De productie van Madama Butterfly van Puccini van het Royal Opera House Covent Garden dateert van 2003 maar de enscenering van Moshe Leiser en Patrice Caurier in de decors van Christian Fenouillat, kostuums van Agostino Cavalca en belichting van Christophe Forey doet het nog altijd heel goed. Het decor is eenvoudig : een grote kamer met schuifwanden, zeer sober gemeubileerd met zicht op de haven van Nagasaki of de bloementuin, belichting in getemperde kleuren en aangepaste Japanse en Europese kostuums.
De personenregie is goed geregeld en komt natuurlijk over en de emotie juist gedoseerd maar aangrijpend. De personages hebben goed uitgetekende profielen zoals in het contrast tussen Pinkerton (onbezorgd, egoïstisch en zelfs lomp) en Sharpless (bezonnen, menselijk, meevoelend). Goro en Yamadori worden nooit karikaturen, Suzuki is de trouwe en onderdanige dienares en zelfs Dolore, het kind van Butterfly en Pinkerton met zijn blonde kopje is volledig geloofwaardig. En dan is er natuurlijk nog het personage van Cio Cio San, de naïeve jonge vrouw, verliefd en schuchter en de onderdanige, trouwe, onwankelbare echtgenote. In de vertolking van Ermonela Jaho met haar ranke figuur en ontroerende, eerlijke vertolking houdt ze je gevangen vanaf haar eerste verschijning en ontroert tot het einde toe zonder melodramatisch te worden. Haar sopraanstem is slank maar krachtig en haar zang expressief en genuanceerd. Marcelo Puentes Pinkerton is een mooie jongen, acteert nog wat houterig en heeft zijn stevige tenor niet altijd even goed onder controle. De Sharpless van Scott Hendricks is beheerst, ook vocaal maar de bescheiden Suzuki van Elisabeth Deshong verrast door haar rijke, bronzen mezzo-sopraan. Goede prestaties van Carlo Bosi (Goro), Yuriy Yurchuk (Yamadori), Jeremy White (Bonze) en Emily Edmonds (Kate Pinkerton), het koor en orkest van de Royal opera onder de aandachtige genuanceerde en prima gedoseerde muzikale leiding van Antonio Pappano die met de zangers meeleeft en mee-ademt en Puccini’s partituur zijn rijke kleurenpalet geeft.
Het was opnieuw Antonio Pappano, de muziekdirecteur van de Royal Opera, die met gloed, autoriteit en zorg voor het detail zijn prima ervaren orkest dirigeerde in de nieuwe productie van Die Meistersinger von Nürnberg, een enscenering van Kasper Holten die deze van Graham Vick uit 1993 verving, voor het laatste opgevoerd in 2011-12. De Deen Holten die van de herfst 2011 tot maart 2017 Opera Director van de Royal Opera was, kende niet bepaald veel succes met zijn ensceneringen voor de Royal Opera en zijn realisatie van de Meesterzangers is niet beter geslaagd en roept heel wat vragen op. Om te beginnen heeft hij de handeling naar de 20ste eeuw verplaatst en situeert hij de drie bedrijven in een (lelijk) eenheidsdecor dat kan draaien en dat voornamelijk bestaat uit een zware donkerhouten constructie. In het eerste bedrijf doet het aan een grote hotelhall doet denken om daarna eerder moeilijk als de straten van Nürnberg en het huis van Sachs te functioneren om te eindigen als een grote tribune voor de Festwiese (decor Mia Stensgaard, kostuums Anja Vang Kragh, licht Jesper Kongshaug). Het aanvangskoor van de opera weerklinkt niet in de Katharinenkirche maar in de hal van het hotel waar Sachs blijkbaar een repetitie bijwoont en waar later de club van de Meistersinger samenkomt (diner inbegrepen) maar dat zonder de echtgenotes van de heren die zich na het aperitief terugtrekken . De bediening gebeurt door kelners en serveersters (de leerjongens!) onder het waakzame oog van Magdalene die blijkbaar als hostess fungeert. Moet ik verdergaan? Laat ik nog vermelden dat Walther er uitziet als een oude, rebelse en slordig geklede rocker, dat Beckmesser zijn serenade begeleidt op een spinet, dat Sachs nauwelijks een schoen in de hand neemt, dat het slot van het tweede bedrijf op een Dionysisch carnaval lijkt en dat Eva uiteindelijk Walther laat staan wanneer die tenslotte de vele eerbetuigingen met heel veel genoegen blijkt te aanvaarden.
De zangers probeerden het beste te maken van deze eerder absurde context en het is niet in de eerste plaats hun fout wanneer de interactie soms onduidelijk scheen en ze , gevangen in dit concept, er niet in slaagden om hun personages een beter reliëf te geven. Bryn Terfel, door deze enscenering bijna altijd op het voortoneel geplaatst, was een indrukwekkende Sachs, een wat bruuske filosoof die zegt waar het op staat minder het vaderlijke type. Zoals zijn gewoonte is projecteerde hij de tekst op magistrale manier, uiterst verstaanbaar met zijn expressieve, sonore stem die het zonder problemen volhield tot de laatste noot van Verachtet mir die Meister nicht. Johannes Martin Kränzle presenteerde een uitstekende vertolking van Beckmesser, scenisch en vocaal juist gedoseerd. Gwyn Hughes Jones gaf Walther zijn klare stem en zijn uithoudingsvermogen, zong met nuances maar kon als personage niet echt overtuigen. Rachel Willis-Sorensen was een vastberaden Eva (weinig flatterend gekostumeerd) en bleef vocaal eerder bescheiden. Het koppel David en Magdalene werd voortreffelijk vertolkt door Allan Clayton met een aangename, soepele tenor en een expressieve voordracht en Hanna Hipp met vocale elegantie Stephen Milling gaf Pogner zijn welluidende bas en Sebastian Holecek was een prominente, warm klinkende Kothner. De andere Meister werden degelijk vertolkt, de leerjongens zongen en speelden met overtuiging en het koor was indrukwekkend in Wach auf. Antonio Pappano controleerde en dirigeerde zijn falanxen met meesterhand, boetseerde de muziek met liefde en wist de spanning tot het einde toe vol te houden.
- WIE: Ermonela Jaho, Meistersinger von Nürnberg, Wagner, Bryn Terfel, Johannes Martin Kränzle, Gwyn Hughes Jones
- WAT: Madama Butterfly, Die Meistersinger von Nurnberg
- WAAR: Royal Opera Covent Garden, Londen
- WANNEER: maandag 27 en dinsdag 28 maart 2017
- FOTO’S: © ROH, Bill Cooper