Door de film Farinelli kwamen de castraten, je weet, de jongens met een hemelse zangstem die men castreerde om die stem te behouden, in het nieuws. Een historisch feit, dat gewoon dagdagelijkse praktijk was, gelukkig verboden en door dat verbod vergeten, zo niet werd het een nota in de marge van de muziekgeschiedenis.
Door de film Farinelli kwamen de castraten, je weet, de jongens met een hemelse zangstem die men castreerde om die stem te behouden, in het nieuws. Een historisch feit, dat gewoon dagdagelijkse praktijk was, gelukkig verboden en door dat verbod vergeten, zo niet werd het een nota in de marge van de muziekgeschiedenis.
Tot die film. Vandaag kennen we nog de ‘naweeën’ van deze knappe film, ook al houdt hij de zuivere historie niet helemaal in regel maar dat zijn we bij historiserende films gewend. Het belang van deze film is zo groot als dat van Amadeus. Ook die film hield een loopje met de ware feiten maar het positieve effect ervan was en is niet te onderschatten. Het heeft heel veel mensen tot de klassieke muziek gebracht.
Farinelli bracht een stroomversnelling zonder dat dit de bedoeling was en zonder dat men het eigenlijk echt zeer bewust beseft: deze van de opgang van de contratenoren. Want ja, al de muziek die Farinelli en al die andere castraten zongen was toch voor mannen en niet voor vrouwen geschreven? De stem van een sopraan of alt is toch niet dezelfde als die van een man? En kan een vrouw wel voldoende inleving hebben in een mannenrol? Vele vragen die men meent opgelost te zien en vooral te horen met het vertolken in falsetstem, zeg dus als contratenor. Klopt het allemaal? Die vraag durven we niet beantwoorden, maar geef toe, er zijn contratenoren die ons betoveren en ons meeslepen in prachtig gezongen aria’s.
Met deze geven we aandacht aan twee cd’s. Eén met werk dat Farinelli zong en één met liederen van 20ste eeuwse componisten die niet voor castraat gecomponeerd hebben.
Laten we luisteren naar leden van een beweging, in gang gezet door Alfred Deller, de man die als eerste grote bekendheid verkreeg als contratenor. Hoe vertolken de twee contratenoren de muziek die wel en die niet voor castraat werd geschreven?
*** Rivals door David Hansen
Hij is nog redelijk jong, de Australische contratenor David Hansen, al staat hij toch al tien jaar op de planken. Dit resulteerde nu in een eerste cd die Deutsche Harmonia Mundi en Sony Music samen op de markt brachten.
Hansen zingt aria’s gecomponeerd voor Farinelli en ‘lotgenoten’. De Academia Montis Regalis begeleidt hem en Alessandro De Marchi dirigeert en speelt klavecimbel. De muziek is van Leonardo Vinci (1690-1730) die het leeuwendeel van deze cd inneemt, Leonardo Leo (1694-1744), Riccardo Borschi (1698-1756) en Antonia Maria Bononchini (1677-1726).
Zowal alle aria’s zijn bravourestukken al zijn er ook, gelukkig, de meer smeuïge werken. Het geeft een welgekomen afwisseling. De componisten kenden hun vak en wisten voor wie ze wat componeerden. Het publiek moet wel lovend geweest zijn voor al die rijke barokkleuren. Het orkest volgt de dirigent uitstekend, het verrukt. En onze zanger? Hij treedt zowat in de sporen van de moderne spetterende ‘rocky’ aanpak. Heel veel stemgeluid, virulent en hartstochtelijk. Te hartstochtelijk soms. We missen het kunstige, de zachte pittigheid die de barok in zich draagt. In het virtuoze schiet hij in vuur en vlam, de glitters springen in het rond, hij wil tempo. In deze werken, voor een virtuoos als Farinelli gecomponeerd mag dat. Om echter te bereiken wat moet, drukt hij te veel op de keel om de hoogste noten te halen, dan nog via een voor hem noodzakelijk (en niet mooi) glissando.
Al bij al een mooie cd, zeker voor wie niet te puriteins wil zijn en gewoon eens wat barok wil laten swingen.
**** Canciones Amatorias
Geen Farinellicomposities waar de gensters af spetteren maar wel een verzameling mooie liederen die een avondlijk heimatgevoel geven. Dat is wat je hoort op de cd van het Asteria Ensemble.
Er schuilt romantiek in de liederen van Leo Brouwer (teksten van Federico Garcia Lorca), Victor Kioulaphides (teksten van Herman Hesse) en Manuel de Falla (Spaanse volksliederen, dichters niet vermeld). Jammer dat er geen Nederlands voorzien is in het inlegboekje.
De Falla mogen we, zeker als je deze liederen beluistert, een laat-romanticus noemen maar dat kan je niet zeggen van zijn twee collega componisten. Romantiek en ‘de romantiek’ als stijlperiode zijn elkaars gelijken niet, maar dat is niet zo belangrijk, wat telt is dat deze liederen je raken in je hart. Ze hebben niet alleen dat avondlijke heimatgevoel, ze hebben ook wat heimwee in zich, ze willen geen afscheid nemen en toch gebeurt het. Alleen de teksten op zich zijn allemaal het lezen waard en wat is het goed dat ze op muziek werden gezet door componisten die zich in die teksten bijzonder goed konden inleven, misschien wel zich mee vereenzelvigen.
Sytse Buwalda zingt, Saskia Spinder speelt gitaar en Ferdinand Binnendijk hoor je op de mandoline. Het trio is sterk op mekaar afgestemd en er heerst een grote harmonie tussen de zang en de instrumenten. De fijnheid van zowel gitaar als mandoline heeft iets teder, iets broos soms maar net dergelijke dingen kunnen ook versterkend werken. De geraffineerdheid van beide instrumenten én hun bespelers maakt een niet breekbaar geheel met een zanger die zowel delicaat zijn stem weet te plaatsen en er de nodige stijlvolle gaafheid weet in te leggen. Die stembeheersing en knappe muzikaliteit tillen het niveau op van zijn stem – geen breed dragende stem om van omver te vallen zoals bij Farinelli, maar wel een ordelijke stem zeg maar. Ze heeft esthetiek. Dat samen met zijn begeleiders en al deze mooie composities maakt dat we een heel mooi schijfje muziek rijker zijn.