Dat Mozarts Zauberflöte in de Vlaamse Opera geen high-brow vrijmetselaarsdrama zou worden, was ons al duidelijk gemaakt in de informatie die de Vlaamse Opera rond deze productie verspreidde. We zouden een Zauberflöte zien die begrijpelijk is voor mensen van deze tijd. De sprookjesaspecten van de opera wilde regisseur David Hermann niet uit de weg gaan, maar ze worden eerder getoond als een avonturenverhaal à la Indiana Jones.
Dat Mozarts Zauberflöte in de Vlaamse Opera geen high-brow vrijmetselaarsdrama zou worden, was ons al duidelijk gemaakt in de informatie die de Vlaamse Opera rond deze productie verspreidde. We zouden een Zauberflöte zien die begrijpelijk is voor mensen van deze tijd. De sprookjesaspecten van de opera wilde regisseur David Hermann niet uit de weg gaan, maar ze worden eerder getoond als een avonturenverhaal à la Indiana Jones. Mysterieuze symbolen van vrijmetselarij wilde hij wel uit de weg gaan. Op die manier wil hij meer ruimte laten voor de contrasten bij de personages en de werelden waarin ze met elkaar geconfronteerd worden.
In dat opzet is de regisseur in elk geval geslaagd. Het decor toont ons afwisselend de sprookjeswereld van een woud met watervallen en wilde planten afgewisseld met een kale houten loods, die de wereld van Sarastro moet verbeelden. Decorwisselingen (vele!)gebeuren via het verschuiven van een sombere grijze wand, met veel storende bijgeluiden. Jammer genoeg werken de twee werelden niet even goed en ze zijn vooral verwarrend (of niet) op elkaar afgestemd. Het woud waarin de drie dames Tamino vinden en dat af en toe terugkeert in de voorstelling, vind ik wel geslaagd. Het creëert inderdaad een wondere wereld van geheimzinnigheid. De drie dames van de Koningin van de Nacht verschijnen als prerafaëlitische bloemenmeisjes en ook de Koningin zelf past in het natuurdecor. Misschien heeft dit feeërieke aspect van de opera de regisseur er ook voor geïnspireerd om de drie knapen uit te beelden als schattige knaagdiertjes, die in hun naïviteit steeds aandoenlijk zijn en lieflijke raad geven. En ook zeer mooi zingen. Bravo voor deze solistjes van het kinderkoor.
De wereld van Sarastro is banaal. Als hij in het schamele voorportaal van zijn ranchachtige loods in zijn schommelstoel zit en zich voorstelt als hogepriester van de wijsheidstempel, frons je toch wel even de wenkbrauwen. Bij het mooie koorfragment O Isis und Osiris is het bevreemdend dat er totaal geen elementen zijn, die ook maar van ver naar een hogere wereld verwijzen. Wreedheid is er wel en van “Martern aller Arten” spaart de regisseur ons niet. De beproevingen die Tamino en Papageno moeten ondergaan brengen hen regelrecht in een wrede onderzoekscel die aan dictatoriale regimes doet denken. Hermann toont de wereld van Sarastro als een harde wereld waar machtswellust de drijfveer is. Sarastro heerst over mens en dier: als een taxidermist houdt hij zich bezig met dieren opzetten. Monostatos is een decadent figuur met een walgelijke verminking in het gezicht en hij probeert zich herhaaldelijk aan Pamina te vergrijpen. De inschikkelijke tegemoetkoming van Sarastro bij de afloop van het verhaal is in deze enscenering dan ook een zeer grote ommekeer in het personage.
De ranch van Sarastro heeft ook een primitieve badkamer, waarin hij zich onder het zingen van zijn grote aria “In diesen heiligen Hallen”, door Pamina wil laten masseren. Wat die ruimte in het geheel komt doen, kan ik niet plaatsen, te meer dat de scène in het ridicule getrokken wordt als Sarastro zich verleidelijk traag voor Pamina ontkleedt en dan met lange onderbroek in het badwater stapt. Gelach en gemonkel waren in de zaal dan ook niet te vermijden. De badkamer levert wel een ijzingwekkende Rache-aria van de Koningin van de Nacht op, die trillend van hysterie haar woede en wraakzucht uitzingt tegen Sarastro.
Bij de specifieke elementen van deze regie vermelden we ook dat Papageno in het woud optreedt als een primitieve bosmens met gekwetste armen die langs lianen klautert. Zijn Glockenspiel is een resem kogels van een mitraillette die hij rond de hals draagt. De zogenaamde “toverfluit” van Tamino is een revolver, waarvan ik me lange tijd afvroeg wat daar de betekenis kon van zijn, tot bij de wrede ondervraging door de “geharnasten” bij Sarastro blijkt dat ze dient voor Russische roulette. Gelukkig ontsnappen zowel Tamino als Pamina aan het ultieme schot, een “toverrevolver” dus?! Ook Papagena is heel extreem voorgesteld al een vrouw die blijkbaar mishandeld is en het lichaam vol wonden heeft.
Al bij al dus een harde Zauberflöte die bevolkt is met mensen die ergens in de loop van hun leven verminkt of geschonden zijn. Het in zuiver wit geklede “liefdeskoppel” Tamino en Pamina moeten doorheen deze wrede wereld om tot de puurheid van hun liefde te geraken. Gelukkig gidst Mozart ons met zijn prachtige muziek en muzikaal geeft deze voorstelling ons een stevig houvast. Het orkest speelt schitterend onder leiding van de jonge en bezielde Tomáš Netopil. Subtiele lyriek, naïeve grappigheid en dreigende spanning, telkens treft het orkest de juiste toon. Het koor zat ook dit keer in de coulissen of zijloges en was dus – behalve voor het applaus op het einde – nooit te zien. Het koor regisseren hoefde dus niet. Toch zong het alsof het bij de scène betrokken was, wat een mooie prestatie opleverde. De solisten waren stuk voor stuk uitstekend. Tamino (Rainer Trost) heeft een jeugdige frisse tenorstem, Pamina (Robin Johannsen) is waar nodig lieflijk subtiel maar speelt ook met een sterke persoonlijkheid. Guy de Mey leeft zich als Monostatos vocaal en als acteur met veel overtuiging in zijn boosaardige personage in. De Koningin van de nacht (Olga Pudova) zong feilloos de straffe coloraturen van haar twee aria’s en Ante Jerkunica was met zijn zachte en toch karaktervolle stem, een droom van een bas voor de partij van Sarastro. De gesproken teksten werden met duidelijke dictie en vlot in het muzikale verloop gebracht.
Deze Zauberflöte is te verantwoorden als hedendaags theater en als spannend verhaal over personages met bizarre ervaringen, maar laat toeschouwers met een opera-achtergrond zeker met vele vragen achter over de zin van bepaalde keuzes bij de concrete uitbeelding. De ranch-achtige wereld van Sarastro en de voorstelling van Papageno als halve wilde gaat me toch wel wat te ver. Op de muzikale uitvoering van deze opera kan de Vlaamse Opera hoe dan ook trots zijn.