Als trouwe en respectvolle discipelen kwamen ze in haar zog de treden afgedaald: de jongemannen van het David Oistrakh Quartet. Voorop ging de legendarische, Georgische pianiste Elisso Virsaladze. Samen nam het vijftal kwintetten van Brahms en Schumann onder handen, voor wat een stoer, maar niet altijd even verfijnd orgelpunt van de Flagey Piano Days zou worden.
Als trouwe en respectvolle discipelen kwamen ze in haar zog de treden afgedaald: de jongemannen van het David Oistrakh Quartet. Voorop ging de legendarische, Georgische pianiste Elisso Virsaladze. Samen nam het vijftal kwintetten van Brahms en Schumann onder handen, voor wat een stoer, maar niet altijd even verfijnd orgelpunt van de Flagey Piano Days zou worden.
Heeft u ze eigenlijk al eens aandachtig beluisterd? Ik wens het u van harte toe. Want de pianokwintetten van Robert Schumann (1842) en Johannes Brahms (1864) behoren ongetwijfeld tot de indrukwekkendste kamermuziekwerken van de 19de eeuw, ja, misschien zelfs tot het allerbeste van wat beide componisten en boezemvrienden in hun carrière aan het notenpapier hebben toevertrouwd. “Voll Kraft und Frische” en ook nog “äußerst brillant und effectvoll”, zo lezen de lovende woorden van Clara Schumann over het nieuwste stuk van manlief. “Über alle Maaßen schön”, schreef dirigent Hermann Levi dan weer enthousiast over het kwintet van Brahms. Nog even verder lezen en dan snel de oren spitsen dus.
Beide meesterwerken worden wel vaker samen opgevoerd (en opgenomen). Maar vervelen doen ze geen seconde. Nooit. Studio 4 liep dan ook zo goed als vol voor het slotconcert van deze Flagey Piano Days, een vierdaagse met concerten, workshops, films en een tentoonstelling waar de ware ‘pianofiel’ zijn hart aan kan ophalen en die heel wat schoon volk naar de hoofdstad lokte. In de eerste plaats op het podium natuurlijk, denk maar aan François-Frédéric Guy, Paul Lewis of onze eigenste Julien Libeer. Maar deze avond zeker ook in het publiek. Zo tekende niemand minder dan Geert Bourgeois present, alsook violisten Lorenzo Gatto en Alexei Moshkov. Allen samen zorgden ze ervoor dat deze editie een waar publiekssucces werd, die in vergelijking met vorig jaar meer dan duizend extra toeschouwers wist te lokken. “Een budgettair positief resultaat”, vertelde een verheugde Flagey-directeur Gilles Ledure tijdens de pauze. Het klonk de Vlaamse minister-president als – hoe kan het ook anders – muziek in de oren.
“Misschien de grootste”
Dat Elisso Virsaladze voor een vol huis zou zorgen, kwam niet als een verrassing. Ze is niet minder dan een fenomeen. 74 jaar, maar nog altijd verbluffend kwiek. Na haar overwinning op de Internationaler Robert-Schumann-Wettbewerb für Klavier und Gesang in Zwickau (1966) was de in Tbilisi geboren pianiste als het ware voorbestemd om een groot Schumann-interprete te worden. Als kind aan huis bij de befaamdste concertzalen over de hele wereld én met enkele opmerkelijke opnamen – onder meer een zowel energieke als subtiele live-uitvoering van het pianoconcerto (opus 54) uit het midden van de jaren ’70 – heeft Virsaladze die naam ook helemaal waargemaakt. “Elisso is een artieste van het hoogste kaliber, misschien wel de grootste vrouwelijke pianist van onze tijd. Zij is een serieuze, intense, maar ook zeer bescheiden musicienne”, zo omschreef de grote Sviatoslav Richter (1915-1997) zijn collega. Verrassend genoeg zette deze bijzondere dame het pianokwintet van Schumann nooit op plaat, al staat er op YouTube wel een filmpje met haar in de eerste beweging. Het kwintet van Brahms daarentegen leverde samen met het al even legendarische Borodin Quartet wél een schijfje op: een volgens de Schotse muziekcriticus Malcolm MacDonald “levendige uitvoering met een enorme impuls.” Ook als pedagoge heeft Virsaladze haar strepen trouwens meer dan verdiend. Zo duikt ze regelmatig in wedstrijdjury’s op en zien we haar dit jaar allicht opnieuw terug tijdens de Elisabethwedstrijd.
