Voor de tweede maal ontpopte het Muziekgebouw aan ’t IJ zich tot het mekka van het strijkkwartet. Maar de aanbidding van het genre stond vernieuwing allerminst in de weg. Nog meer dan tijdens de eerste editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam was er niet alleen oog en oor voor de traditie. Het fanatieke publiek kon ook zijn hart ophalen aan ontdekking en experiment. De avontuurlijke slotdag van het festival zette op die manier de kroon op een fantastische week.
“Tijdens de Strijkkwartet Biënnale gaat het strijkkwartet op reis – weliswaar niet naar verre oorden, maar wel degelijk naar plekken waar het nog nooit geweest is. Iedere editie spreidt het kwartet zich steeds verder uit via nieuwe samenwerkingen.” In haar welkomstwoord uit het lijvige programmaboek van het festival laat artistiek en algemeen directeur Yasmin Hilberdink geen twijfel bestaan over het credo van de organisatie: het strijkkwartet, hoewel een product van de Verlichting, is een kind van déze tijd. “Maar uiteindelijk zijn het de schoonheid, kracht, intimiteit en de pure vorm van het kwartet – die vier mensen op het podium, samen zoekend naar het ideaal – die ons weten te raken.” Acht dagen lang, aan het IJ in Amsterdam, werd dit gemeenschappelijke ideaal door een indrukkende lijst aan ensembles tijdens meer dan vijftig concerten, masterclasses, lezingen en panelgesprekken nagestreefd. Een absolute must, zowel voor doorwinterde liefhebbers als geïnteresseerde luisteraars.
Never change a winning team. Hetzelfde kon gezegd worden van de formule van de Strijkkwartet Biënnale, die voor de tweede maal in het Muziekgebouw neerstreek. Daar waar Haydn in 2018 de debatten opende, was het ditmaal aan de Vroege Beethoven om het ochtendgloren kleur en karakter te geven. Een logische keuze in een jaar waarin de componist zijn 250ste geboortejaar viert. Bovendien is een strijkkwartetfestival zonder Beethoven een beetje als Nederland zonder polders en pindakaas. Ondenkbaar. En dus ruimden de Zonnekwartetten (opus 20) elke morgen plaats voor één van de zes kwartetten uit het opus 18. Beethoven was deze editie trouwens niet alleen de opener van dienst. Net als twee jaar terug werd het publiek bijna elke avond huiswaarts gestuurd met één van diens late strijkkwartetten. Daartussen hield radiopresentator Lex Bohlmeijer elke voormiddag andermaal een gezellig onderonsje met spelers en componisten, gevolgd door een masterclass, lezing of gesprek waarbij er nog wat dieper in de muziek werd gedoken. Ook andere vertrouwde onderdelen sierden opnieuw het programma zoals de Extending String Quartet en Selected by series, net als het avondconcert uiteraard. Zich een ganse dag in het tijdloze universum van het strijkkwartet onderdompelen, geeft weinig zin om terug boven te komen. Zoals ook op de slotdag van de biënnale bleek.
Beethoven met bubbels
Voor het beluisteren van kamermuziek is elk uur goed. Wat anders te besluiten uit de volgepakte kleine zaal op deze heldere morgenstond. Dat het Dudok Quartet Amsterdam een thuismatch speelde, zat hier wellicht voor iets tussen. Maar ook daags voordien zat een schare strijkkwartetfanatici het Duitse Signum Quartett al vroeg op te wachten. Beethoven mocht van David Faber en zijn vrouwelijke entourage nog wat langer uitslapen. Het was volgens de cellist immers gepaster om nog wat verder te dromen met zijn gloednieuwe bewerking van Olivier Messiaens Oraison: een avant-gardistische compositie uit 1937 geschreven voor zes ondes Martenot, één van de allereerste elektronische instrumenten uit de koker van de Fransman Maurice Martenot (1898-1980) die de fantasie van zijn landgenoot danig prikkelde. Dit vijfde deel uit de suite Fête des belles eaux lag enkele jaren later ook aan de basis van Louange à l’Éternité de Jésus voor cello en piano uit het Quatuor pour la fin du temps. Het meditatieve nachtstuk, dat zich als een baar landschap ontvouwt, is met zijn lange en bezwerend langzaam aangehouden lijnen een delicate uitdaging, maar het kwartet wist zowel de intensiteit als de eendrachtige intonatie op een voortreffelijke manier vast te houden. Het echte ontwaken kwam er vervolgens met Beethovens “champagne-achtige” – dixit Faber – zesde kwartet (1800). Van het veelzeggend gearticuleerde en uitbundige Allegro con brio over het beheerst gefraseerde Adagio ma non troppo tot de ritmische strapatsen uit het scherzo (Allegro): aan expressiviteit was er beslist geen gebrek. Ook de spanning van de weemoedige trage inleiding op de finale, bijgenaamd ‘La Malinconia’, werd met zeer veel zorg opgebouwd. Enkel in het Allegretto quasi allegro ging het viertal ietsje te voortvarend te werk, waardoor de samenhang zo nu en dan zoek raakte. Niet dat de bubbels op deze manier veel minder parelden. Daarvoor was de kwaliteit van dit korte maar contrastrijke concert hoe dan ook te groot.

