Wat in 1993 enthousiast begon, is meer dan twintig jaar later tot een vaste waarde in het Oost-Vlaamse muzieklandschap uitgegroeid: de zondagse kamermuziekconcerten die de vzw OP STAPEL in de Gentse Cultuurkapel Sint-Vincent organiseert. Honderd stuks zijn dat er ondertussen al, en zoiets moest gevierd worden.
Wat in 1993 enthousiast begon, is meer dan twintig jaar later tot een vaste waarde in het Oost-Vlaamse muzieklandschap uitgegroeid: de zondagse kamermuziekconcerten die de vzw OP STAPEL in de Gentse Cultuurkapel Sint-Vincent organiseert. Honderd stuks zijn dat er ondertussen al, en zoiets moest gevierd worden.
Als podium waarrond liefhebbers van kamermuziek drempelloos hun hart kunnen ophalen, was de vzw OP STAPEL al eerder op mijn radar verschenen, maar om uiteenlopende redenen lukte het vorig seizoen niet om een concert bij te wonen. Toen reeds werd reikhalzend naar de opening van het nieuwe seizoen 2014-2015 uitgekeken, want dan stond immers het honderdste concert op het programma: een gelegenheid die de organisatie allerminst onopgemerkt wou laten voorbijgaan. En dus stond zondag 9 november ook bij Klassiek Centraal al enige tijd met stip in de agenda.
Om deze heuglijke mijlpaal luister bij te zetten, werd niet één concert maar een volledig dagprogramma uitgewerkt. Talent van eigen bodem kreeg daarbij – mede dankzij de structurele samenwerking tussen OP STAPEL en SWUK Vlaanderen – ruimschoots de gelegenheid om zijn of haar kunnen te tonen. Het piepjonge Pianotrio Impression beet met werken van Haydn en Schubert de spits af, waarna pianiste Stephanie Proot met Beethoven, Schumann en Brahms in het romantische repertoire dook. Beide concerten vonden in de Cultuurkapel Sint-Vincent plaats: voor OP STAPEL ondertussen de vertrouwde locatie in het Gentse Sint-Antoniushof. Daarna verhuisde het talrijk opgekomen publiek naar het nabijgelegen theater Tinnenpot, alwaar een gelegenheidsensemble deze jubileumviering feestelijk zou afsluiten met een opvoering van Stravinsky’s L’histoire du soldat.
Gelukzaligheid
Bestaat er eigenlijk betere muziek om een zondag mee te starten dan een gracieus, zangerig en ten slotte ook vurig pianotrio van Joseph Haydn? Ik dacht het niet. Haydn componeerde tientallen van deze werken, maar het is het zogenoemde “Gypsy”-trio dat tot op vandaag met de meeste aandacht is gaan lopen. Ook het Pianotrio Impression koos voor deze publiekslieveling en gaf er een meer dan bevredigende emanatie van. Uiteraard bleef na afloop vooral het aalvlugge, met de nodige zwier en knappe accenten verlevendigde Rondo all'Ongarese nazinderen, maar het was toch het trage middendeel (Poco adagio) dat het meeste indruk maakte. Eerst pianist Florestan Bataillie en nadien violiste Fien Van den Fonteyne speelden hun partij met zo veel gevoel, finesse en inlevingsvermogen dat je als stille toehoorder, al was het maar voor even, overvallen werd door een absoluut gevoel van gelukzaligheid. Waarvoor dank.
Na een kort intermezzo waarin Bataillie enige toelichting gaf bij de beide stukken op het programma, was het de beurt aan Schuberts trio in Bes (D898, opus 99): een werk dat ik eerlijk gezegd nooit ofte nimmer beu raak. En ik gelukkig niet alleen. Ondanks het sérieux waarmee veel van Schuberts muziek vaak wordt vereenzelvigd, straalt dit optimistische trio een opvallend joie de vivre uit: een vreugde die wonderwel paste bij een feestelijke dag als deze en ook duidelijk in het spel van de drie musici aanwezig was. Onder het goedkeurende oog van de heilige Vincentius leverde het Pianotrio Impression een uitvoering af die de vergelijking met meer doorwinterde ensembles gerust kon doorstaan: zuiver geïntoneerd, dynamisch en zonder de minste pretentie. Dat celliste Riet Van den Fonteyne in het triomfantelijke openingsdeel heel even haar tekst vergat, deed daar overigens niets aan af. Het toonde vooral aan dat Schubert geen noot te veel of te weinig op papier zette. Afronden deed het drietal met een uniek toemaatje: een stuk dat uit de pen van een componist uit De Pinte was voortgevloeid. U fronst wellicht de wenkbrauwen, maar wat volgde was een aanstekelijke tango getekend Bataillie zelf. Zeker blijven componeren, is de boodschap!
