Het repertoire van elk muziekinstrument bevat zogenaamde iconische concerto’s die een beetje musicus onder de knie moet hebben, of in de vingers en vooral ook in het hoofd. Voor viool en voor piano zijn er dat heel wat. Elke violist(e) ligt wel eens wakker van het unieke vioolconcerto van Ludwig van Beethoven of dat van Sibelius of Brahms, enz. Voor de pianist zijn dat Tsjaikovski nr. 1 of Rachmaninov nr. 2 of Prokofiev nr. 3 en zo veel meer. De stukken die je hoort op grote muziekwedstrijden en waarmee de solist kan uitpakken…
Het repertoire van elk muziekinstrument bevat zogenaamde iconische concerto’s die een beetje musicus onder de knie moet hebben, of in de vingers en vooral ook in het hoofd. Voor viool en voor piano zijn er dat heel wat. Elke violist(e) ligt wel eens wakker van het unieke vioolconcerto van Ludwig van Beethoven of dat van Sibelius of Brahms, enz. Voor de pianist zijn dat Tsjaikovski nr. 1 of Rachmaninov nr. 2 of Prokofiev nr. 3 en zo veel meer. De stukken die je hoort op grote muziekwedstrijden en waarmee de solist kan uitpakken…
Voor blaasinstrumenten zijn er dat heel wat minder in aantal. Enkele voorbeelden. Bij trompet denkt men meteen aan Haydn en Hummel, bij hoorn aan Richard Strauss, fluitconcerto’s zijn er in elke stijlperiode (Vivaldi en Bach tot Nielsen en Goebaidoelina), net zoals voor hobo (van Albinoni tot Vaughan Williams). Twee van de mooiste en verdraaid moeilijke concerto’s voor klarinet zijn dat van W.A. Mozart en ongeveer twee eeuwen later dat van Aaron Copland. Dat laatste vormt de blikvanger in dit optreden van het Nationaal Orkest van België onder leiding van Andrew Manze, met als solist Roeland Hendrikx.
Who’s who ?
Het Nationaal Orkest van België werd opgericht in 1936 en is van oudsher verbonden met het prestigieuze Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. De reputatie van dit orkest heeft hoogtes en laagtes gekend maar ondanks de crisis en dankzij de hand van een aantal goede dirigenten gaat het de jongste tijd bergop. Kort samengevat: dit orkest verdient een goede dirigent en elk optreden staat of valt met de al dan niet aanwezige symbiose tussen dirigent en orkest. Dit is in feite zo met elk orkest, maar dit terzijde.
Klarinettist Roeland Hendrikx is uit het goede hout gesneden. “Aangewezen voor iemand die een houten instrument bespeelt?” (glimlach). Hij is de jongste tijd als het ware altijd en overal te horen. Bijzonder bezige bij. Onlangs trad hij op met pianist Liebrecht Vanbeckevoort (zie elders op deze site). Voor een van zijn cd-opnames kreeg hij van Klassiek Centraal een Gouden Label. Hij geeft masterclasses in Japan en in Amerika, speelt kamermuziek maar treedt ook op als solist. De wondermooie klanken die hij uit zijn instrument tovert doen denken aan… juist: die van Walter Boeykens, bij wie Roeland dan ook gestudeerd heeft aan het conservatorium te Antwerpen.
Andrew Manze, bij ons niet zo bekend, specialiseerde zich als violist in de uitvoeringspraktijk op oude instrumenten, maar heeft zich daar niet in ‘vastgereden’. Hij bekleedt dan nog wel een belangrijke functie bij de Academy of Ancient Music maar is tegelijk eerste dirigent van het Symfonisch Orkest van Helsingborg en van het BBC Scottish Symphony Orchestra. Hij is vaak te gast in Berlijn, Stockholm, Birmingham… en vandaag te Brussel. Hij vindt ook nog tijd om les te geven, boeken te schrijven en cd’s op te nemen (Hyperion).
Wat en hoe ?
Het is zo dat een solo-optreden met orkest vaak wordt geserveerd als hoofdschotel, voorafgegaan door een voor- en een nagerecht. Met excuses voor deze vergelijking uit een totaal andere wereld.