Meteen na dit luxueus klinkende ontbijt gingen één verdieping lager Annette Walther, Thomas Schmitz en Jonathan Moerschel bij Lex Bohlmeijer op de koffie. De tweede viool en cellist van het Signum Quartett en de altist van het Calder Quartet blikten tijdens het gesprek terug op één van de meeslependste momenten van het hele festival. Met On the Night Plain ondernamen beide kwartetten samen met het Arditti Quartet een vier uur durende reis doorheen het moderne en hedendaagse repertoire. Onder andere Steve Reich, Henryk Górecki en Terry Riley stonden op de pupiters. Het grensverleggende opzet was exemplarisch voor de hang naar ontdekking en experiment die tijdens deze tweede editie van de biënnale zo sterk aanwezig was. “This is what’s connecting us: the energy you get from the music to endure something inspiring and enriching like that”, stelde Walther met zichtbaar genoegen vast. Het nieuwsgierige publiek kon het zeker smaken, getuige de uitverkochte grote zaal die een stuk na middernacht nog steeds met strijkkwartetjunkies gevuld was. “I was just amazed there were still people so late at night”, lachte Moerschel. “The real star of the event yesterday and the whole biennale is the audience”, besloot een (al te) bescheiden Schmitz, die in één adem ook de visie en overtuigingskracht van Yasmin Hilberdink bewierookte. Want unieke formats als dit zijn het resultaat van een stimulerende dialoog tussen organisatie en muzikanten, en net die vruchtbare wisselwerking is zonder twijfel één van de sleutels tot het succes van de Strijkkwartet Biënnale. Het drietal ging nadien ook nog dieper in op de werken die ze op deze slotdag zouden spelen, zoals Korrespondenz van Peter Eötvös en het weinig bekende strijkkwartet van Ivy Priaulx Rainier. Alweer twee 20ste-eeuwse werken, waarover verderop meer. Maar voor het zover was, ging het richting de atriumzaal voor een lecture-recital door een monument van een kwartet …
Levende encyclopedieën
Het is onmogelijk om de wederopstanding van het strijkkwartet na de Tweede Wereldoorlog los te zien van dit ensemble, zo schreef de Volkskrant in de aanloop naar de biënnale in een stuk over de overlevingsstrijd van het doodverklaarde genre. Samen met het Amerikaanse Kronos Quartet is het bij uitstek multiculturele Arditti Quartet met eerbiedwaardige voorsprong de belangrijkste referentie als het gaat over de uitvoering van nieuwe muziek. De groep belichaamt een ontzagwekkend stuk hedendaagse muziekgeschiedenis. Sinds zijn oprichting in 1974 door primarius Irvine Arditti heeft het legendarische kwartet intensief samengewerkt met honderden componisten, en meer werken gecreëerd dan welk ander viertal ook. Zonder hen zou deze muziek allicht nooit geschreven zijn. Van Stockhausen en Xenakis over Birtwistle en Kurtág tot Hosokawa, Ligeti en Sciarrino: “This group is known for daring and almost not refusing to do things”, zo omschreef de stichter deze middag de open geest waarvan hij en zijn speelkameraden doordrongen zijn. De aanzienlijke uitdagingen die deze ingesteldheid met zich meebrengt, werden tijdens dit lecture recital geïllustreerd aan de hand van de eigenzinnige toonspraak van Helmut Lachenmann (°1935) en Brian Ferneyhough (°1943). In de laatste decennia is de muzieknotatie beduidend diverser geworden. Het begint dus al bij het lezen van de partituren. Hoe kunnen we ons dit voorstellen? Hoe ziet de polyfone eerste beweging van Ferneyhoughs Dum Transisset (2006) en de aanhef uit Grido, het derde kwartet van Lachenmann (2001), er op papier uit? Meer was er niet nodig om een geanimeerde interactie tussen de vier spelers en de aanwezigen op gang te brengen. “Since the beginning the aim of the quartet is