** De hernieuwde belangstelling van de Luikse componist Joseph Jongen (1873-1953) heeft de afgelopen jaren regelmatig nieuwe CD opnames opgeleverd. Vooral door Belgische ensembles, over de grenzen blijft deze Belgische reus een relatief onbekende.
En dat terwijl Jongen tussen de wereldoorlogen grote roem kende zowel in binnen- als buitenland. Het is jammer dat zijn populariteit nadien wat verbleekt is, want hij kan zich met gemak meten met de groten uit zijn tijd, zo blijkt uit de hier gepresenteerde werken.
Jongen staat in deze werken wat klankideaal betreft stevig in de Franse school, hoewel zijn belangstelling zeker ook uitging naar Wagner en Richard Strauss. Die Franse slag blijkt niet alleen uit de bezetting: veel harp en veel dwarsfluit, maar ook uit de klankkleur, frasering en tonaliteit. Debussy, Ravel en ook Fauré zijn nooit ver weg. Toch is nergens sprake van klakkeloos imiteren. Jongen schept zijn eigen klankwereld.
De uitvoering van de hier gepresenteerde werken stelt me echter enigszins teleur. Oxalys is uiteraard een gerenommeerd ensemble maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat men zich niet erg grondig in Jongens klankwereld heeft verdiept. De opname is ook niet vlekkeloos. Daardoor blijft de luisteraar op het gebied van klankkleur en transparantie op zijn honger zitten.
Vooral in de Rhapsodie voor blaaskwintet en piano Op. 70 stoort dat gebrek aan visie. Hier wordt wel erg stevig gemusiceerd, de toon is te hoog. De instrumenten afzonderlijk zijn niet altijd evengoed te onderscheiden. De dwarsfluit overheerst in de forte passages. Ook de piano mag hier en daar wel een tandje minder. Je mist de nuances, de details, de kleine schakeringen die deze muziek zo opwindend maken en die Jongen zeker beoogd heeft, vakman als hij was.
Bedenk dat de klankkleur zoals Jongen die kende essentieel verschilt van de huidige. In de afgelopen honderd jaar heeft ons instrumentarium flinke veranderingen doorgemaakt. Door behoefte aan meer volume is een deel van de klankkleur verloren gegaan. Wil je Jongen recht doen, dan is aanpassing van je instrumentarium gewenst. Een gebrek aan historisch inzicht breekt Oxalys hier op.
Van dit ensemble had ik een meer authentieke visie op deze werken verwacht.
In het Concert à Cinq vormen strijkers en een uitstekend bespeelde harp een redelijk tegenwicht tegenover een immer wat opdringerige fluit. Je begint bijna terug te verlangen naar de tijd dat de subtiele Franse fluitschool toonaangevend was en mensen als Marcel Moyse (een jongere tijdgenoot van Jongen) en Aurèle Nicolet de boventoon voerden in fluitland. Ook in deze uitvoering valt in de forte passages een gebrek aan definitie en transparantie in het geluid op. De Danse Lente en Deux pièces lijden aan het zelfde euvel hoewel deze laatste opname alweer meer dan tien jaar oud is.
Had Oxalys zich beter verdiept in de uitvoeringspraktijk van Jongens muziek, dan was er een briljante en onmisbare CD ontstaan. Nu moeten we het doen met een CD die weliswaar een interessant programma biedt, maar tekort schiet op het gebied van interpretatie, en opnametechniek.
- WIE: Oxalys
- WAT: Joseph Jongen, Chamber music
- Uitgave: Passacaille 1022, Musurgia
- Hoesje: © 2016 Musurgia