Nominatie Gouden Label – Een nieuwe cd met Mitsuko Uchida is gegarandeerd een gaaf product, ben ik geneigd te stellen. Decca is een label dat zijn kwaliteit steevast hoog heeft weten te houden. Ook de prestaties van Mitsuko Uchida blijven iedereen verbazen. Mozart, Schubert, Beethoven, Chopin, Debussy en vooral Schumann – dit is de derde cd gewijd aan laatstgenoemde componist – boeien haar in het bijzonder.
Nominatie Gouden Label – Een nieuwe cd met Mitsuko Uchida is gegarandeerd een gaaf product, ben ik geneigd te stellen. Decca is een label dat zijn kwaliteit steevast hoog heeft weten te houden. Ook de prestaties van Mitsuko Uchida blijven iedereen verbazen. Mozart, Schubert, Beethoven, Chopin, Debussy en vooral Schumann – dit is de derde cd gewijd aan laatstgenoemde componist – boeien haar in het bijzonder.
Personificatie
In de les Nederlands hebben we geleerd wat personificatie is: een zaak die als persoon wordt voorgesteld (van Dale). Welnu een leuke uitspraak van de Japanse pianiste Mitsuko Uchida (°1948) is: "My pianos are like human beings." Straffe uitspraak over een a priori levenloos object, maar iedereen weet hoe intens muzikanten als het ware vergroeid zijn met hun instrument. Piano's… in het meervoud? Ja, Uchida heeft zo maar eventjes vier Steinways "die elk een verschillend karakter hebben" en waaruit ze dus kiest om een bepaalde componist te vertolken. Dat Uchida een workaholic is, zal niemand verbazen. Ze verbaast ons wel met deze uitspraak: "Ik hou van mijn piano's, van de zee, van sudoku, van de Ronde van Frankrijk (!) en van dagdromen, lekker niksen." Ze geeft ook graag commentaar over de akoestiek van een zaal, de hitte en de vochtigheidsgraad die de klank sterk beïnvloeden, het feit dat het klavier soms “sticky” (kleverig) aanvoelt en – hou je vast – dat ze net zo graag op het podium zou verschijnen met kortgeknipt haar… en in een trainingspak als in een avondjurk.
Mooi maar moeilijk
De biografie van Robert Schumann (1810-1856) leest als een roman. Vooral de laatste jaren zijn bijzonder dramatisch. Vanaf 1854 ging het met hem snel bergaf. Schumann kreeg steeds meer last van gehoorhallucinaties die gepaard gingen met depressies en angstvisioenen. In een vlaag van innerlijke verscheurdheid sprong hij tijdens een carnavalsfeest in de Rijn, werd gered door een Hollandse schipper en opgenomen in een krankzinnigengesticht in Edenich (nabij Bonn). Hij bleef er tot zijn dood, helemaal geïsoleerd. Zelfs zijn vrouw Clara bezocht hem voor het eerst amper twee dagen voor zijn dood. (bron: Wikipedia)
Met de muziek van Schumann heb ik een soort haat-liefdeverhouding. Immense bewondering voor de grote kracht die van deze muziek uitgaat, voor de intrinsieke muzikaliteit en de rijke inspiratie. Maar ook "problemen" om een en ander (een beetje) te begrijpen. Maar, moet dat laatste eigenlijk wel? Kunnen we ons niet gewoon laten "vervoeren" door de muziek zelf? Jawel!
Voor een keer geen Carnaval (opus 9) of Kinderszenen (opus 15) of Kreisleriana (opus 16), wél – uit dezelfde vroegere periode – de minder bekende Pianosonate nr. 2 in g (opus 22). Deze sonate is iets 'eenvoudiger' dan de eerste – maar wat is eenvoudig…
Het eerste deel, met twee thema's en doorwerking, groeit in intensiteit en snelheid. Het adagio is dan weer sereen, teder zelfs, echt ontroerend. Wat "getragen" betekent, kunnen we vermoeden maar Uchida neemt een en ander relatief snel. Het scherzo moet "rasch und markiert" overkomen – en doet dat hier ook – terwijl de finale (waarvan Schumann twee versies schreef) er presto tot prestissimo tegenaan gaat. Amper te volgen, als u het mij vraagt.
Waldszenen (opus 82) vertoont veel gelijkenis met de nochtans elf jaar eerder gecomponeerde Kinderszenen. Het zijn negen beschrijvende stukjes, geïnspireerd op telkens een ander gedicht. Redelijk lichtvoetig, typische lyriek uit een vroegere periode in het leven van de componist. Uchida vertelt "los uit de pols" over een jager op de uitkijk, over eenzame bloemen, een vervloekte plek, een vredig landschap en een afscheid. Puike en vooral boeiende interpretatie.
De laatste brok op deze cd vormen de Gesänge der Frühe (opus 133), bij ons beter bekend als Chants de l'Aube, die net zoals Albumblätter tot de laatste werken behoren die Schumann componeerde, in casu een drietal jaar voor zijn dood. Vijf "liederen" die tot het mooiste behoren dat ooit voor piano geschreven werd. Sublieme muziek – niet de enige in de geschiedenis, weten we ook wel – die je niet meteen kan verteren. Een beetje melomaan blijft luisteren… Uchida treft feilloos de tempi – van "ruhig" of "lebhaft" via "nicht zu rasch" tot "bewegtes tempo" – en, even opvallend, de subtiele modulatie.
Mooi, bijzonder mooi allemaal. Maar we hadden niets anders verwacht eigenlijk: een topprestatie van iemand die – decennialang reeds – de West-Europese cultuurmuziek en muziekcultuur perfect geassimileerd heeft.