to show all those different kinds of languages and voices”, stelde cellist Lucas Fels. Het doorgronden van de complexe ritmiek van Ferneyhough is daarbij als aritmetica: om deze letterlijk en figuurlijk te ontcijferen, komt een rekenmachine tijdens het repeteren goed van pas. En is het noodzakelijk dat één van de strijkers tijdens een uitvoering de puls aangeeft om een gecoördineerde flow te bewerkstelligen. De tablatuur van Lachenmann is dan weer compleet anders, en in vergelijking met Ferneyhough eerder eenvoudig. Hij ontwikkelde een heel eigen, en in dit specifieke geval nogal grimmige taal die grafisch precies weergeeft wat je met strijkstok en instrument moet doen. “I would compare it to creating a new alphabet”, meende tweede viool Ashot Sarkissjan. Het was bijzonder boeiend om deze levende encyclopedieën aan het woord te horen. Net als de avond voordien trouwens, waar hun gedempte geprevel naar het eind van Dusapins vijfde strijkkwartet even onwerkelijk als onvergetelijk klonk.

“Als ik schrijf, maak ik graag iets waarin deze tijd doorklinkt. In harmonie en ritme kun je hedendaagse patronen herkennen. Zo kun je een bepaalde strakheid neerzetten die je ook terug hoort in popmuziek. Ik heb voor What Remains geregeld Beethoven, Reich en Ligeti geraadpleegd. Hoe gingen zij om met textuur, met het creëren van vorm? Hoe brachten ze spanning aan? In mijn stuk herken je in het eerste deel Reich-achtige texturen, en het tweede deel ademt de sfeer van Beethovens Heiliger Dankgesang uit zijn vijftiende kwartet.” Aan het woord in het festivalmagazine is Joey Roukens (°1982), een eclecticus die even soepel als gretig in de muziekgeschiedenis graait, vrij van dogma’s. Op die manier kwam de Nederlandse componist tot de slotsom dat hij liever “intuïtieve tonale muziek” schrijft dan “modernistisch cerebrale”, zo lezen we dan weer in de speciale bijlage over de Strijkkwartet Biënnale bij de VPRO Gids. “Ik wilde een abstract stuk schrijven en heb mezelf afgevraagd wat er overblijft van het kwartet als je de motivische en thematische lagen weglaat.” Het antwoord is What Remains, de eerste wereldpremière die deze namiddag nog op het programma stond. Roukens’ diptiek had in het eerste luik inderdaad iets vluchtig en onbestemds. Maar dat ontspannen gemoed maakte geleidelijk aan plaats voor strijdlust, waardoor de aandacht van de luisteraar doorlopend werd vastgehouden. Ook het tweede luik wisselde ingetogen fluistermomenten met frenetieke passages af, het kleine met het meer hartstochtelijke, grote gebaar. Wederom maakte het Dudok Quartet Amsterdam zijn opwachting, en mede dankzij hun inlevingsvermogen werd de dynamiek van deze nieuwe creatie ten volle uitgebuit. Een staande ovatie viel hun te beurt, al is dat gebruik bij onze noorderburen merkwaardig genoeg de norm geworden. Veel minder vanzelfsprekend is dat ook de muziek van Jean-Philippe Rameau tot tweemaal toe ten tonele verscheen. Zowel Faber als Roukens lieten zich verleiden om stukken van de Franse barokcomponist voor strijkkwartet te bewerken. Daar waar de adaptaties van de cellist uit de opera Castor et Pollux (1737) het concert met statige zwier openden, gaven de inventieve transcripties door de componist een bij momenten moderne twist aan een aaneenschakeling van enkele Pièces de Clavecin uit 1724. Beide waren zonder meer genietbaar. Het strijkkwartet van Ravel (1903) ten slotte kreeg een vloeiende verklanking: glashelder in het sierlijke openingsdeel (Allegro moderato – Très doux), sfeervol in het adembenemend mooie Très lent en doortastend in de rusteloze finale (Vif et agité). Het exuberante scherzo (Assez vif – Très rythmé) leverde zelfs een vroegtijdig applaus op. Verdiend.