En dan is er het David Oistrakh Quartet. Net als Virsaladze gepokt en gemazeld in de Russische muziektraditie en vernoemd naar één van de voornaamste violisten die deze school heeft voortgebracht. Andrey Baranov, de primarius van het kwartet, stapte in 2012 zelfs in Oistrakhs voetsporen door op de Koningin Elisabethwedstrijd de eerste prijs weg te kapen. Meer dan uit rasechte chambristen bestaat dit ensemble uit bijzonder getalenteerde musici die zich de voorbije jaren vooral solistisch hebben geprofileerd. Aan hun adelbrieven als groep moeten deze jongemannen samen nog werken. Want nu is het viertal nog vooral sant in eigen land en pakken de leden op hun website hoofdzakelijk met hun individuele prestaties uit. Maar een echt goed ensemble is natuurlijk altijd meer dan louter de som van zijn delen. Benieuwd of het David Oistrakh Quartet tijdens dit concert zichzelf kon overstijgen.
Robuust of drammerig
Een bevredigende uitvoering van Brahms’ pianokwintet, zo leert de ervaring, is allesbehalve een eenvoudig klusje. Integendeel, het is een grootschalig opgezet werk met orkestrale allures dat van de muzikanten het uiterste vergt. En dus leek het alvast een goed idee om dit stuk als eerste te programmeren. Het resultaat zorgde evenwel voor gemengde gevoelens. Daarvoor ging het onstuimige kwartet net iets te vaak de mist in. Een overdadig vibrato en té eenzijdige dynamiek maakten er een bijwijlen weinig geraffineerde rit van. Op z’n best kon het resultaat als robuust bestempeld worden, zoals tijdens de compacte tutti-passages uit het broeierige openingsdeel bijvoorbeeld (Allegro non troppo). Maar de aanpak werd en cours de route steeds meer als hard en drammerig ervaren, met bitter weinig nuance in de fraseringen en een primarius die soms moeite had om op het tweede plan te treden wanneer de partituur daarom verzocht. Technisch zag het er nochtans allemaal prima uit, getuige in het bijzonder de grandioze springboog, en bijgevolg stevig huppelende tred in de meeslepende finale. De overgave tijdens het aartsmoeilijk te timen scherzo (Allegro) was ook totaal. De plotse switch naar het zachtmoedigere trio zorgde voor een smaakvol contrast. En de gezonde agressie die het viertal in toenemende mate etaleerde, stond een uitgelaten gevoel van vreugde niet in de weg. En Virsaladze? Die verweerde zich zeer kranig tegen de krachtpatserij van haar medespelers. De verfijning die het David Oistrakh Quartet soms ontbrak, was aan de toetsen gelukkig wel ten overvloede aanwezig, en kwam niet toevallig het best tot uiting in de trage beweging (Andante, un poco adagio). Met haar eens sonore en dan weer parelende spel drukte ze op stijlvolle wijze haar stempel, al was het niet altijd makkelijk opboksen tegen dat stoere geweld.
Had het David Oistrakh Quartet zijn onverschrokkenheid met Brahms wel voldoende bewezen, dan tapte het viertal tijdens het opmerkelijk optimistische kwintet van Schumann gelukkig ook uit een ander vaatje. Vooral in de hoekdelen leverde dat enkele mooie momenten op. Zo vulden cello en altviool elkaar in het lyrische tweede thema van het Allegro brillante bijzonder vloeiend aan. Het beweeglijke slotdeel (Allegro non troppo) werd dan weer treffend geïntoneerd en bekroond met helder contrapuntisch lijnenspel. In één woord: knap. Minder overtuigend waren daarentegen de beide middendelen. De onweerstaanbare drang om op bijna elke noot te vibreren, zorgde ervoor dat er tijdens de mars nergens duidelijke accenten werden gelegd en de muziek bijgevolg wat inspiratieloos voortkabbelde. De plotse opstoot van drama in het midden van deze schitterende beweging was opnieuw van het drammerige soort, en niet spits zoals verhoopt. Het stormachtige scherzo (Molto vivace) deed dan weer aan voor de pauze terugdenken. Kon de snelheid waarmee de notenslierten de zaal werden ingepompt nog op bewondering rekenen, dan was het voortdurend viriele gestrijk er wederom te veel aan. En dus hadden we liever een ander deel als toegift gekregen. En Virsaladze? Daar bestaat een geparafraseerde Engelse uitdrukking voor: you don’t need to teach an old dog new tricks. Het moet geweldig zijn om door zo’n ervaring geruggensteund te worden.
Voor wie de bravo’s en gestrekte benen na afloop precies bedoeld waren, valt niet met zekerheid te zeggen. Mijn vermoeden is nochtans evident. Want hoewel een deel van het publiek er wel pap van lustte, was de finesse in het spel van het David Oistrakh Quartet soms ver te zoeken. Hoe hoog ook hun macho-gehalte, aan de stijl is er beslist nog wat werk.