Don Giovanni antiheld in middelmatige ‘soapera’
In de derde en laatste aflevering van de megalomane Mozart/ DaPonte Trilogie door regisseursduo Clarac en Deloeil was het zaterdagavond de beurt aan Don Giovanni. Het inmiddels vertrouwde draaiende building op het toneel was dit keer achtergrond voor de uitspattingen van onze iconische losbol.
Het werd een soort reusachtige peepshow. Het programmaboek waarschuwde voor seksueel expliciete beelden, maar op een paar blote borstjes en billen na viel het allemaal wel mee. Of je moest aanstoot nemen aan een tamelijk naakte paaldanserers als levend decorstuk in Don Giovanni’s nachtclub. Er werden wel wat lichaamsdelen betast en gekneed, maar als het al tot de daad kwam, gebeurde dat netjes met kleren aan.
Don Giovanni is net als Le Nozze en Cosi Fan Tutte een onvervalste opera buffa, maar daar was ook dit keer niet veel van te merken. Deze opera’s bevatten heel wat kritiek op de tijdgeest, ze hielden het publiek een spiegel voor, maar ze waren toch vooral bedoeld als amusement. Het zijn blijspelen. Wat we echter voorgeschoteld kregen was allerminst een vrolijke boel. En àls we al een spiegel voorgehouden kregen, dan was dat bepaald geen lachspiegel. Met een feministische demonstratie als dieptepunt.
De maatschappijkritiek in Don Giovanni is gericht tegen de standenmaatschappij die aan het eind van de achttiende eeuw het leven nog volledig bepaalde. Misschien niet eenvoudig voor een regisseur om naar het heden te vertalen, maar door de handeling te verplaatsen naar de onderbuik van onze maatschappij waar nachtclubs en SM kelders de norm zijn, haal je de gelaagdheid en de subtiliteit uit Da Ponte’s libretto en wordt het een plat verhaal.
Storend is ook de interpretatie van Don Giovanni als verkrachter. Dat klopt niet met het libretto. Hij mag dan een onsympathieke macho zijn die zijn handen niet thuis kan houden, er is natuurlijk wel een verschil tussen verleiden en verkrachten. Al zijn pogingen in die richting draaien trouwens uit op een mislukking. Het is Leporello die er met zijn rijke fantasie meer van maakt dan het eigenlijk voorstelt om de wonderbaarlijke potentie van zijn meester te onderstrepen. Maar wat we gisteravond te zien kregen leek toch wel verdacht veel op een heuse verkrachting van het boerenmeisje Zerlina.
Deze voorstelling riep veel vragen op, maar gaf weinig antwoorden. Waarom maak je van een bekende volksheld een blinde stakker die zwaar leunend op zijn wandelstok rond strompelt over de scene, maar desondanks de ene na de andere dame verleidt? Wat zien die dames in zo’n klungel? Een ‘held’ die gestalkt wordt door zijn zeurende, op wraak beluste, neurotische ex-opticien Donna Elvira. Hun verbintenis heeft zelfs een kind opgeleverd. Jawel, dat is Cherubino uit Le Nozze. Hoe dat zo? Wat is de diepere betekenis van Leporello’s tattooshop? Hij is toch gewoon de knecht van zijn meester? Waarom is donna Anna een beroemd klaveciniste en laat ze zich laat verleiden tot SM spelletjes met een gemaskerde vreemdeling? En, waarom die verkrachting in plaats van een verleiding?
Maar de brandendste vraag is: waarom laat je Don Giovanni zelfmoord plegen? In Da Ponte’s libretto wordt hij aan het eind van het verhaal gestraft en belandt hij in de hel. Niet om wat hij met al die dames gedaan heeft, daar zag men anno 1786 geen graten in, maar omdat hij de nagedachtenis van de commendatore (een edelman en de pa van Donna Anna) heeft geschonden door zijn beeltenis te bespotten. Het was voor een komische opera een mooi slot. De losbol gestraft tot grote vreugde van iedereen: il dissoluto punito, het is de ondertitel van de opera. Eind goed al goed.