Utopie wordt werkelijkheid

Naast beroemde vaandeldragers als het Artemis Quartett, het Jerusalem Quartet en het Juilliard String Quartet bevatte de line-up van de Strijkkwartet Biënnale ook enkele minder bekende namen. Zo zette het Calder Quartet nog nooit een voet op Nederlandse bodem. In België is dit kwartet al evengoed een nobele onbekende. Nochtans is het Amerikaanse viertal niet van gisteren: het werd in 1998 opgericht, en doet het daarenboven nog steeds met de originele groepsleden. Die hadden deze namiddag in de Selected by serie twee werken uitgekozen die zowel chronologisch als qua stijl mijlenver uit elkaar liggen, maar desondanks een opvallende verwantschap vertonen. Zo werd het eerste van Mozarts Haydnkwartetten (1782) gevolgd door Korrespondenz, een compositie van Peter Eötvös die meer dan twee eeuwen later werd geschreven (1992) en waarvoor de Hongaar de mosterd haalde bij de briefwisseling tussen Wolfgang en vader Leopold Mozart. Dat levert om te beginnen een buitengewone opstelling op, met in de hoofdrollen de altviool – die de positie van primarius inneemt en Mozart vertolkt – en de cello – die op de derde stoel terechtkomt en zijn ouweheer een stem geeft. “Eötvös was about to write his first opera and trying to figure out how he could connect the music with the language. This string quartet was his experiment”, zo lichtte Moerschel tijdens de coffee talk toe. Het experiment is één en al theatraliteit – of wacht dacht u. In drie scènes worden zowel de wispelturigheid van zoonlief als de vermaningen van de vader aan de hand van verschillende boogtechnieken geëvoceerd (sul ponticello, col legno, …). Het resultaat balanceerde op een slappe koord tussen enerverend gekwebbel en fascinerend geredetwist. Wat daarentegen wel buiten kijf stond, was de grote vaardigheid waarmee het Calder Quartet acteerde. Verrassend genoeg waren er van dit sprekende spel in het kwartet in G (KV387) weinig sporen terug te vinden. Alles werd op dezelfde manier gebracht, terwijl de muziek van Mozart meer vraagt dan alleen maar zingen zoals in het Andante. Briljant was het allemaal wel, maar zonder veel aandacht voor de retorische kracht die bijvoorbeeld in de doorwerking van de opgewekte eerste beweging prominent aanwezig is (Allegro vivace assai). In het daaropvolgende menuet werden de dynamische nuances beperkt uitgespeeld. En de finale, een miraculeuze mix van homofonie en polyfonie (Molto allegro), ontbeerde de aanstekelijke schwung. Een gemiste kans noemen ze zoiets.

