Over een wel zeer uiteenlopend en copieus driegangenmenu gesproken: Mozart, Bartók en Brahms, elke muziekminnaar zou zich voor minder naar het verre Maasmechelen verplaatsen. Zeker als al dat moois u door een ex-winnaar van de Elisabethwedstijd en een kwartet met vijftien jaar ervaring op de teller wordt aangeboden. Vaut le voyage, zo noemen culinair recensenten dat onomwonden.
Over een wel zeer uiteenlopend en copieus driegangenmenu gesproken: Mozart, Bartók en Brahms, elke muziekminnaar zou zich voor minder naar het verre Maasmechelen verplaatsen. Zeker als al dat moois u door een ex-winnaar van de Elisabethwedstijd en een kwartet met vijftien jaar ervaring op de teller wordt aangeboden. Vaut le voyage, zo noemen culinair recensenten dat onomwonden.
We maakten er al eens eerder melding van: in een verre uithoek van Vlaanderen, op een boogscheut van de Nederlandse grens, in de parochiekerk van een plaatsje genaamd Leut, staan elk seizoen een reeks concerten gepland die elke melomaan doen watertanden. De programmaverantwoordelijken van het Cultureel Centrum Maasmechelen mogen zich met recht en rede op de borst slaan, want in vergelijking met wat vele andere cultuurcentra aanbieden, wordt het publiek aan beide oevers van de Grensmaas regelmatig in de watten gelegd. Begin april stond het muzikantenpaar Thomas Zehetmair en Ruth Kullius hier nog op de planken, en daar hadden we natuurlijk ook graag bij geweest. Vanavond was het de beurt aan niemand minder dan Boris Giltburg en het Aviv Quartet.
Pianist Boris Giltburg won de Koningin Elisabethwedstrijd in 2013 en sleepte dat jaar ook de VRT-publieksprijs in de wacht. Dit seizoen was hij al drie keer eerder in ons land te horen: als solist met het Nationaal Orkest van België en tijdens recitals in de Handelsbeurs en Bozar. “Many thanks to the exceptionally warm audience – it's always a big pleasure to play in Belgium”, zo tweette Giltburg naar aanleiding van die laatste passage. Ons Belgenlandje koestert zijn oud-winnaars van de KEW, zoveel is zeker. In de Sint-Pieterskerk van Leut betrad de Israëliër het podium samen met zijn landgenoten van het Aviv Quartet. Het ensemble moest het zonder vaste cellist Aleksandr Khramouchin stellen. Maar diens vervanger, Ofer Canetti, bewees met zijn warme klank allerminst een verzwakking te zijn. Na haltes in Tilburg en Haarlem beëindigde het vijftal in het Maasland een minitournee met op het programma zeer uiteenlopende werken van Mozart, Bartók en Brahms.
Kunst der beheersing
We arriveerden godzijdank net op tijd. Het schip van de kerk was al aardig volgelopen en dus namen we achteraan plaats. Het programmablaadje bevatte niet veel meer dan een biografie van de muzikanten, maar dat werd door een korte inleiding goedgemaakt. Met Mozarts tweede klavierkwartet (1786) kreeg het publiek het meest behapbare werk als eerste voor de kiezen. Maar wat voor een! Beide pianokwartetten van Mozart waren niet de eerste in hun genre, maar zoals zo vaak zette hij wel de standaard voor componisten als Mendelssohn, Schumann en Brahms die zich in de volgende eeuw met succes aan deze combinatie zouden wagen. Hun driedelige opzet hebben ze dan wel met het pianoconcerto gemeen, maar ondanks het bijwijlen concertante karakter is er doorgaans een evenwichtige rolverdeling tussen piano en strijkers. Zo ook tijdens dit concert, waar spitante dialogen werden afgewisseld met gracieus ensemblespel en ronduit heerlijk gefraseerd passagewerk, daarbij voortdurend gevoed door de melodische rijkdom die deze briljante muziek aandraagt. Het vijftal legde daarbij de nodige dynamische terughoudendheid aan de dag – het aantal fortes was op de vingers van een hand te tellen – en blonk uit in de kunst van de beheersing. Bovenal, uiteraard, in het serene Larghetto, met dank aan een superieure timing en een toetsenist die zonder al te veel franjes doch met des te meer subtiliteit de dans leidde. Na dit bijzonder delicate moment van gestolde tijd kan men nauwelijks bevroeden dat de uitgever Mozart van zijn opdracht ontsloeg om in totaal drie pianokwartetten te schrijven, enkel en alleen omdat de eersteling te moeilijk en dus commercieel oninteressant zou zijn geweest. Gelukkig heeft dat hem niet weerhouden om toch nog een tweede exemplaar neer te pennen.