De drang tot overinterpreteren
Clarac en Deloeil doen het libretto geweld aan met deze ingreep. Zo wordt het een echt drama, maar waarom zou je? Waar komt die drang toch vandaan om een kunstwerk zo te ‘overinterpreteren’ en naar eigen hand te zetten? Kennelijk heeft het idee bij de regisseurs postgevat dat het beter kan en dat het origineel ‘verbeterd’ zou moeten worden. Dat komt arrogant over. Het levert een gekunsteld resultaat op. Clarac en Deloeil vertellen ons in het programmaboek dat ze willen dat hun Trilogia een levendige en spectaculaire dimensie heeft, zoals een tv serie. Welaan, het is een ‘soapopera’ geworden. En niet zo’n beste.
De uitvoering was navenant. Het spectaculaire decor en de imposante videobeelden zouden inderdaad zo uit een tv-serie kunnen komen. De zang helaas ook. Misschien heeft het ensemble door deze waanzinnige marathon de grenzen van het eigen kunnen nu al bereikt. Als in een all time kraker als Don Giovanni die stijf zou moeten staan van opwinding en emotie, de expressie zo ver te zoeken is, dan maak je niet alleen van de buffa een grap, maar van opera als genre.
Ook nu weer slaagden Lenneke Ruiten als Donna Elvira en Simona Saturova als Donna Anna er niet in om vanuit hun ongemakkelijke hoge posities hun aria’s overtuigend in de zaal te krijgen. Hun stemmen misten draagkracht. Ruitens forceerde zich, haar vibrato begon gaandeweg meer en meer op een tremolo te lijken. Saturova liet ook geen soevereine indruk na met haar kleine falsetachtige geluid. Ook bij haar sloeg vermoeidheid toe en de keel dicht, zo leek het. Beiden misten voldoende kracht in hun lage register waardoor hun aria’s een slordige indruk maakten. Het was geen plezier om naar te luisteren. Sophia Burgos was moeilijk te verstaan als het boerenmeisje Zerlina. Net als haar collega’s deed ze haar best om dat met acteren te compenseren maar de expressie moet in opera toch van de zang komen.
Bij de heren bleef bariton Björn Bürger als Don Giovanni wel overeind. Hij had het met zijn drie kleine ariaatjes ook wel makkelijker dan de dames. Over smaak valt niet te twisten, echt mooi kan ik zijn stem niet vinden, maar hij beschikt in elk geval over een krachtige stem. In zijn gekunstelde rol als blinde Dan Giovanni strompelde hij overtuigend over de bühne.
Bas Alisio Arduini had veel meer kunnen maken van zijn Leporello. Dat is toch de dankbaarste rol uit de opera met een paar echt komische aria’s. Hij was soms wel aardig om te zien, maar kreeg de lachers niet op zijn hand. De Russische bas Alexander Roslavets zette met zijn gulle donkere stemgeluid een sterke commendatore neer. De enige tenor in het verhaal Juan Francisco Gatell speelde Don Ottavio. Hij zong met een vrij, harde, schelle stem. Ook hij beschikt niet over een erg krachtig laag register waardoor hij regelmatig kopje onder ging in de luidere passages, maar desondanks kreeg hij veel bijval, en zelfs een paar bravo’s.
En het orkest? In de bak liep alles wel op rolletjes. Dirigent Manacorda heeft het vertrouwen van zijn equipe hoorbaar verdiend, maar ik blijf moeite hebben met dat slaapverwekkende klavecimbel tijdens de recitatieven. Gewoon een piano neerzetten, dat deed Mozart ook!
Het publiek was enthousiast en beloonde de voorstelling met een donderend applaus. Terecht als je bedenkt wat een onmogelijke klus deze trilogie is voor alle betrokkenen, maar misplaatst als je kijkt de naar de schamele artistieke kwaliteit.
De Mozart/ Da Ponte Trilogie was uitzonderlijk in alles, maar de menselijke maat was zoek. Dat was vooral te merken aan de matige vocale prestaties die ernstig te lijden hadden onder het primaat van de enscenering.
Laten deze productie snel vergeten en vooruitkijken naar Tsjaikovski’s Schoppenvrouw komend voorjaar.