Nominatie Gouden Label – Het eerste deel van de nieuwe Brepolsreeks “Mise en Scène” behandelt de Parijse creatie van Giacomo Puccini’s welbekende Japanse tragedie nadat de wereldcreatie in Milaan (op 17-II-1904) met een sisser was uitgelopen.
Nominatie Gouden Label – Het eerste deel van de nieuwe Brepolsreeks “Mise en Scène” behandelt de Parijse creatie van Giacomo Puccini’s welbekende Japanse tragedie nadat de wereldcreatie in Milaan (op 17-II-1904) met een sisser was uitgelopen.
Deze opvoeringen in de Opéra-Comique (vanaf 28-XII-1906) o. l. v. de legendarische directeur Albert Carré (1852 – 1938) werden nadien tot maatstaf.
De samenwerking tussen componist en directeur-regisseur leidde niet alleen tot inhoudelijke – muzikale of dramatische – ingrepen, maar deze werd tevens zichtbaar op de scène. De studie van de posities en bewegingen van solisten en ensembles, de decors of de costumering werden omkaderd door een grondig overwogen belichting. Puccini, die bekend was om zijn scherp oog voor al deze vermelde factoren, was uiterst opgezet met de Parijse productie.
De wens van de componist
De auteur van het boek heeft een uitzonderlijke prestatie geleverd door een wetenschappelijke gefundeerde studie en editie te bieden van dit complexe dossier. De bronnen worden geanalyseerd en bovendien op kritische wijze uitgegeven (Edition critique de la mise en scène, pp. 127-262). Naast een informatief notenapparaat en getuigenissen zijn ook de illustraties, foto’s en tekeningen van het hoogste belang.
Dat Puccini’s muziek op visuele wijze uitgedrukt dient te worden, was zijn felle bekommernis en bron van ergernis. En hierin ligt de waarde van deze baanbrekende studie. De moderne regisseurs ensceneren niet meer volgens de wens van de componist, maar door hun “herinterpretaties” (of zoals de Fransen dat toch zo mooi “relectures” noemen) willen ze eigenlijk zichzelf (i. e. hun onvolprezen genie) op de scène aan het licht brengen, en dat is zacht gezegd steeds Hineininterpretierung.
Samenvattend: wil de opera overleven, dan is een terugkeer tot de authenticiteit van de opera een noodzakelijkheid. Indien dit niet gebeurt, doet men de partituur geweld aan. Ook Puccini was overtuigd van het samenspel van alle genoemde factoren, zij het dan op zijn heel eigen wijze, hetgeen overigens voldoende uit zijn correspondentie blijkt.
Men kan maar hopen dat meer van dergelijke monografieën in deze reeks zullen verschijnen die niet alleen de operaliefhebbers of –specialisten of de musicologen aanspreken, maar die tevens – en dit in de eerste plaats – aan de regisseurs zullen duidelijk maken hoe het hoort en wat hun plaats is…