Gouden Label Het was, eerlijk gezegd, enige tijd geleden dat we in de Brusselse Sint-Michiels & Sint-Goedelekathedraal nog een recital op het schitterende Grenzing-orgel hadden bijgewoond. Dit orgel werd ingehuldigd in oktober 2000 en hangt als een driedelig zwaluwnest in het middenschip van de kathedraal. Het telt 4300 pijpen, verdeeld over 63 registers, 4 manualen en een pedaal. De Duitse orgelbouwer Gerhard Grenzing werd bijgestaan door medewerkers uit Barcelona en het kastontwerp is van de Engelse architect Simon Platt. Om dit ‘beestje’ te bedwingen is dus wel enige moed vereist maar daar ontbreekt het Els Biesemans niet aan.
Gouden Label Het was, eerlijk gezegd, enige tijd geleden dat we in de Brusselse Sint-Michiels & Sint-Goedelekathedraal nog een recital op het schitterende Grenzing-orgel hadden bijgewoond. Dit orgel werd ingehuldigd in oktober 2000 en hangt als een driedelig zwaluwnest in het middenschip van de kathedraal. Het telt 4300 pijpen, verdeeld over 63 registers, 4 manualen en een pedaal. De Duitse orgelbouwer Gerhard Grenzing werd bijgestaan door medewerkers uit Barcelona en het kastontwerp is van de Engelse architect Simon Platt. Om dit ‘beestje’ te bedwingen is dus wel enige moed vereist maar daar ontbreekt het Els Biesemans niet aan.
Het was ook al een ‘eeuwigheid’ geleden dat we haar aan het werk hoorden. Deze jonge Anwerpse (°1978) is sinds 2010 titularis-organiste van de gereformeerde kerk in Zürich-Wiedikon en dat is nu niet het oord waar de gemiddelde Belgische muziekliefhebber wekelijks naartoe trekt. Als organiste won Els Biesemans verscheidene gerenommeerde wedstrijden (Vilnius, Tokio, Praag, Parijs, Montréal) maar ze blijft ook actief op pianoforte, clavichord, klavecimbel en piano. Geen sinecure want, om – met permissie – voor één keer een vergelijking te maken met de sportwereld: je kan zeer moeilijk tegelijk winnaar van massasprinten en begenadigd klimmer zijn. Met andere woorden: op piano presteert Els Biesemans minder glansrijk dan op orgel, omdat ze zich – naar we veronderstellen – meer toelegt op de ‘koningin der instrumenten’… We onderstrepen bijvoorbeeld haar atletische prestatie in Zürich: het volledig oeuvre van J.S. Bach in 19 concerten.
Met groot enthousiasme, potlood en papier in de hand, trokken we dus naar Brussel, waar Els Biesemans een zeer evenwichtig programma voor een honderdtal luisteraars opdiende: F. Liszt (1811-1886), J.S. Bach (1685-1750), Joseph Jongen (1873-1953), Louis Vierne (1870-1937) en Jan Welmers (°1937). Met uitzondering van Bach en Welmers: werk uit de hoogdagen van de romantiek en laat-romantiek.
Liszts Variaties op het thema “Weinen, klagen, sorgen, zagen” van Bach (gecomponeerd in 1862) – een somber en ontroerend werk vol pijn en wanhoop – is hét stuk voor piano dat vooral bekend is in de orgelversie. Maar Els Biesemans koos voor Fantasie en fuga op de naam BACH (uit 1855) dat vooral groots is in zijn oorspronkelijke orgelversie. Het potlood valt ons uit de vingers en het papier dwarrelt op de vloer. De virtuositeit en ook wel het volume brengt ons meteen in trance. Dit is orgel van de bovenste plank… van de hand van een componist die samenklanken en verbindingen bedacht die pas in de 20e eeuw ingang zouden vinden.
Het tweede stuk van Liszt – Saint François d’Assise: la prédication aux oiseaux – horen we in een transcriptie van Camille Saint-Saëns. De vogeltjes fladderen ons om de oren en ook de 12-jarige knaap die naast ons zit, geniet zichtbaar met volle teugen van die spielerei.
Met de Sonate in C, BWV 529 van J.S. Bach zitten we op vertrouwd terrein. Maar dit is niet het beste wat Bach ooit geschreven heeft. Ook al wordt het correct uitgevoerd – misschien net daarom – ervaren we bij deze dat Bach een ‘werkmens’ was die op tijd en stond van alles moest klaar hebben – laten we zeggen tegen volgende zondag – en daarbij af en toe toch wel eens minder geniale eigen vondsten goed genoeg vond. Van het hele recital zou dit het minst overtuigend overkomen.
Chant de mai (1917), in volle oorlog geschreven, is een poëtisch stuk van Joseph Jongen (1873-1953). Jongen, geboren in Sart-lez-Spa, is een van de belangrijkste Waalse componisten. Hij kreeg in 1897 de Prix de Rome en schreef muziek verwant aan het Franse impressionisme. Zijn stijl is voornaam en ernstig en laat dus weinig fiorituren toe.
Louis Vierne (1870-1937) ging half blind (door aangeboren staar) les volgen in Parijs bij César Franck en Charles-Marie Widor die op hem vanzelfsprekend een grote invloed uitoefenden. Vierne zelf werd organist aan de Parijse Notre-Dame en vanaf 1911 docent aan de Schola Cantorum waar Marcel Dupré, Nadia Boulanger en Marcel Duruflé tot zijn leerlingen behoorden. Zijn Triptyque pour grand orgue op. 58 is minder indrukwekkend dan verwacht. De titels van de drie delen liegen er niet om: Matines, Communion en Stèle pour un enfant défunt zijn meditatieve stukken waarbij Els Biesemans de meer intieme, soms verrassende hoekjes van het instrument verkent.
Jan Welmers (° 1937, Zuidlaren) is een Nederlandse componist en organist die het eerste muziekonderricht kreeg van zijn vader, zelf pianist, violist, koordirigent en muziekleraar. De appel en de boom, weet u wel. Na een ‘klassieke’ opleiding, vooral dan als organist, kwam Welmers in contact met ‘nieuwe’ muziek van o.a. Johan van der Meer en Charles de Wolff. Als componist van nogal wat werk voor orgel (Sequens, Litanie, Invocazioni, …) kreeg hij bekendheid door zijn stijl gerelateerd aan de minimal music.
Minimalistische muziek betekent allerminst dat er weinig muziek te horen is. Sequens (1979), doorspekt met ostinato’s, is vrij spectaculair en zeer gevarieerd. Ook hier worden zowat alle mogelijkheden van een groot orgel afgetast maar zonder het overdonderende van een Widor bijvoorbeeld. Het werk van Welmers is zeer contrastrijk en blijft onafgebroken boeien, tot de laatste noot. En daar is het, wat mij betreft, in muziek vooral om te doen: ontroeren, verrassen, boeien…
Daar is Els Biesemans meer dan anderhalf uur lang schitterend in geslaagd.