebloede hoofd van Jochanaan staart. Herodes’ bijtende slotfrase “Man tötet dieses Weib” slaat op niets.
De dramatische keuze die Joosten aangaat, heeft me wat het personage van Salomé aangaat, niet overtuigd. Bovendien speelt Echalaz niet natuurlijk noch oprecht en ook vocaal is de partij van Salomé net een maatje te hoog en te zwaar voor haar. De indrukwekkende prestatie van een Evelyn Herlitzius als Elektra blijft hier verre herinnering….Jammer, want nu blijven enkel nog randen over om het stuk recht te houden.
Die zijn gelukkig nogal stevig. Herodes komt voor als een arrogant en machtsgeil societyfiguur met zwarte zonnebril en reacties die meer dan eens grotesk zijn. Chris Merritt slaagt erin het personage dat van hem verlangd wordt vocaal en fysiek body te geven. Zijn hautain gedrag geeft ook een scherp accent aan de bitsige verhouding tussen de Joden en de tetrarch. Doris Soffel als zijn vrouw Herodias is een verwaande seksbom in haar schreeuwerig rode jurk. De jaloezie op haar dochter spat er af, ook in haar bazige timbre.
Scott Hendricks is een overtuigende Jochanaan, geen schimmig religieus figuur, maar een man van vlees en bloed, rechtlijnig en vrij van angst. De hele maskerade van Herodes’ paleis met zijn uitspattingen en trivialiteiten gaan aan hem voorbij. Zelfs als hij onthoofd is, slaagt hij er nog in vanop afstand het wereldje van perversiteit en obscene lust gade te slaan. Misschien is Jochanaan met zijn rotsvast en oprecht geloof nu echt vrij?
De kleinere partijen zijn vocaal homogeen en mooi ingevuld, met onder andere Yves Saelens bij de Joden en de warme en sonore diepe stem van Tijl Faveyts (soldaat), om maar deze Vlaamse zangers te noemen.
Zoals het vragen kan oproepen dat Jochanaan nog ronddwaalt na zijn onthoofding, zo vraag ik me ook af of het nodig is de soldaten en bewakers het hele stuk door met pistolen en geweren rond het paleis en de kerker van Jochanaan te laten patrouilleren, alsof Jochanaan een gevaarlijk gangster is. Het steekt op de duur tegen voortdurend op dat nutteloze geweld te moeten kijken.
De decors zijn “goedkoop”, het paleis is in vervallen toestand en het feest op het terras heeft plaats onder plastieken dekzeilen. Een wereld in verval.
Carlo Rizzi heb ik al vaak geapprecieerd in het Italiaanse 19e eeuwse repertoire. Voor Richard Strauss viel hij niet mee. Het orkest was constant te luid en miste nuance, accentuering en die rijke weelde in kleuren, zo typisch voor Strauss’ partituren. Als we dan ook tekort gedaan worden in de expressieve kracht van de muziek, dan zijn we erg teleurgesteld in deze Salomé-voorstelling.