Meteen na Mozart kregen de toehoorders het zesde strijkkwartet van Béla Bartók voorgeschoteld (1939). Het verschil in teneur kon moeilijk groter zijn. Bartóks laatste werk in het genre was tevens het laatste dat hij, op de vlucht voor het oprukkende Naziregime, in zijn geboorteland Hongarije op papier zette, alvorens naar de Verenigde Staten te emigreren. Bovendien was diens moeder op het moment van schrijven ernstig ziek – ze overleed nauwelijks een maand nadat het stuk voltooid was. Het resultaat? Droefenis in viervoud. En tevens een van de persoonlijkste werken van de componist. Zo begint elk van de vier delen met een langzame melodie die als Mesto, oftewel treurig, gemarkeerd wordt en is de allesoverheersende sfeer van het kwartet er een van bittere smart en pijnlijke ironie. Vergeeft u mij deze flauwe woordspeling, maar echt leutig ging het er daar in Leut plots niet meer aan toe. De uitvoering gaf daarentegen wel aanleiding tot blijdschap. Altiste Noémie Bialobroda demonstreerde haar gevoel voor dynamiek met een beklijvend pianissimo in de introductie en zette daarmee de toon voor een eerste beweging (Vivace) waarin zowel de stemmings- als tempowissels op meeslepende wijze werden vertolkt. De daaropvolgende, bizar geritmeerde mars kwam helaas minder goed uit de verf doordat beide violen te prominent in het klankbeeld aanwezig waren. In de Burletta – een groteske March of the Folly – waren de ritmische kronkels dan weer wel beter om volgen. En de finale ten slotte groeide uit tot een ware thriller: karaktervol, indringend en fragiel, maar bovenal doorleefd. Het wegsterven van deze langgerekte klaagzang doet je allerminst recht veren, maar toch bedachten vele concertgangers de muzikanten met een spontane ovatie.
Heftige Brahms
Na de pauze stond het epische pianokwintet van Brahms op de pupiters (1864). Dat betekent bijna drie kwartier zwelgen in hartstochtelijke melodieën, stuwende ritmes en avontuurlijke harmonieën. Eens exuberant en euforisch, dan weer dramatisch of stormachtig, en met een Andante als ingetogen doch zeldzaam rustpunt is dit een werk boordevol contrasten. En of het er deze avond bij momenten heftig aan toeging! Giltburg dook met veel overgave in de toetsen, een verschil van dag en nacht met de sereniteit die de jongeman eerder op de avond in Mozart tentoonspreidde. Hij kreeg bovendien gepast weerwerk van vier uitbundige strijkers. Het resultaat was bijzonder goed uitgebalanceerd en wist van begin tot eind moeiteloos te boeien. Fijne details in de textuur werden knap blootgelegd doordat ook de middenstemmen hun plaats in het kapittel opeisten. De zelfverzekerdheid waarmee werd gemusiceerd liet zich daarbij op verschillende manieren gelden: in de toonvorming, tijdens het energiek gedeclameerde Scherzo of doorheen de bevlogen finale met zijn furieuze coda. Zodoende vielen Giltburg en het Aviv Quartet na afloop een tweede staande ovatie te beurt. Eentje waar deze keer het voltallige publiek aan participeerde. En als je hun parcours van deze avond overschouwt, was dat ook volkomen terecht. Met dit concert werd nogmaals aangetoond dat het beslist de moeite loont om nauwgezet in het oog te houden wie er daar in het verre Limburg allemaal over de vloer komt.