En dus dacht ik
Het verhaal van OP STAPEL begon in 1993. Drie jaar eerder was de Nederlandse violiste Femke Sonnen naar België verhuisd om er deel uit te maken van het orkest van de Vlaamse Opera. “Ik speelde graag kamermuziek. Maar omdat ik in België geen studieverleden had, kende ik heel weinig mensen en was het moeilijk om concerten te vinden. En dus dacht ik: ik organiseer gewoon mijn eigen concerten. In het begin gingen deze door op zaterdagavond in het Gravensteen. Onze vzw werd door de stad Gent meteen erkend als culturele vereniging waardoor er van in het begin subsidies konden aangevraagd worden. Maar na verloop van tijd werd het steeds moeilijker om op die plek concerten te houden. Gedurende enkele jaren werd er naar een andere locatie uitgekeken en zo zijn we uiteindelijk hier terechtgekomen.” Sonnen benadrukt dat het initiatief steeds van de muzikanten zelf is uitgegaan. Eén à twee keer per jaar speelt ze zelf, maar er worden ook musici en ensembles van buitenaf aangezocht om de reeks te vervolledigen. Het Ensor Strijkkwartet en het Quatuor Alfama behoren tot de ensembles die de voorbije jaren meer dan eens het podium betraden. Op die manier staan er per seizoen gemiddeld een vijftal concerten geprogrammeerd.
Voor pianiste Stephanie Proot is het daarentegen de eerste keer dat ze voor OP STAPEL een recital geeft. De jonge Belgische zag haar naambekendheid in 2013 de hoogte in schieten toen ze de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd bereikte, maar ook voordien had ze al op verschillende buitenlandse concoursen hoge ogen gegooid. Proot had voor zichzelf een allesbehalve makkelijk parcours uitgestippeld. Beginnen deed ze met de componist aan wie ze haar debuut-cd wijdde: Beethoven. Het was al enige tijd geleden dat ik diens Waldsteinsonate (opus 53) nog had gehoord, en was daarom maar wat blij met deze bijzonder energieke, beweeglijke en geconcentreerde uitvoering. Doordat het tempo in het Allegro con brio bijwijlen nogal aan de hoge kant lag, leek de pianiste zichzelf soms wat voorbij te hollen. Daartegenover stond weliswaar de ronduit sublieme, spannende opbouw in de trage introductie (Adagio molto) op het afsluitende rondo. Die finale werd eveneens zeer overtuigend afgewerkt. Een dramatische en lyrische toets werden op imponerende wijze met elkaar afgewisseld en met stevige sforzati en kleine nuances in de frasering verlevendigd.
Expressieve grenzen
Met de tweede pianosonate (opus 22) van Schumann werd de moeilijkheidsgraad van het recital nog wat aangescherpt. Of wat dacht u van de tempoaanduiding van de eerste beweging: So rash wie möglich… Bovendien doet Schumann er tot tweemaal toe nog een schepje bovenop door van de pianist(e) te vragen Schneller en vervolgens Noch schneller te spelen. Maar Proot laat zich door deze exuberante eisen allerminst afschrikken. Ook op de KEW nam ze de sonate in haar programma op. Een voorkeur voor die stukken waarin de expressieve grenzen van zowel uitvoerder als instrument – in dit geval een Bösendorfer – worden verkend, is haar dus niet vreemd, en dat maakt van Proot ook een boeiende muzikante. Helaas slaagde ze er niet in om Schumanns drukke notenbeeld op een bevattelijke manier aan de toehoorders te presenteren. In de vingervlugge hoekdelen ontwikkelde ze wel de nodige kracht, maar slechts met veel moeite lukte het om ook richting aan deze koortsige muziek te geven. Het scherzo klonk overwegend luid, bij momenten zelfs drammerig. En zo werd het verstilde en bovenal kleurrijke Andantino het enige lichtpuntje in dit onrustige muzikale universum.
