Op het Leuvense Festival 20・21 met hoofdzakelijk muziek uit die 20e en 21e eeuw – op zich ook al uitzonderlijk- valt er altijd iets nieuws te ontdekken. Elk jaar hoor je er muziek uitgevoerd die je bijna nergens elders al gehoord hebt of überhaupt niet kent. En meestal dan nog in ongewone of zelden beluisterde bezettingen. Neem nu Gerswhins American in Paris gereduceerd voor twee piano’s. Of meer nog: Varèse’s Amériques voor twee piano’s en vier pianisten! Weliswaar door Varèse zelf gearrangeerd. En heb je al ooit Sjostakovitsj‘ 14e Symfonie gehoord met een kamermuziekensemble en geënsceneerd met ZKF’s ofte “zeer korte filmfragmenten”? Je kon het meemaken in de Leuvense stadsschouwburg op de themadag van het festival rond deze Russische componist. We denken een beeld te hebben van Dmitri Sjostakovitsj. Maar volgens musicoloog Bergé moet dat dringend worden bijgesteld, ook al moet hij daarbij andere musicologen afvallen. Dat deed hij dan ook in een kort maar scherpzinnig essay.
“Leugens en halve waarheden”

Hij analyseert daarin zorgvuldig hoe voor- en tegenstanders, musicologen en psychologen, biografen en hagiografen, journalisten en propagandisten Sjostakovitsj van uit een ideologisch uitgangspunt in een vakje probeerden te duwen, al of niet gebruik makend van een“wetenschappelijke methode”. Niet de manier van werken van onze auteur. Hij wil nuanceren. En doet dat door zich te concentreren op twee gebeurtenissen. Eerst behandelt hij het zgn. “getuigenis” van Sjostakovitsj zelf, zoals neergeschreven/opgetekend in het ophefmakende boek “Testimony” van de Russisch-Amerikaanse musicoloog Solomon Volkov. De componist kwam er uit als een vijand van het regime en niet langer als de onderdanige vazal van dat communistische regime, wat tot aan de publicatie van het boek bij veel musicologen het geval was. Bergé dient Volkov veel genuandeerder van antwoord. En doet dat met een uitgebreide bespreking van tal van werken over de componist maar ook met een bijna faits-divers uit het oeuvre en een weinig bekend satirisch werk van Sjostakovitsj zelf. Het Volkov boek benoemt Bergé, samen met andere biografieën, als boeken met “leugens en halve waarheden”, het andere betitelt hij als “de geheime schaterlach” van de componist. Het ene speelde zich af met de publicatie in 1979 van Testimony. En dàt beeld van de componist is nog uitvergroot toen er van het boek een film kwam. Het pendant kwam er in 1989 met de postume première in New York van Sjostakovitsj korte werkje “Antiformalistische Rajok“, een Stalin satire zegt Bergé. Het was Sjostakovitsj vriend en ware dissident cellist Mstislav Rostropovitsj die Rajok dirigeerde.
“De Antiformalistische Rajok”
Om “door te dringen in de warrige leefwereld” van Sjostakovitsj verslond Bergé zowat alles wat musicologen e.a. over de componist schreven. De hele “receptie-geschiedenis” komt aan bod, op zoek naar de “echte” Sjostakovitsj. De titels liegen er niet om: Shostakovich: A Life, The New Shostakovich, Shostakovich Reconsidered, Shostakovich in Context, The Shostakovich Wars,… Tot en met de geromantiseerde biografie en sociografie van de Britse succesauteur Julian Barnes. “Wie schrijft over de componist betreedt oorlogsgebied”, zegt Bergé, want je schrijft over het muzikale leven in een dictatoriale Sovjetunie, met een Componistenbond die de lijn uitzet voor volk-realistische kunst. En ja, met zijn Lady Macbeth opera moest hij in de Pravda een regelrechte aanval incasseren van de officiële cultuurfunctionarissen op zijn “formalistische muziek”. Schikte hij zich voortaan naar de decreten van de Componistenbond om erger te voorkomen? Het blijft een controverse. Maar Bergé pakt uit met dat bijna onbekende werk Rajok en interpreteert die satire als een regelrechte “schaterlach” in het gezicht van Stalin. Het zou een persiflage zijn op de Zjdanov-conferentie uit 1948, zo genoemd naar de opperste cultuurfunctionaris van het toenmalige regime, waar die Zjdanov oreerde dat Sovjetmuziek “mooie en elegante muziek moest zijn (…..) die de artistieke smaak van het Sovjetvolk moest bevredigen.”

In Rajok, waar Sjostakovitsj jaren zou aan gewerkt hebben, dikte hij in muziek en tekst die beleidslijn zo aan dat het niet anders kon zijn dan een vorm van clandestien verzet tegen de machthebbers. Ook al bleef hij als lid van de partij de Sovjetunie vertegenwoordigen op die internationale Vredesconferentie in New York, waar hij ( in opdracht van Stalin) de Westerse muziek “decadent en burgerlijk” noemde.” Bergé gaat uitgebreid in op dat werk en ontrafelt het van naaldje tot draadje en zet het neer als een werk uit zelfbehoud, als ”de stille morele overwinning van de verworpene.” Maar ook “als een buitengewoon oninteressaant, bijna belachelijk kunstwerk dat de voorschriften van de ideologie uitholde door ze letterlijk te nemen”. En daar schuilt juist de dissidente kracht van zijn Rajok in. Als je de bijgevoegde tekst van die korte cantate leest, moet je beamen dat de ironie er van af druipt, soms op het platvoerse af. Knap vooral is, dat Bergé Rajok heeft opgediept en het in ziin Festival 20・21 heeft binnengesmokkeld en heeft laten uitvoeren.
En is Sostakovitsj nu daarom toch een “geheime dissident” of blijft hij een dubbelzinnige vazal van het regime? Met dit genuanceerde essay van Bergé kan je alleen maar besluiten dat de componist, zoals wellicht velen onder ons, een leven in meervoud heeft geleefd.
WAT: Pieter Bergé, “De Leugens en de Schaterlach.Sjostakovitsj’ geheime Stalin-satire.
Met een integrale vertaling van Sjostakovitsj’ Antiformzlistische Rajok door Xavier Verbeke.” Sterck & de Vreese, 2021, 125 p.
https://www.facebook.com/656326937802404/videos/601187467695883