Het orkest en de dirigent warmen zich op – en hier is deze uitdrukking uit de sportwereld wel op zijn plaats – met de Klassieke Symfonie van Sergej Prokofiev (1891-1953), een werk dat geschreven werd in 1916-1917. De componist plakte het etiket ‘klassieke symfonie’ er zelf op omdat hij bewust wou refereren aan de geest van Joseph Haydn. Het werk gebruikt wel degelijk schriftuur uit de 20ste eeuw maar werd niettemin een voltreffer en een blijver op het orkestrepertoire. Met zijn minzame verschijning enthousiasmeert Andrew Manze zowel de muzikanten als het publiek. Hij dirigeert zeer precies: alles op het juiste ogenblik, met de juiste aanwijzingen voor wie “aan de beurt” is en met welke intensiteit dit moet gebeuren. Een waar genot voor oog en oor.
Hetzelfde genoegen ervaren we na de pauze met de Symfonie nr. 40 van W.A. Mozart (1756-1791). Eén van de drie tophits (nrs. 39, 40 en 41) die dan ook kort na elkaar gecomponeerd werden. De meest bekende is uiteraard de Jupiter (nr. 41), de minst vaak gespeelde de nr. 39. Maar de openingstune van zeer romantische nr. 40 – mib re re, mib re re, mib re re sib – klinkt even vertrouwd in de oren als de beginnoten van de Vijfde Symfonie van Beethoven of De Lente uit de Vier Seizoenen van Vivaldi.
Hoofdbrok
Zo zijn we aanbeland bij de hoofdbrok (met alle respect voor de overige werken) van vanavond: het Concerto voor klarinet met strijkorkest, harp en piano van Aaron Copland (1900-1990). Copland werd geboren in Brooklyn maar als 21-jarige kon hij niet weerstaan aan de lokroep van Europa en ging in Parijs studeren bij de onafwendbare Nadia Boulanger.
Hij maakte kennis met het neoclassicisme en met grote namen als Ravel, Stravinsky en de Franse Groupe des Six (Auric, Durey, Honegger, Milhaud, Poulenc en Taillleferre). Om een lang verhaal kort te houden: de drie belangrijkste werken van Copland zijn ongetwijfeld El salón Mexico, Billy the Kid en Appalachian Spring … het resultaat van Coplands bezoek aan Mexico in 1932.
In 1947 was Copland in Rio de Janeiro toen hij begon aan zijn intussen befaamde klarinetconcerto, een opdracht van de beroemde jazzklarinettist Benny Goodman die op de Expo ’58 nog Mozart was komen “vermoorden” – zoals iemand dat toen schreef… Goodman was dus wel degelijk klassiek gevormd als musicus.
In tegenstelling tot wat Stravinsky gedaan had met zijn Ebony Concerto voor Woody Allen, koos Copland voor zijn klarinetconcerto niet voor een begeleiding door big band maar voor een bezetting met uitsluitend strijkers, een harp en een piano. Er zitten wel jazzelementen in, vooral tegen het einde met zijn zeer hoge noten en moeilijk glissando (dat kort doet denken aan Gershwin in Rhapsody in Blue). Ook al opent het concerto in een trage, zelfs zeer ontroerende beweging – waarin de klarinettist laat horen hoe hemels een klarinet wel kan klinken (kippenvel galore) – de solopartij is helemaal doorspekt met de moeilijkste technische hoogstandjes die je van een klarinet kan eisen.
Hierin toont Roeland Hendrikx zich een ware meester. We weten hoe lastig een en ander wel is (zowel ritmisch als tonaal als technisch) maar om dit tot een schitterend eindresultaat als dit te brengen, moet je inderdaad van zeer goeden huize zijn…
Roeland krijgt een kransje rond het Gouden Label dat hij van ons reeds eerder mocht ontvangen. Niet onbelangrijke opmerking: het orkest en de magische maestro aan de lessenaar zorgden voor een perfecte ondersteuning van de solist.
Een vijfsterrenavond die we niet gauw zullen vergeten.