Alsof de lat nog niet hoog genoeg lag, gooide Proot er als afsluiter nog een aartsmoeilijke variatiereeks van Brahms achteraan. De variaties op een thema van Paganini (opus 35) – met name diens laatste Capriccio voor viool uit een reeks van vierentwintig – is eigenlijk opgevat als een opeenvolging van studies. Halsbrekende virtuositeit is in dit geval slechts het opstapje voor het neerzetten van een meeslepend narratief, en het moet gezegd: ondanks gsm-gerinkel en andere storende geluiden was het resultaat indrukwekkend. Met opmerkelijk veel verbeeldingsvermogen, eens gepassioneerd (variatie I en II) en heroïsch (variatie IV), dan weer teder (variatie XI) en subtiel (variatie III en XII), werd dit keer wel een helder betoog opgebouwd dat van briljant begin tot temperamentvol einde wist te fascineren. Eindigen op een hoogtepunt, dat doe je dus zo.
Origineel
Na de sierlijkheid van de klassieke periode en de hartstochtelijke ontboezemingen van de romantiek werd de dag met Stravinsky’s L’Histoire du soldat op een moderne noot afgesloten. Dit merkwaardig, faustiaans geïnspireerde muziektheaterstuk moest zowel componist als tekstschrijver, de Franstalige Zwitser Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947), aan het einde van de Eerste Wereldoorlog uit de financiële nood helpen. Een opvoering werd daarom zo makkelijk mogelijk gemaakt. Zo is de opzet van het werk bewust kleinschalig: drie acteurs en een miniatuurorkest van zeven solisten volstaan voor deze opéra sans chanteurs. Nochtans werden de rollen met Chris De Moor (verteller), Luc De Meulenaere (de soldaat) en Gerard Lavalle (de duivel) toch door zangstemmen ingevuld. Het publiek kreeg overigens de originele versie voorgeschoteld – in het Frans dus – en dat verdient hoe dan ook nog altijd de voorkeur. Sonnen was de violiste van dienst, en zoals wel vaker bij OP STAPEL liet ze zich omringen door collega’s van het Symfonieorkest van de Munt. “We wilden als derde concert iets heel feestelijks doen en L’histoire du soldat is toch iets meer dan een gewoon concert. We hadden het in de Munt en vorig jaar ook in Griekenland al eens gespeeld en het leek ons wel tof om te doen.”
De Tinnenpot mag dan wel geen rondreizend theater zijn, toch is deze knusse zaal in het historische hart van Gent precies dat soort plek die beide auteurs voor hun melodramatische soldatenkroniek in gedachten hadden. Maar vergist u zich vooral niet: Stravinsky had voor L’Histoire du soldat weliswaar geen groots orkest en/of balletgezelschap voor ogen, het weerhield er hem niet van om origineel uit de hoek te komen. Het septet dat hij voorschrijft, is volkomen ongewoon en bestaat naast viool en contrabas uit vertegenwoordigers van alle orkestgroepen: klarinet, fagot, cornet, trombone en slagwerk. Daarnaast refereert het werk uitdrukkelijk aan de ragtime, de jazz en modieuze dansen als de tango. Dat levert bijwijlen zeer ludiek klinkende, maar daarom niet minder veeleisende muziek op. Een uur lang werden de aanwezigen op sleeptouw genomen door de indringende verteltrant van De Moor, die met veel flair verhaalde over de weerkerende soldaat Joseph die aan materiële verlokkingen ten prooi valt. Minder monumentaal, en zonder te acteren, maar wel met een even feilloze dictie deden de soldaat en de duivel zaakjes met elkaar. En de muziek? Ook die overtuigde over de hele lijn. Zorgvuldig samenspel werd gekenmerkt door prima getimede tussenkomsten. Daarom ook een bijzondere pluim voor dirigent Dirk Boiy.
De tocht van soldaat Joseph kan gerust dienen als allegorie op de lange weg die OP STAPEL de voorbije twee decennia zelf heeft afgelegd. Maar in plaats van haar ziel te verkopen, heeft de vzw in soms moeilijke omstandigheden eigenzinnig vastgehouden aan haar oorspronkelijke concept. Zoiets verdient oprecht bewondering, en nog eens honderd concerten erbij.