De avond voor Valentijn is niet bepaald de avond om naar oorlogsmuziek te gaan luisteren. Misschien was het deze keer wel zo, omdat het vrijdag de 13de was? Hoe dan ook, het werd een avond vol verbazing en optimisme waar het soms niet verwacht wordt. Het orkest en de dirigent waren op dreef. De instrumenten smolten werkelijk samen in de ether.
Vioolconcert
Dit nieuwe werk van landgenoot Benoit Mernier leek eigenlijk nog niet zo ‘modern’ (wat is er onder te verstaan in feite?). De componist vertelt ons dat er de paradox inzit van de tragedie en de hoop die bij elkaar geplaatst worden. Veel hoop was er naar mijn gevoel niet te bespeuren. Het concerto is een doorlopende lijn van onhandelbare chaos, pessimisme, neerslachtigheid en niet veel verandering in sfeerrichting. We hoorden een gemeen dreigend stuk waar alles van kwaad naar erger ging, van erger naar nòg erger en opnieuw en opnieuw tot een ondraaglijke climax. Deze vaststelling is geen verwijt. Het is begrijpelijk gezien het thema. Als inspiratiebron werden ook twee gedichten van de Franse poëet Guillaume Appolinaire gebruikt, geschreven in de loopgraven.
Laag, polytonaal spelende blazers geven een gevoel alsof alles platgeslagen en vernietigd is. Boos en triest gaat door elkaar en er werd nogal gespeeld met hypnotiserende glissando’s. Een volle klank heerst, de chaos van de oorlog komt van overal. Het orkest speelde vooral samen en er was niet veel vraag en antwoord onderling, wel soms met de viool. Het klonk als totale waanzin.
De ‘mens’, die gespeeld wordt door de viool, weet haast niet te ontkomen zonder kleerscheuren. De violist had een prachtige klankbeheersing die bijdroeg aan het stuk en de interpretatie. Deze jonge heer, Lorenzo Gatto (2de plaats Koningin Elisabethwedstrijd 2009), was betrokken bij de creatie van het werk dat sterk technisch georiënteerd is. Haast heel het alfabet aan viooltechnieken werd afgespeeld. Gatto wekte een zeer sterke indruk en het scheen alsof heel dit indrukwekkend muziekstuk in al de vezels van zijn lichaam zat verweven.
Naar mijn bescheiden mening lag er te veel nadruk op de viooltechniek, al moet gezegd dat het wel een gedetailleerde, toepasselijke ‘sfeercreatie’ betrof. De opdracht was niet de meest voor de hand liggende, zwaar en werd algemeen genomen behoorlijk volbracht.
Shostakovich’ Leningrad symfonie
Dit werk was werkelijk een opluchting na het voorgaande. De Leningradsymfonie is een groots, machtig werk en niet te grotesk zoals de toch minder verteerbare 4de of 8ste symfonie. De vrolijkheid begint initieel wat te emmeren hier en daar, maar komt terug op haar pootjes terecht. Een fijnzinnige fluit- en/of piccolosolo komt er aan te pas met een wat ironisch antwoord van de viool.
Een zeer zachte trommel begint plots vanuit de stilte. Een moment van concentratie… Een ritmespel ontluikt zich met de snarendrum en de pizzicato’s v.d. strijkers. Zeer optimistisch allemaal, zelfs zacht en zoetzinnig. Het leger lijkt vriendelijk marcherend in de vrije natuur. Een spontaan plezierig ritme speelt erbij, het is niet vanwege gevaar. De piano speelt gezellig mee en het wordt een soort polka. Het aanstekelijk ritme doet voeten trappelen en handen tintelen…
Andrey Boreyko werd even de straffe generaal die voor zijn ‘leger van Leningrad’ (zijn geboortestad) stevig de maat hield. Onze dirigent wist goed waar hij aan begon, dirigeerde met vaste hand en niet zonder de nodige finesse en het nodige detail. Statig kwam het geheel op gang…
Plots dreigt er gevaar. De vijand komt eraan en een plat slagveld lijkt voelbaar… De fagot zingt haar verdriet om eenzaamheid tot er dan weer andere blazers, het lijkt wel teruggevonden familie, bijkomen en alles weer openbloeit. Het optimisme en de vriendelijkheid van dit werk is niet te stoppen.
Zacht bouwt alles zich opnieuw op en een toonladder naar de hoogte geeft troost. Het zachte ritme keert terug en… Tik! Een feest begint, maar er wordt precies binnengevallen. Beide ‘partijen’ gaan aan het dansen, frivool en met ritme. Boreyko wist met zijn zachte ‘dansbewegingen’ het karakter creatief te projecteren. Hij had het orkest 100% in de hand en voerde het naar waar hij het wenste. Hij creëerde als het ware een spiegel tussen het orkest en hemzelf.
Er komt een mystiek soort tussenspel onder de dwarsfluiten met de contrafagot en de harp en het wordt even nog ernstig om het deel af te sluiten.
In de finale komt er een overwinningsmars: de Russen hernemen hun land van de Duitsers. Alles lijkt wel percussie met momenten. Een stevig einde maakt korte metten met de oorlog. Bravo…