Zegt de naam Ivy Priaulx Rainier (1903-1986) u iets? Zo niet, dan heeft u de tekst hierboven niet aandachtig gelezen. Haar werk werd door de groten der aarde gespeeld. Maar ondanks de aandacht van Jacqueline du Pré, Yehudi Menuhin en het Amadeus Quartet raakte deze Zuid-Afrikaanse componiste in de vergetelheid. In het slotconcert van deze biënnale zorgde het Signum Quartett voor enig eerherstel door de Nederlandse première te geven van het strijkkwartet uit 1939. In hun aankondiging eerder op de dag lieten ze zich alvast lovend uit: “It’s a dark piece that is very well written. A real discovery with a strong language of its own that is highly recommendable.” Het kwartet wist er kennelijk wel raad mee. Door bijwijlen diep in de snaren te gaan, werd de gravitas van het bedrukte Allegro molto serioso opmerkelijk goed gediend. De timing in het picareske Vivace leggiero grazioso was dan weer puntgaaf, terwijl de gelijkgestemde interpretatie diepgang verleende aan de raadselachtige trage beweging (Andante tranquillo). Ook de furieuze finale werd met bewonderenswaardig engagement gestreken (Presto spirituoso). Het Signum Quartett houdt niet van half werk, zoveel is zeker. En dat bleek nogmaals tijdens Woodland Variations, de tweede wereldpremière op deze slotdag van de hand van Sebastian Fagerlund (°1972). Doorgaans stort de Finse toondichter zich op het grotere werk, maar voor deze gelegenheid leverde hij een stuk af voor strijkkwartet en fagot. “Er is iets heel bijzonders aan de synergie tussen een strijkkwartet en fagot, de klank is bijzonder warmbloedig en eigenlijk verrassend volledig; de mogelijkheden zijn bijna orkestraal groots tot uiterst kamermuzikaal klein”, zo klinkt het bij Bram van Sambeek, de solist van vanavond. “De resonantie van de instrumenten zit elkaar nooit in de weg en ze versterken elkaars positieve klankeigenschappen, wat voor een heel diepe samenklank zorgt.” Die kleurrijke versmelting van timbres kwam ook in het kwintet aangenaam uit de verf. Het resultaat was een hele wereld op zich, eens triomfalistisch of mysterieus, dan weer chaotisch en onverschrokken. Knap. Daarmee was het beste weliswaar achter de rug. De veelgeprezen madrigalen van Carlo Gesualdo in een arrangement voor blazers waren bij het Calefax rietkwintet in vaardige handen, en wierpen nog een ander, aantrekkelijk licht op deze warmbloedige muziek. Maar de Zügvogel van Carola Bauckholt (°1959) die na de pauze zijn vleugels uitsloeg, was daarentegen eerder voer voor ornithologen dan melomanen. Veel meer dan enige hilariteit wekten deze muzikale onomatopeeën helaas niet op. Zowaar nog teleurstellender was x:y:k van Kevin Volans (°1949), waarvoor het Signum Quartett en Calefax de krachten ten slotte bundelden. Na al die sterke pleidooien voor avontuurlijke nieuwe muziek had het festival beslist een minder irritante coda verdient. En dan? ‘Schön‘ was zelfs in Beethovens ogen geen gunstig waardeoordeel, integendeel: juist het omgekeerde was nastrevenswaardig om de kunst vooruit te brengen …! (van der Zanden, Beethoven, AUP, 2016, p. 32)
Met ruim 12.500 bezoekers overtrof deze tweede editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam de stoutste verwachtingen. Hoewel eeuwenoud is de combinatie van twee violen, altviool en cello nog altijd springlevend. Met dank aan idealistische initiatieven als dit, die een ambitieus platform bieden om de mogelijkheden van het medium verder te exploreren én nieuw leven in te strijken. “Het is een plek waar dromen werkelijkheid kunnen worden en waar de meest wilde en bijna onmogelijke ideeën vleugels krijgen”, aldus een enthousiaste Xandi van Dijk, altist van het Signum Quartett. Marc Danel, eerste viool van het gelijknamige kwartet, gaat nog een stapje verder: “The greatest thing in life is when Utopia becomes a reality. For me, that is exactly what happens at the String Quartet Biennale Amsterdam.” Het was voor de organisatie allesbehalve eenvoudig om al het goede van twee jaar geleden te bevestigen, maar het deed dat met glans. Zoals vooropgesteld, kwam het strijkkwartet tijdens het festival veelvuldig op onbekend terrein. Benieuwd wat dat over twee jaar gaat geven … Of om het met Thomas Brasch te zeggen: Bleiben will ich, wo ich nie gewesen bin.
[De Strijkkwartet Biënnale Amsterdam vindt in 2022 van vrijdag 28 januari tot zaterdag 5 februari plaats.]
- WAT: Strijkkwartet Biënnale Amsterdam (25 januari t/m 1 februari 2020)
- WIE: Dudok Quartet Amsterdam, Arditti Quartet, Calder Quartet, Signum Quartett, Calefax Rietkwintet en Bram van Sambeek (fagot)
- WAAR: Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam
- WANNEER: zaterdag 1 februari 2020
- WEBSITE: http://www.sqba.nl/
- FOTO’S/FILMPJE: © Ben Bonouvrier | Komeda Films