Een opera uit de vergetelheid halen, leidt vaak tot een verrassende confrontatie met een onbekend werk. Soms is de kennismaking boeiend. Maar het kan ook wel eens anders uitdraaien. De Opéra Royal de Wallonie heeft ons al meermaals positief verrast met een weinig uitgevoerde opera. Dit keer heeft de voorstelling van Manon Lescaut ons regelrecht ontgoocheld.
Daniel François Esprit Auber (1782-1871) was een componist die tussen 1819 en 1870 vaak uitgevoerd werd in Parijs. Ondertussen is hij nog nauwelijks bekend. In België overleeft hij uiteraard als de componist van het duet dat samenhangt met de onafhankelijkheid: Amour sacré de la patrie uit zijn legendarische opera La muette de Portici. Auber verlaat nauwelijks Parijs, is er directeur van het conservatorium en componeert geregeld muziek voor officiële gelegenheden, bijvoorbeeld voor het huwelijk van Napoleon III met Eugénie of voor de ceremonie bij de terugkeer van de as van Napoleon I naar Parijs in 1840. De twintig jaar jongere en temperamentvolle Berlioz heeft weinig respect voor de bescheiden en traditionele componist. Wagner daarentegen vond in zijn muziek voor La muette de Portici “de meest treffende contrasten en de levendigste kleuren, […] zodat men een serie taferelen ziet ontrollen die met klanken geschilderd zijn”.
Die karakterisering kunnen we wel herkennen in enkele scènes van Manon Lescaut (het diner bij Madame Bancelin of de slotscène), maar vaak blijft de muziek vrij karakterloos. Bovendien slaagt de jonge dirigent Cyril Englebert er nauwelijks in het orkest tot expressiviteit op te zwepen of met nuance te laten spelen. We moeten jammer genoeg vaststellen dat dit orkest enkel tot een goed niveau in staat is als het met een zeer geëngageerde en bekwame dirigent kan werken. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de Messa di Gloria van Mascagni – ook een nauwelijks bekend werk – dat we hier in februari 2016 hoorden met Claudio Scimone als dirigent.
Verhaal zonder spanning
De versie die Daniel François Esprit Auber ons voorstelt van het Manon-verhaal van Abbé Prévost op een libretto van Eugène Scribe, staat hemelsbreed ver af van de dramatische versie van Giacomo Puccini of de fijnzinnige romantische opera van Massenet. De losse structuur van het verhaal wordt in de voorstelling zeker niet opgevangen door de regie, die weinig evoceert en de personages nauwelijks karakter geeft. Geen spoor van passie tussen Manon en Des Grieux, die elkaar in deze regie zelfs in de sterfscène in Louisiana nauwelijks een blik gunnen.
De voorstelling begint veelbelovend met een origineel decor (Benoit Dugardyn) van een bibliotheekzaal waarin een van de studentes zich verdiept in een boek over Manon Lescaut. De jongeren zijn gekleed in hedendaagse college-uniformen, maar na de ouverture slaat de sfeer om en wordt die ruimte een nog weinig betekenisvol kader. De kledij wisselt naar epoquekostuums. In het laatste tafereel suggereert een bladzijde uit een boek de kaart van Louisiana, een mooie verwijzing naar het bibliotheek-decor. Dat de studenten op het einde nog eens terugkeren heeft evenwel weinig zin. Misschien willen ze duidelijk maken dat ze in die paar uur geboeid geweest zijn door het achttiende-eeuwse verhaal?
Gebrek aan overtuiging
De opera heeft mooie muzikale passages en vocale aria’s. Een zangeres als Sumi Jo in de bezetting zorgt uiteraard voor extra verwachtingen. Manon heeft trouwens enkele halsbrekende coloraturen. In de openingsaria waarin Manon zich voorstelt, klonk Sumi Jo aarzelend en miste ze legato. Met de bravoure-aria van de opera L’éclat de rire in de tweede scène, kreeg haar stem de sprankelende souplesse zo typisch voor haar. Toch ontbrak het haar in de opera aan overtuigingskracht, alsof ze niet echt in haar personage geloofde. Haar vriendin Marguerite daarentegen, vertolkt door de Belgische sopraan Sabine Conzen, leefde zich helemaal in haar rol in en zong met frisse en kleurrijke stem. Haar vertolking is voor mij het absolute pluspunt van deze voorstelling. Van de andere personages waren het vooral de tenoren Enrico Casari als Manons geliefde Des Grieux en de kleinere partij van Gervais – tenor Denzil Delaere – die een goede indruk maakten. Dit keer bood de Opéra Royal de Wallonie geen echt geslaagde ontdekking van een vergeten opera.